Maandag 26 maart 2018
Bijna iedere maandag moet ik op mijn Opa IJsbeer passen.
Meestal wandelen we dan even naar Dirk, nemen daar boodschappen mee en zien
onderweg van alles. Nee, de kikker niet meer. Die is opgegeten door de ooievaar,
zo vertelt mijn opa mij iedere keer als we via een steegje langs een huis komen
waar een kikker stond.
In het water bij de brug is meestal een eendje te zien en
zelden is hij in zijn eentje, meestal zijn het er meer. Soms zelfs wel tien. Ze
gaan vergezeld van een meerkoetje, dat is geen extra grote koe, maar een
zwemvogel. Net zoals de zwaan, die statig door het water glijdt. Soms staat er een gans. En de meeuwen
op de reling van de brug, die zijn brutaal zeg.
Maar goed, onderweg naar Dirk zien we meestal ook een bus,
een blauwe tegenwoordig. En de trein zien we rijden over het spoor. Dan vraag
ik steevast aan mijn opa: ‘Gaan we naar Artis?’
Soms ben ik ook op vrijdag bij mijn opa om op te passen.
En vorige week vrijdag zei mijn opa: ‘Daeley als het maandag mooi weer is, dan
gaan we naar Artis.’
Dus jullie begrijpen dat ik het hele weekend in de wolken
ben geweest en heb zitten en lopen duimen en dromen over al die dieren in de
Amsterdamse dierentuin. Vanmorgen vroeg zie ik bij Opa IJsbeer en Mamoe Tineke
dat het inderdaad een feestdag wordt, want het speelkleed ligt niet op de grond
en de box met speelgoed staat er niet. O, o, ik kan niet wachten tot we
vertrekken. Maar dat moet ik wel. Zeker een uur. Opa pakt een tas in met
spulletjes en eindelijk, eindelijk is die man ook zo ver.
Eerst rijden we een stukje met de blauwe bus. Daarna met
de trein. Dan kan ik lekker naar buiten kijken. Soms hebben we een sneltrein en
dan zijn we heel snel in Amsterdam. Ditmaal hebben we een Sprinter, raar woord
voor een trein die overal stopt. Vandaag hebben we een heel lieve
hoofdconducteur. Op ieder station stapt ze even uit en dan, ja Opa IJsbeer kan
het inderdaad niet laten.
De treinreis
De conducteur die
fluit zij fluit
en niemand mag de
trein meer uit
De trein die gaat
van tsjoeketsjoek
hij is het spoor
een beetje zoek
Gelukkig weet de
machinist de weg
en met een beetje
overleg
komen wij in
Amsterdam Amsterdam
of vind je dat ik
nu erg zwam
De conducteur die
fluit zij fluit
en ook dit versje
is bijna uit
De trein die gaat
van tsjoeketsjoek
deze krabbel
belandt in opa’s boek
Voor mij is zij heel aardig. Wat ik allemaal zie daar
achter in die trein. Daar is een boek mee te vullen. Maar dat kan die lieve
hoofdconducteur beter zelf vertellen. Alleen heeft zij haar naam niet gezegd,
dus kan ik jullie ook niet wijzer maken.
Het laatste stukje gaan we met de tram. Bij iedere halte
hoop ik dat we er al zijn. Als er dan wordt omgeroepen dat de volgende halte
Artis is, dan spring ik bijna een gat in de lucht. Bij de dierentuin mag ik
mijn eigen Artis-pasje laten zien. Opa vraagt waar ik heen wil: ‘Naar de
vissen’, zeg ik. Dus wandelen we die richting op.
Eerst komen we nog langs de apen en bij de tapir.
Speciaal voor mijn broer Yari, die samen met opa vaak door de Tapirstraat
fietst, maakt opa een foto van dit dier. Maar ook om te laten zien dat net als
de olifant dit zoogdier een slurf heet; een kleintje, dat wel, maar daarmee kan
hij wel kleine takjes pakken. Wij zien de Zuid-Amerikaanse tapir, die helemaal
bruin is, terwijl de tapir uit Maleisië een zwarte voorkant heeft en de rest
wit is.
We kijken ook even bij de jaguar. Vorig jaar zijn er twee
baby’s geboren. Die zijn nog een beetje zwart met vlekjes. Die worden door de
gevlekte moeder grootgebracht. Jaguars wonen in de bossen van Zuid-en
Midden-Amerika. Zij kunnen zowel gevlekt als zwart zijn. In tegenstelling tot
leeuwen, die in groepen leven, trekken de jaguars alleen door het bos. In Artis
is er voor hen een heel mooi gebied gebouwd, waarin ze gescheiden kunnen leven.
Het vrouwtje voedt daarom alleen de twee jongen op.
Na de papegaaien komen we bij het aquarium. Het is er
heerlijk rustig. De meeste bezoekers wandelen een rondje door de dierentuin
‘met de klok mee’. Dat doen wij meestal ook, maar nu dus niet. De mensen die
ook naar de vissen zijn gegaan, gaan bijna allemaal eerst naar boven en wij
beginnen onderin en daar zie je wat leeft onder water, maar ook wat er allemaal
door mensen in de Amsterdamse grachten wordt gegooid. Dat vind ik heel erg.
Gelukkig is die rotzooi niet echt.
In tropische gebieden met helder ondiep water leven de
mangrovekwallen, op hun kop. ‘Dat kunnen ze heel lang volhouden. Ik sta ook wel
eens ondersteboven, maar niet zo heel lang als zij.’ Het is een koddig gezicht
als ze omhoog klimmen langs boomwortels. En soms lijken het net parachuutjes.
Opa IJsbeer wil uiteraard nog even langs de zeepaardjes,
zoals mijn oma een voorkeur heeft voor de pinguïns. Maar die zijn niet hier in
het aquarium. Die zeepaardjes wel.
Er zijn zoveel verschillende soorten vissen. Van groot
tot klein. Zelfs goudvissen! Bij Opa IJsbeer zitten die niet meer in de vijver.
Opgegeten door een reiger, die ieder wel een keer langs komt om te kijken of er
wat te snaaien is voor hem. De haai mag ik kriebelen op zijn bek. Er zit glas
tussen, dus het is niet eng.
De pinguïns lopen er vandaag een beetje zielig bij. Het
water is verdwenen. Twee mannen zijn druk in de weer met de waterleiding, zodat
de pinguïns straks weer kunnen zwemmen en plezier en grappen maken.
Bij de gorilla’s, de grote apen, mag ik niet bij het glas
komen. Er is een lintje voor gespannen. Dat hebben ze gedaan om een jonge
gorilla wat rust te geven. Die is geboren in Hannover en daar door de moeder
verstoten en daarom opgevoed door verzorgers. Artis heeft een rustige
gorillagroep en om deze aap aan soortgenoten te laten wennen is ze naar
Amsterdam gebracht en vraagt de oppasser afstand te houden. Maar dat is aan
deze jonge aap, mij dus, niet besteed. Opa roept mij daarom terug.
De zeeleeuwen horen we al van afstand schreeuwen. Wij gaan
naar beneden waar ik voor de ramen naar ze kan kijken. Daar krijg ik ook een
crunchy en wat drinken. De vlinders trekken mij niet zo heel erg, daarom gaan
we een hapje eten bij de Twee Cheeta’s.
Het is de bedoeling dat er hierna in de speeltuin wordt
gespeeld en we bij de wolven gaan kijken. Maar oma belt! Zij gaat vanmiddag
Yari uit school halen en vraagt waar de sleutel van zijn fiets is. Nou in opa’s
blauwe tasje en die heeft opa bij zich. Vergeten eruit te halen. Die man
vergeet zoveel. Begrijpen jullie nu waarom ik op hem moet passen.
Opa zegt dat we nu geen tijd meer hebben voor de
speeltuin en dat we terug naar huis moeten, zodat oma Yari uit school kan
halen. Wel is er nog even tijd om bij de zebra’s te kijken, die aan de rand van
het water staan te drinken. De olifanten staan te ver weg, dus daar lopen we
voorbij. Als goedmakertje kopen we een olifantenknuffel.
Met de tram, trein en bus zijn we vlug terug, vlug genoeg
voor oma, die Yari uit school haalt. Eigenlijk is het ook niet zo heel erg dat
we eerder terug zijn gegaan. Want het is een drukke dag. Vroeg op en al dat
reizen en wat ik allemaal heb gezien.
Dus als oma net wegrijdt om mijn broer te
halen, val ik met een iPad op schoot in slaap en droom van…