22 juni 2009

Tralies

Zondag 24 mei 2009
Uitslapen? Nou dat komt er niet echt van. Op deze zondag. En zodra Tineke wakker is, maak ik het ontbijt. Met een gekookt ei. En weer slaag ik niet in om er een zacht gekookt eitje van te maken. Oké, ik geef het toe. Het eitje is al beter dan de vorige keer, maar ik heb niet goed genoeg opgelet. Niet goed geteld. Maar het smaakt wel. Dat is toch het voornaamste?
Ik ruim zoals gebruikelijk de ontbijtspullen op. Ga lezen, schrijven, puzzelen. De normale dingen van een zondag op vakantie. Een luie dag dus. Maar we gaan ook op pad. Met de Astra, helemaal naar Trahíla.
We komen daarbij ook weer door het vissersdorpje Agios Nikolaos. Maar niet langs het haventje. Omdat we nu de tweede afslag naar dit dorp nemen. De afslag die de (doorgaande) toeristen in de zomermaanden moeten nemen, omdat dan de weg langs de haven is afgesloten. Er is overigens ook nog een afslag naar het stand van Pantazi. Vlak voor Ríglia. Maar dat is iets voor anderen. Wij nemen die weg niet. Toch komen we ook nu weer langs Pantazi. En niet veel verder ligt Agios Dimítrios, te zweten in de zon. Dit dorpje heeft een piepklein haventje. Dit was ooit de ankerplaats voor Kapitanos Christeas en wordt beschermd door de toren die bij een wooncomplex hoort.
De route naar Trahila is een lust voor het oog. Een (soms smalle) weg langs de kust. Rechts van ons het water, links de rotsen die met ons mee lijken te rijden. Omhoog. Langs een enkele grot. Onverwachte slingers in de weg. Maar veel wegkapelletjes zie je hier niet. Kapelletjes voor omgekomen wildrijders. Of voor de kleine wonderen. Rijden de mensen hier voorzichtig? Of rijden er hier helemaal geen Grieken?
Er wordt wel gereden. Dat merken we vlak voor Trahila. Daar worden we geconfronteerd met een tegenligger. Op een breder stuk van de weg, zodat niemand hoeft uit te wijken. Dan wel terug hoeft te rijden.Trahíla heeft een haven. Maar ondanks de stevige boothelling wordt er slechts mondjesmaat gebruik van de uitvaartmogelijkheid gemaakt. De aangemeerde boten zelf zien er ook niet heel bijzonder uit. Geen grote kruisers. Eigenlijk is Trahíla een plaats van weinig. Terwijl het zoveel moois in zich kan hebben.
Op een terrasje boven de haven nemen we een verfrissing. Verse sinaasappelsap. Zonder ijs. Prima voor Tineke. Maar ik heb er liever toch enkele klontjes in mijn sap. En dan op één van die klontjes zuigen. Het water loopt me nu al in de mond. Bij de gedachte dan.
We wandelen het slaapdorpje in en ontdekken dat hier bij bijna alle woningen tralies voor de deuren en de ramen van de eerste verdieping zijn bevestigd. Stevig smeedijzer. Zonder franje, zoals we die wel op de balkons in Kardamíli aantreffen. Dit heeft veel meer weg van wapenen tegen het inbrekersgilde. Zelfs ramen op de tweede verdieping zijn gewapend met ijzeren stangen.
Het begint er trouwens op te lijken dat we het deze vakantie op zondag zonder gebak moeten stellen. Natuurlijk kan ik zaterdag iets meenemen bij mijn bakker, maar dat is niet wat ik wil. En een zaak waar je koffie met (zoet) gebak kan eten ben ik niet tegengekomen, in Kardamili. Nu moet ik toegeven dat ik elders niet goed heb gezocht. In Stoúpa is bijvoorbeeld een mogelijkheid. Vlakbij de hoofdweg, met daarnaast een pinautomaat. Maar goed daar zijn we nu niet. En volgende week zondag vermoedelijk ook niet. Tenzij er nog van alles mis gaat met een Athenereis. Want dan verlengen we misschien ons contract met de kamikaze voor een paar dagen.
Daar moet ik nog maar niet aan denken. Voorlopig concentreer ik mij op de terugweg. Als passagier, want echt de weg wijzen is niet nodig. Ik verheug me heimelijk op een bezoek aan het ministrandje, maar Tineke heeft andere plannen. We komen nu eenmaal langs ons vertrouwde strand. En daar is ook nog eens óns plekje’ vrij. Er staan wel vier eenzame strandstoelen, die door mijn stranddame stijf tegen de rots worden geparkeerd. Zo daar hebben we ook geen last meer van.
Het water kabbelt en heeft een heerlijke temperatuur. Wel moet ik oppassen, want de zee trekt iets en mijn rechterknie vertrouw ik net zover als ik hem zie. En dat doe ik niet. In het water kan ik nauwelijks iets met mijn rechter been doen. Alles komt dus op de armen aan. En de sterke schouders!
Tineke heeft dit jaar geen snorkelspullen meegenomen. Spijt? Een heel klein beetje. Je kunt zonder snorkelspullen de vissen al onder je zien zwemmen, omdat het water hier helder is. Dus met een bril op, voorzien van ademapparatuur, is het helemaal een paradijsje.
Een jong stel dartelt met hun meisje over het strand. En het water in. Vooral de moeder houdt zich met het kroost bezig. De vader is er vooral voor de pleziertjes. Die rent niet achter zijn weglopende meidje aan.
Ik laat me opdrogen en kleed me aan. Ik heb genoeg van het strand. Voor vandaag. Heb genoeg van lauw water drinken. De lemonade is al een dag op. Straks maar een biertje. Dat wordt een Classe Royal, in Duitsland gebrouwen voor de voormalige Oranjeboombrouwerij. Tineke heeft nog niet genoeg van het strand, maar stelt zich op als een genereuze taxichauffeur. En brengt mij terug in Várdia.
Daar blijven we opnieuw de hele avond. Ik krijg zelfs de oven van onze keuken aan de praat en bak een van de twee pizza’s. Met wat extra vette plakjes kaas erop. Misschien daardoor, maar de pizza smaakt alleen maar zout. Maar goed we hebben iets binnen. Lekker is echter anders.

Geen opmerkingen: