10 augustus 2008

Almere

Wie veel reist kan veel verhalen. Maar voor een verhaal hoeft men niet altijd te reizen. Dat is nu zo en dat was in het verleden niet anders.
Karl May kon bijvoorbeeld prachtige verhalen vertellen. Maar denk maar niet dat hij in de Verenigde Staten is geweest voor zijn verzinsels van Winnetou en Old Shatterhand. En ook de plaatsen waar Kara Ben Nemsi is geweest heeft hij niet gezien. En toch zijn de gebieden waar die verhalen zich afspelen geen verzinsels.
Goed luisteren en veel lezen, kunnen daarbij helpen. Het is echter wel zaak om goed op de hoogte te blijven. Wil je een gebied in de achttiende eeuw beschrijven, keer dan naar dat tijdperk terug. Speelt het zich af omstreeks 1960? Denk dan aan die periode, want gebieden veranderen voortdurend. Dat is niet alleen zo in de USA of het Midden-Oosten, maar ook dichter bij huis.
Samen met mijn broer heb ik de voorbereidingen zien treffen voor wat nu onze twaalfde provincie is. Wat waren we nieuwsgierig.Op de fiets, langs uitspanning Oud.Naarden (verdwenen) en dan zelfs helemaal voorbijOud-Valkeveen. Wat waren we ver van huis. Ik voelde me een echte wereldreiziger. Helemaal in Naarden bij – het eind of het begin van - de Meentweg. Daar had je een prachtig uitzicht op bijvoorbeeld de bouw van wat nu de Hollandse Brug is. De A1 liep toen nog niet om de vesting heen, maar was niet meer dan een rijksweg, tussen Bussum en Naarden door, en een stukje er doorheen.Het weidse uitzicht van het water verdween. IJsselmeer werd Gooimeer. Er kwamen namelijk ook dijken, het land viel droog. Er kwamen koolzaadvelden met gele bloemen. Die zorgden voor een droge bodem en er werd lijnolie uit gewonnen. Ze zijn er niet meer, die velden. Soms, heel soms zie je nog een plukje koolzaad bij elkaar staan.
Mijn broer heeft dat niet meer meegemaakt.
Ook de velden en, akkers vol met fazanten, heeft hij niet meer gezien. Ikke wel. Samen met 10us. Wat hebben we genoten. Maar helaas ook die zijn weg. Weggejaagd door boeren, jagers en stadslui. Heel nu en dan zie ik er nog een scharrelen.
Waar? Vraagt een jager heel gretig, toen ik dat vertelde. Nee, waar dat zeg ik lekker niet!De stad (Almere) rukt steeds verder op. En is niet meer weg te denken. Ook de Topsporthal is er gekomen.
Horizonvervuiling, zeggen ze in Muiderberg.Voor ieder bouwplan aan de westzijde van Flevoland, is er een Muiderbergs protest. Ach, neem het de bewoners eens kwalijk. Ze hebben niets anders te doen en politiek eigenlijk ook geen klap in te brengen. Ze vallen onder wereldstad Muiden. En de inbreng wordt alleen maar minde als men samengaat met Bussum, Naarden en Weesp. Steekt de Tweede Kamer daar een stokje voor, dan wordt het over enige tijd wel geannexeerd door Amsterdam.Bovendien die nieuwbouwwijk in het dorp wel eens bekeken vanaf de waterkant. Is dat zo geweldig? Dan toch maar liever een leeg Almeerderstrand.Maar ook vanuit het Gooi gaan veelvuldig negatieve stemmen op over al dat gebouw aan de overkant van het Gooimeer. Inderdaad soms kom je in het Gooi nog aardige taferelen tegen, van een hooglander met een reebokje bijvoorbeeld.Maar verder? Hebben ze vooral boter op hun hoofd. Tonnen uit willen trekken voor een prijsvraag voor vrijstaande woningen op een kaveltje van pakweg anderhalf miljoen, maar geen twee ton overhebben voor sociale woningbouw. De wethouder, die met dit plan in Blaricum op de proppen kwam, is weg. Nee niet weggestuurd. Zo doe je dat niet in de beschaafde wereld. Met opgeheven hoofd mocht hij vertrekken. En zijn plan, dat gaat niet door. Maar die sociale woningen ook niet.En dan maar klagen over al die woningen in Almere, al die hoogbouw.
In Huizen, mijn geboorteplaats, kunnen ze er trouwens ook wat van.Klagen bedoel ik. Bijvoorbeeld over het uitzicht. Maar hebben ze wel eens op de Gooimeerdijk in Flevoland gestaan en dan naar hun eigen woonplaats gekeken?Daar is al heel veel moois afgebroken en wat ervoor terug is gekomen?Daar griezel ik vaak bij. Ja, de appartementen bij de oude haven zien er leuk uit. Er komt een nautisch kwartier, maar zonder Huizer museum. Daar hebben de ondernemers geen geld voor over. Wel voor een stel boothuizen.Dure, overdekte ligplaatsen voor hun boot. Al dan niet met een inpandige zolder, die boothuizen bedoel ik.
Geef mij dan toch maar Almere. Veel energieslimme windmolens. Ja, ze zien er een ietsepietsie anders uit dan de molens uit pakweg de negentiende eeuw.En ach, de stad laat zijn oren inderdaad te veel naar Amsterdam hangen, zodat Muiderberg en Almere misschien straks nog wel eens samen een grote stad vormen.
Iedere stad verandert met het jaar. En dat is zeker het geval met Almere.Ieder jaar komt er wel ergens een gebouw bij. Hoge gebouwen, lage gebouwen. In het beginjaren van Almere wordt er gebouwd in de geest van de jaren zeventig van de 21ste eeuw.Kneuterig, noemde de eerste burgemeester Han Lammers, de stad en zijn bewoners. Dat kneuterige is er nu wel vanaf.
Maar soms wordt er ook wel te groot gedacht, zodat het toch ook weer iets kneuterigs over zich heeft. Neem nu het kasteel, dat een ruïne dreigt te worden.Goed zichtbaar vanuit het Gooi. De gele vlag in top. Wanneer gaat de Gravin van Almere er nu eindelijk eens wonen.
Jarenlang heb ik geroepen dat ik ooit nog eens uit Almere vertrek. Maar die behoefte wordt steeds minder. Inderdaad Almere heeft geen oud centrum, dat kan ook niet bij een stad van iets meer dan dertig jaar. Maar daar krijg ik genoeg andere dingen voor terug. Veel groen, ruimte, mooie doorsteekjes en ach die Amsterdammers die moet je na dertig jaar toch echt zoeken tussen de Almeerders.

5 augustus 2008

Zonsondergang
Na een snel ontbijt breken we de tent af. Nog een overnachting voor we weer thuis zijn. Dat is ons doel. Ergens in de buurt van Lelystad stoppen en daar nog een keer de tent opzetten. Een voordeel is dat de route redelijk in mijn hoofd zit, zodat we niet al te veel om zullen rijden. Nadeel is dat we veel lange rechte wegen voor ons hebben liggen.
Maar goed het eerste stuk is in ieder geval niet vervelend. Tussen de Friese meren steken we door. Overal zien we masten en zeiltjes. Het aantal fietsers in Friesland is niet zo groot. Bij Lemmer en het gemaal Buma rijden we Flevoland in. Terug in onze thuisprovincie, onder de zeespiegel. Het land waar de gemalen hun werk doen, zodat wij droge voeten houden.
Het weer zit mee. De wind laat zich niet zien en horen. De naam Bant kennen de kinderen alleen van het regionale nieuws. Nu rijden we er doorheen. Recht op Emmeloord aan. Ik moet denken aan De Zuiderzeeballade. Tineke begint prompt te zingen. Sylvain Poons is er niets bij. En aan de horizon ligt Emmeloord.
We stoppen in het centrum, even wat eten en drinken. De kinderen doen het prima. Tineke moet Raema wel veel duwen, maar ik probeer dat zoveel mogelijk met haar af te wisselen. Haar ‘loden arm’ kan ik echter toch niet voorkomen. We rijden door Nagele, het dorp met de platte daken. De Ketelbrug is het volgende obstakel. Daarna nemen we de IJsselmeerdijk, boven ons staan de windturbines te draaien. We rijden op het schuine talud, tussen de schapen door die aan de buitenkant van de dijk staan. De kar helt, maar het doet de spaken geen kwaad. Hulde aan de smid en de fietsenmaker in de Ijhorst. Vakmensen.
Bij de Flevocentrale buigen we landinwaarts. Bij Lelystad maken we uiteraard te veel kilometers. Hier willen we overnachten, maar kunnen de camping, die aan de rand van de provinciehoofdstad van Flevoland moet liggen, niet vinden. We eten in een restaurantje in Lelystad-Haven. In het voormalige pioniersdorp, waar ook Rijkswaterstaat lang zetelde. Hout is hier het toverwoord. ,,En hier heb ik de Wiener schnitzel leren eten’’, zal Raema vele jaren later nog eens zeggen.
Aan de zuidzijde van Lelystad moet volgens de kaart nog een camping zijn, bij ’t Bovenwater, iets ten noorden van de Knardijk. Het is daar echter uitgestorven en we besluiten maar om door te gaan. Eerst terug over de Knardijk naar de Oostvaardersdijk. Aan de linkerkant liggen de Oostvaardersplassen, rechts het Markermeer. De zon zakt langzaam in het water weg. Een prachtig gezicht. Die zonsondergang verzet voor even onze zinnen. Zeker voor de kinderen, want voor hen is het toch wel een flinke rit.
We nemen even voorbij het kassengebied in aanbouw de afslag naar industrieterrein De Vaart en komen vanzelf in Almere-Buiten terecht. Het is nu nog maar tien kilometer. Het eigen bed lonkt en daardoor houden de kinderen zich goed. Doortrappen, want de bewolking neemt toe. In de verte zien we het weerlichten. Gerommel. Bij het Oor nog een korte onderbreking. Fietsers vragen de weg naar een camping. Tegenwoordig is er een te vinden bij het Weerwater, bij Haddock. Maar in 1993 kun je of vrij kamperen aan de Hoge Vaart of terecht bij het Muiderzand. Tineke helpt de kampeerders op weg.
Ik rijd met mijn twee kleine meiden door naar huis.
Chapeau.
Petje af.

PS
Ze slapen als marmotten met hun Deense trol in de armen.

4 augustus 2008

Mijn meiden
Tineke blijft zo’n twee weken op Stortemelk, terwijl ik met Harry Homma in zijn auto naar Aalborg in Denemarken rijd, om voor de krant verslag te doen van de Jeugdspelen.
Ik gebruik daarvoor een oude laptop.
In Denemarken gebruiken ze andere stekers dan in Nederland, zodat er eerst een tussenstuk moet worden aangeschaft. Dat werkt niet en in een winkel wordt een noodoplossing gemaakt.
Zo, nu kunnen we via de telefoon ons eerste stukje doorsturen. Dat moet ik daarna dagelijks. Soms meerderde artikelen. Harry vertrekt na een paar dagen en dan sta ik er alleen voor. Het is een week hard werken, maar ook leuk. Echt veel vrije tijd heb ik niet. En het gezonde eten schiet er ook wel eens bij in. Wel start ik iedere dag met een stevig ‘gratis’ ontbijt. Nou ja gratis, dat zit wel bij de hotelprijs inbegrepen.
Voor de kinderen koop ik in Aalborg een Deense trol. Daar zullen ze ongetwijfeld veel plezier mee hebben.
Ik krijg van Joop Kuys, voorzitter van de Almeerse stichting, na afloop van het evenement op zaterdag een lift naar Almere. Op zondag snel enkele afsluitende artikelen tikken en op maandag nog even een paar uur naar de krant.
Die avond zie ik mijn meiden weer.
Tineke is ’s morgens naar het zuiden afgezakt en belandt in Heeg.
Ze zoeken een plekje op een hoekje uit. De mannen op de camping gaan er eens goed voor zitten. Hoe zo’n vrouw alleen met wat kinderen de tent gaan opzetten. ,,Goed luisteren en niet zeuren’’, zegt Tineke. ,,We zullen ze eens laten zien, hoe je dat doet.’’
Het gaat lekker snel en na afloop is Tineke best trots. ,,De tent heeft de hele vakantie nog niet zo goed gestaan.’’
Ik ben net thuis van mijn werk en heb een biefstukje op het vuur staan als Tineke belt om te zeggen dat ze in Heeg op de camping staan en dat ik mijn meiden in de buurt van de VVV kan vinden.
Ik prop het vlees met een boterham naar binnen, rijd terug naar Stad en koop in het centrum bij bakkerij Otto Schaap (tegenwoordig zit daar muziekhandel ’t Oor) nog snel een pakje krentenbollen voor onderweg. En dat gaat het in sneltreinvaart naar het noorden, naar mijn meiden.
Over de dijk gaat het naar Lelystad en dan door naar de Noord-Oostpolder, langs Nagele en door Emmeloord. De wegen zijn recht en gelukkig blaast er een zuidelijk windje in mijn rug.
Het is nog steeds licht als ik Lemmer achter me laat. Ik fiets tussen het Tjeukemeer en de Groote Brekken door. Bij het Prinses Margrietkanaal heb ik pech. Nou ja, wat heet pech; de brug gaat open. Even tijd om uit te blazen. En dan weer stoempen, druk geven op die trappers.
De brede banden zoeven. Wat maken die citybikes toch een prachtig geluid als ze eenmaal op snelheid zijn. Het gaat richting Sneek, tot Hommerts, daar sla ik af naar Heeg.
Het begint donker te worden. Waar is nou toch die VVV?
‘Henk, Henk.’
Ik moet door, want dit is de VVV nog niet.
‘Henk, we zitten hier.’
Ik draai me om en rijd terug. Mijn meiden zitten buiten op het terras van een restaurant en hebben hun toetje voor zich. Dat is ook wat ik krijg een ijscoupe, nadat ik het trio aan mijn brede borst heb gedrukt.
De camping ligt iets verder. We slapen als een roos. Ik ook, zo’n rit schud je toch echt niet zomaar even uit je mouw. En gaat in je benen zitten.

3 augustus 2008

Franse vriendin
Tijdens de voorlopig laatste etappe samen vliegen de grappen door de lucht. Zeker nu de wind weer aantrekt. Het is een manier om niet aan vermoeidheid te denken. Zeker voor de kinderen, die het eind van de reis in de verte zien gloren. De dolletjes hebben vooral te maken met de plaatsnamen in Friesland. In het Fries zijn ze soms mooier dan in het Nederlands, maar een Baard moet je natuurlijk afscheren. Tenzij je Henk heet, want m’n baard is heilig. Uitdunnen, en kortwieken zo nu en dan, prima. Maar afscheren? Wel moet ik het ontgelden.
Ach, een goede compensatie voor de extra kilometers die we ook op deze laatste trip maken, want ik blijf de grotere plaatsen mijden. En beland daardoor in een plaatsje met de naam Lollum.
We zien onderweg talloze windmolens en gemalen, die het lage land hier droog houden. Maar ook fraaie boerderijen – hier een state genoemd – trekken volop onze aandacht.
De Grauwe Kat moet eraan geloven, op weg naar Arum en Kinswerd, waar we bij Greate Pierwei een versnapering nemen.
Harlingen komt in zicht. De Waddenzee lonkt.Even stoppen, tegen de dijk op klimmen en naar het water turen. Achter ons jagen de auto’s, straks gaan ze op zoek naar een parkeerplaats, want de auto mogen ze niet meenemen naar Vlieland.
We rijden het laatste stukje en zetten onze tenten netjes op een grasveld van een camping. De kinderen helpen, moeten ook helpen. Want de volgende keer – op Vlieland - moeten ze de tent samen met Tineke opzetten. Want dan ben ik er niet. De tent staat best vlot en er is daarna nog volop tijd om te spelen.
Terwijl Naomi al lang en breed weer terug is, moeten we Raema roepen voor het eten. Ze is de tijd volledig vergeten. Speelt met ‘haar’ vriendinnetje.Op een glijbaan, op een klimrek. En na het eten is ze meteen weer weg. Naar een camper, waarin haar Franse vriendinnetje verblijft. Zij maken een rondreis door West-Europa, langs kusten.
Met handen en voeten praten die twee. Het is lachen, gieren en brullen. Ze wisselen ook adressen uit, voor vakantie- en kerstkaartjes.
De volgende ochtend nemen die twee uitgebreid afscheid van elkaar. Opschieten, want de boot moet worden gehaald.
De tenten zijn ingepakt. De kar hangt al achter Tinekes fiets. Oei, dat is zwaar, zegt ze. Inderdaad, het is geen makkie om met de kar te rijden. Ik help haar tegen de dijk op en dan gaat het verder wel. Op naar de haven, naar de boot.
We zijn keurig op tijd en nemen uitgebreid afscheid.Tineke gaat met de meiden naar Vlieland en ik rij met een tussenstop aan de haven van Lemmer terug naar huis.
Ontgroenen
De volgende dag moeten we knopen doorhakken. Waar gaan we heen. Ja, naar Harlingen. Dat weet ik nu wel. Maar hoe?
Via Leeuwarden? Gaan we bovenlangs bij Leeuwarden of onderlangs de Friese hoofdstad. Tineke kiest voor het laatste en laat zich daarbij leiden door het weer. Er komt een straffe wind uit het noordwesten. En er is nog steeds sprake van enkele regenbuien. In de loop van de dag zal het wel iets beter worden.
We laten de beschutting van de bossen snel achter ons en komen in een landschap met veel kanaaltjes en vaarten terecht. Met daartussen talloze liniaalrechte wegen waar geen einde aan lijkt te komen. Met een iets betere kaart kunnen we misschien kilometers kunnen afsnijden. Nu rijden we veel te veel. We maken haakse hoeken, waar een haas trots op kan zijn. Alleen gaat het bij ons niet zo snel. Toch durven we wel een wedstrijdje met een schildpad aan te gaan. Dat winnen we met glans. Tenzij het schildpad vals speelt.
We komen door plaatsjes met schilderachtige namen als Jubbega en Tijnje.
Wist je dat Friesland z’n eigen Poppenhuizen heeft. Nog nooit gezien die Friese Poppenhuizen?Foei toch, ga maar eens kijken. Je gelooft je eigen ogen niet.
Tineke helpt Raema vooruit en houdt er een lamme rechterarm aan over. Dus maar even stoppen bij een sluis. Een patatje eten.
En ondertussen talloze woordspelletjes spelen. Zeker als je langs Wellesloot komt. Nietesloot, wellesloot, nietesloot, wellesloot.
En dat kunnen m’n meiden kilometers volhouden.
Maar ik win; het is geen sloot, maar een kanaal.
Gelukkig wordt het weer steeds beter en in het bijzonder fraaie Akkrum genieten we niet alleen van het Friese schoon, maar ook van het doorgebroken zonnetje.
Ik stel voor om bij Atje Keulen-Deelstra op bezoek te gaan.We moeten daarvoor naar Jirnsum, waar we een plekje vinden op een camping langs het water.Een camping met onvervalst groen gras, zodat je het standplaatsje niet eerst hoeft schoon te vegen, te ontdoen van dennenappels en dennennaalden.
Met een wandelingetje door het dorp alleen, red je het niet om het huis van de fameuze voormalige hardrijdster op de schaats te vinden. Nee, kinders jullie waren er toen nog niet. Het is de tijd van Ard en Keessie en van Atje en Stien Baas-Kaiser. Dat is wat anders dan Sven Kramer en Ireen Wüst en Paulien van Deutekom. Toen droegen ze nog wollen mutsen en schaatsten buiten in de vrieskou of op smeltende banen, tegen de wind in of in sneeuwstormen. Geen overdekte banen in ieder geval, die waren er alleen voor de kunstrijders en de ijshockeyers.Maar ik dwaal af, zoals ik ook dwaal zonder de woonstee van deze beroemde vrouw te vinden.
Raema vermaakt zich aan het water met de eendjes, die haar achtervolgen nadat zij hen gedresseerd heeft.
Aan de wal liggen talloze bootjes die ook een plekje op deze camping hebben weten te vinden.
Voor de avonduren hebben we voor Raema nog een (onaangename) verrassing in petto.
We maken namelijk nog een fietstochtje; naar Grouw, aan het Pikmeer. Daar is ’s avonds een feest aan de gang.
Het betreft een ontgroeningfeest, waarbij jongeren ingesmeerd worden met groene zeep. Er komt water aan te pas en meel en veren. Nee, geen pek en veren. Meel en veren. En nog veel meer ongein. Wij vermaken ons prima.
De gezichten van Naomi en Raema worden beschilderd. Echte maanmeisjes.En het ijsje, dat hebben ze die dag meer dan verdiend.

1 augustus 2008

Onweer
We zijn door de fietspech iets langer in de IJhorst gebleven dan we aanvankelijk in deze omgeving willen blijven. Daarom is een flinke ruk noordwaarts wenselijk. En wat doe je dan? Dan zoek je allereerst bekend terrein op. Zover je daar van kunt spreken uiteraard.
We rijden door Ruinerwold, Ruinen en Ansen met zijn Anserdennen. De fietskar komt goed door dit terrein heen en stuwt mijn fiets op de glooiende paden bijna automatisch voorwaarts in de richting van Dwingeloo.
Het wordt hier ook meteen wat drukker. We pakken de weg naar Diever en steken bij Dieverbrug niet alleen de Drentse Hoofdvaart over maar ook de drukke Rijksweg. Dat was vroeger dé verbindingsweg naar Assen en nog noordelijker naar Groningen. Sinds de komst van de snelweg, die van Zwolle via Hoogeveen naar het noorden gaat, wordt de Rijksweg veelal door het sluipverkeer gebruikt, maar het vormt ook een toeristische slang naar het noorden. Gelukkig staan er verkeerslichten bij het kruispunt bij Dieverbrug, zodat we veilig de overkant bereiken.
Net buiten Diever ligt op landgoed Berkenheuvel in het Wapser Zand een Onderduikershol, het vormt een schuilplaats voor een forse regenbui. Het hol is gegraven door enkele jongens uit Diever, die zich hier verstopten voor de Duitsers. De ruimte is in de loop van de Tweede Wereldoorlog verder uitgebreid en tenslotte enige tijd permanent gebruikt. Ook voor het opvangen van geallieerden, zo zijn er wekenlang twee neergeschoten Amerikaanse piloten verstopt, tot ze via het verzet zijn weggevoerd. Het hol is ook nog gebruikt als uitvalsbasis door het verzet bij allerlei acties in de omgeving en er allerlei bruikbare goederen, zoals medicamenten, hebben hier opgeslagen gelegen.
De verrader slaapt echter nooit. Dat was toen en is nog steeds zo. De Duitsers zijn op het spoor van het goed verstopte hol gezet door collaborateurs. Het eind komt op 22 november 1944. Iedereen in de omgeving wordt opgepakt en uiteindelijk zijn er acht mensen gefusilleerd.
Voor onze veiligheid en van die van alle andere bezoekers van deze historische plaats is het Onderduikershol na de oorlog versterkt en de ingang is bovendien zichtbaar gemaakt. Vanaf het Onderduikershol loopt een mooie route noordwaarts langs het Wapser Veld door het Nationaal Park Drents Friese Wold. Het gebied gaat naadloos over in de Boswachterij Appelscha.
Ik stel voor om daar ons einddoel van te maken, voor die dag. Twee redenen voer ik hiervoor aan. Appelscha heeft een pretpark, dus leuk voor de kinderen. Bovendien nodigt het weer niet aan om veel verder te rijden.
Het weer wordt namelijk steeds onstuimiger. Weliswaar voorkomt het dekje op de kar dat onze spullen nat worden, maar morgenochtend een natte tent inpakken daar heb ik geen trek in. We gaan daarom op zoek naar een overdekte slaapplaats.
Bij die speurtocht worden we geconfronteerd met een asielzoekerscentrum, in het recreatiepark De Roggeberg. De asielzoekers staan sip buiten de hekken in de regen te wachten.
Te wachten op wie?
Te wachten op wat?
Wat hebben wij het dan eigenlijk goed met zijn allen.
We vinden een pension, waar we twee kamers kunnen boeken voor een nacht.
In de woonkamer kijken we met enkele volwassenen naar De Tour de France, die verreden wordt. Tot verdriet van Raema. Die heeft zelf al genoeg gefietst. En heeft er geen trek in om ook nog eens naar een stelletje bedriegers op de fiets te kijken.
Zij heeft haar oog laten vallen op het Klokhuis, maar in een zoetzure appel hebben de meeste volwassenen geen trek. Ja, en dan wint de leeftijd. Helaas.
We gaan buiten de deur eten, bij een Chinees. Ja, die hebben ze ook in Appelscha, zonder klokhuis.
’s Nachts trekt een hevig onweer over het Friese land en ons pension. Oh, wat zijn we blij dat we deze keuze van overnachten hebben gemaakt.