24 november 2015

Prinsesje en de knipoog

Maandag 23 november 2015

Verwacht van mij geen nieuw sprookje, want daar ben ik veel te nuchter voor. Voor sprookjes vertellen. En ze bedenken? Dat laat ik liever aan anderen over. Net zoals avonturen beleven. Dat overkomt anderen altijd. Maar mij? Welnee. Ik heb maar een saai leven. Of toch…
 Mamoe moet vanmorgen werken en oppassen is wel heel vermoeiend voor Opa IJsbeer. De gehele dag binnen zitten en mij in de gaten houden, daar wordt hij heel lui van en dan valt hij aan het eind van de ochtend in slaap. Maar als hij met mij op pad gaat, dan is hij niet bij te houden. Niet tegen te houden, dan gaat hij maar door. Als ik niet zo nu en dan nee tegen hem zeg, nou dan liepen we nu nog. In Artis. Want daarheen heeft Opa IJsbeer mij meegenomen. Eerst met de bus en toen met de trein en nog een keer met de tram.
Maar het begint allemaal met papa, die mij in de blauwe auto bij opa brengt. In de kleine blauwe auto. En als opa klaar is met zijn klusjes gaan we met de bus naar Almere Stad. In de bus wordt de buspas van opa gecontroleerd door een collega van papa. En dat duurt en duurt maar. En er wordt nog een keer gekeken. En bijna zeg ik tegen die controlemeneer dat ik het apparaat in de bus echt heb horen piepen en dat mijn opa echt wel heeft ingecheckt. Maar toen is alles toch nog in orde en gaat de bus weer rijden.
 Op het station stappen we in een extra trein, een intercity, zo’n snelle trein die nergens stopt. Alleen in Amsterdam. Deze trein komt uit Duitsland vertelt opa. Het is een heel lange trein, met alleen aan de voorkant een locomotief en er zijn veel bladen om in te bladeren. En die zijn allemaal in het Duits. Ja, dat heb ik natuurlijk nog niet geleerd, Duits bedoel ik. Ik ben ook pas drie.
 Op het centraal station heeft opa nog snel wat krentenbollen voor ons gekocht. Nou ja snel. Bij de HEMA hebben ze wel allerlei andere broodjes en bij de AH zijn er nog maar twee. Toen heeft een vriendelijke vrouw er nog een aantal gebakken en hebben we voldoende broodjes, zodat ook mamoe nog een broodje heeft.
Mamoe een broodje? Maar die is er toch niet bij? Nee, maar dat komt nog. Dat weet ik op dat moment ook nog niet, dus niet zo ongeduldig doen, eerst nog de tram.
De tram staat er al en opa ziet een bank achterin waar we samen kunnen zitten. Nadat de tram twee keer is gestopt, komen er heel veel kinderen in de tram. Zo veel dat iedereen moet gaan staan. Nee, niet de mensen die al zitten, die mogen blijven zitten. Maar de rest, die naar binnen is gekomen, die moet allemaal staan. Nou en toen is het zo druk, dat we pardoes de halte van Artis voorbij rijden. We zijn toen een klein stukje terug gewandeld naar de ingang en daar heeft Opa IJsbeer voor mij een eigen Artiskaart gekocht. Ik ben al drie, dat heb ik je net verteld, en dan moet je betalen om in de dierentuin te mogen. Omdat ik nu een eigen kaart heb, een abonnement, mag ik er altijd in. Nou ja altijd, als de dierentuin open is. Wat ben ik trots. En ik mag mijn eigen kaart aan de mevrouw laten zien en die heeft meteen gekeken of de kaart wel goed is. 
En dan wordt het tijd voor een rondje dierentuin. Ik kan er niet omheen, of beter gezegd, we wandelen er uiteindelijk wel omheen, om de kamelen, die samen met het watoessirund op het kamelenveld staan. Die koeien hebben wel heel grote horens. Dat heb ik door de verrekijker nog eens van dichtbij kunnen zien. Jammer dat die kijker zo hoog staat, waardoor opa mij moet optillen. Dat kan hij een tijdje volhouden, maar niet te lang.
 In het vogelhuis heb ik geen trek, maar wel in een broodje krokodil. Het is een onechte gaviaal, volgens opa dan. De ene is heel lui en komt niet van zijn plek en de andere glijdt door het water en blijft daarna ook stil liggen.
Aan de andere kant van de gang heb je het hok van de komodovaraan, een hagedissoort. Hij knipoogt naar mij, maar dat wil ik niet. Ik vertrouw hem niet met zijn lange nagels. Ik heb gehoord dat hij tijdens zijn maaltijd bijna zijn gehele gewicht kan opeten. En ik heb geen zin om zijn volgende lekkere hapje te zijn.
 We wandelen weer naar buiten, langs nog meer hokken en beelden. Want Opa IJsbeer kan het niet laten om ook daar foto’s van te maken. En natuurlijk van de leeuwen. Dat zijn heel sterke dieren. En die haren van de mannetjesleeuw noemen ze manen. Nee geen maanen, dat is wat anders. En weet je wat ik bij die leeuwen ontdek, waarom veel mensen met een poes in huis een krabpaal hebben staan? Dat hebben ze afgekeken van Artis, want die hebben er een voor meneer leeuw neergezet, zodat hij zijn nagels kan slijpen. Wij hoeven dat niet, wij kunnen daarvoor een schaar gebruiken, of onze tanden. Vraag maar aan Opa IJsbeer. 
In de verte hoor ik de Afrikaanse wilde honden blaffen. Die hebben net een stuk vlees gekregen en staan dat te verscheuren. De olifanten zijn binnen. Het zand van het hok wordt verschoond en ze krijgen ook nieuw zand. Dat duurt even en al die tijd moeten ze binnenblijven en kunnen we ze niet zien. Jammer. Maar dan staat ineens Mamoe er. Dat is ook voor mij een verrassing. En Mamoe neemt meteen de regie over en we vertrekken naar de kleine zoogdieren. 
Knipogen naar de dwergoeistiti wil ik wel, maar deze kleinste apensoort is zo druk met eten dat de apen mij niet zien staan. Jammer voor hen, want toevallig ben ik wel het leukste prinsesje van de hele wereld en ken ik heel veel dansjes en liedjes.
 Via de beverrat, die worteltjes lust en misschien ook wel worteltjestaart, en de stokstaartjes komen we bij de giraffe en de zebra. 
Mamoe vindt het nu eindelijk ook tijd worden voor de Californische zeeleeuw. Wat kunnen die goed zwemmen zeg. Op hun buik en op hun rug. Veel beter dan Gianny, mijn grote broer. En ook veel beter dan opa. Dat is niet zo moeilijk hoor, want die heeft geen zwemdiploma. Heeft hij niet nodig zegt hij. Nou ik wil wel een diploma, zodat ik net zo goed kan zwemmen als de dolfijnen. Niet dat die hier zijn, daarvoor moet ik een keer met opa naar Harderwijk. Of met mama en papa. Maar met Opa IJsbeer is ook wel leuk. Het is nu tijd voor de lunch. We hebben de krentenbollen niet voor niets gekocht. En opa heeft ook nog een extra pakje drinken in zijn rugtas gestopt voor mij. 
En dan krijgt opa ineens vlinders in zijn buik; zijn wij, mamoe en ik, hem kwijt. Maar gelukkig duurt dat maar even en blijkt Opa IJsbeer gewoon op jacht te zijn. Hij jaagt op de morpho, dat is een mooie vlinder met blauw als hij aan het vlinderen is. De vleugeltjes gaan echter zo snel dat het opa niet lukt hem vliegend op de foto te krijgen. Wel rustig op een schoteltje. En we zien ook andere vlindersoorten, zoals de passiebloemvlinder en de uilvlinder. Maar mijn broer weet daar veel meer van te vertellen dan ik, want hij is hier al heel vaak geweest met Mamoe en heeft ze allemaal al aangestreept of is het afgestreept.
 Met Mamoe wandel ik over het spookpaadje van het verdwaalbos naar de gorilla’s. Die zijn bijna net zo sterk als de leeuw. 
We gaan nu nog even naar de zwartvoetpinguïns, de lievelingsdieren van mamoe. Zij vindt dat zij zo leuk waggelen en ik probeer ze na te doen. Deze pinguïns leven nu in Artis. Maar ook in Zuid-Afrika. Ze houden niet van ijs, hoewel je dat misschien wel zou denken. Ze kunnen ook niet vliegen, maar wel zwemmen, ook onder water, dan maken ze een vliegbeweging en kunnen wel dertig kilometer per uur zwemmen. Dat is hard hoor.
 Opa IJsbeer wil nog even naar het aquarium. Daar drukt hij zijn neus tegen de ramen bij het gestreepte zeepaardje. Die vindt hij zo neutig. Dat woord heeft hij onlangs geleerd en is Huizers voor leuk. Nou ik vind ze ook wel neutig. Tante Raema heeft trouwens liever een gewoon paard, in de gang staan. Maar ik denk niet dat oom Daniël dat leuk zal vinden. 
Ik wil naar de haaien. Dat heb ik van mijn neefje Yari geleerd, toen we hier samen zijn geweest. Maar eerst zie ik nog heel grote vissen. Ze hebben in het aquarium verschillende soorten haaien zoals de kleine verpleegsterhaai. die overdag slaapt. En de luipaardhaai, die maar heen en weer zwemt en wel twee meter lang kan worden. Ik zie ook nog een stierkophaai. Die wordt niet zo groot hoor, tussen de een en anderhalve meter. Hij is bijna niet bij mij weg te slaan. En maar knipogen. Ook al. Hem durf ik wel te haaien. Maar dat gaat niet want er zit glas tussen ons. Jammer hè, althans dat vind ik zo.
 Mamoe vind het nu welletjes en wil naar huis. Zij gaat alvast naar de uitgang en Opa IJsbeer en ik komen iets later. We wandelen heel rustig; met mijn kleine beentjes kan ik mamoe niet bijhouden. Als we bijna bij de uitgang zijn zien we haar weer. Heeft ze een tijgertje in haar jas verstopt. En die krijg ik. Mamoe zegt dat het een leeuw is, maar ik vind het een tijger. Daar heb ik er thuis ook al een van, maar die is gestreept en deze niet. Dus toch maar een leeuw?

Zo de dag zit er bijna op. We gaan met de tram en de trein terug en bij het station Almere Buiten staat papa al te wachten in de kleine blauwe auto. Samen met Mamoe zwaai ik als we met de trein langs rijden. Bij de auto geef ik Mamoe en Opa IJsbeer nog een dikke knuffel en opa? Die geeft mij bij deze opnieuw een vette knipoog.
  










12 mei 2015

Logeren

Maandag 11 mei 2015

Door een klein maar niet al te ernstig ongelukje zag ik mijn papa sneller dan verwacht. Hij kwam mij en mijn broer Gianny en mama in de loop van de middag in het centrum van Almere Stad ophalen met de auto. Daar kreeg ik een kusje van mijn neef Yari, een knuffel van Mamoe en deed een high five met Opa IJsbeer, die samen met Yari en Mamoe met de bus naar Buiten gingen.
Het was ook het einde van een logeerpartij. Ik heb wel vaker bij Mamoe en Opa IJsbeer geslapen, maar nooit eerder drie nachtjes achter elkaar en dat is toch wel erg lang. Niet dat ze niet lief voor me zijn, maar het liefste slaap ik toch in mijn eigen bedje in mijn eigen huis.
Omdat mijn mama mij met de bus brengt ben ik al vroeg vrijdagavond in Buiten en kan ik nog een tijdje doktertje spelen. Dat is hartstikke leuk. Opa heeft au in zijn teen en dan ga ik luisteren en hem beter maken met een spuit. Daar ben ik heel goed in. Net zo goed als Mamoe toen die jong was en mensen beter maakte.
Zaterdag is het heel mooi weer en kan ik buiten spelen in de zandbak. Met opa ga ik boodschappen doen en ik mag de toetjes uitzoeken. Voor mezelf en voor mijn broer, die morgen ook komt. We eten soep met balletjes. En na het eten neemt Opa IJsbeer mij nog even mee voor een rondje langs het water. Een zwaan stopt steeds weer zijn kop in het water. Niet omdat de zwaan verstoppertje speelt, maar hij is aan het eten.
Als we terug zijn brengt opa mij naar bed. Maar eerst wordt er een klein verhaaltje vertelt. Dat wordt al snel lachen, gieren en brullen. Over dierentuinbeesten die worden veranderd door een tovenaarsprinsesje. En weten jullie wie dat is? Dat prinsesje, dat ben ik? En ik verander jullie in een kikker! 
Zondagmorgen slaap ik een uurtje uit, omdat het gisteren heel laat is geworden. Opa gaat eerst een uurtje werken op de computer en gaat daarna in de tuin een bankje lakken. Ik mag ook de tuin in en ga met zand spelen. Dat is nog een beetje vochtig en daar krijg ik dan vieze vingers van. Van opa mag ik niet bij het bankje komen, omdat er anders misschien wel zand op het lak komt. Flauw hè. Maar goed, ik moet luisteren en zal daarom maar doen wat opa zegt en op de tegels blijven.
Aan het eind van de middag komt Gianny ook, met Mamoe mee. Die zijn bij Ajax geweest. Daar ga ik ook voetballen. Als ik groot ben. En zeg niet dat meisjes niet kunnen voetballen, want dat is niet zo. Mijn mama kon ook héééél goed voetballen. Bijna net zo goed als Mamoe. En dat zijn ook meisjes. Opa IJsbeer is geen meisje en een jongen en kan niet voetballen. Die kon goed door een hoepel duiken.
Vanavond eten we patat en na het eten mag ik nog even spelen voor ik ga slapen. Gianny en ik slapen op dezelfde kamer en als  we vandaag wakker zijn geworden, spelen wij heel zachtjes even op onze kamer. Niet zachtjes genoeg want Opa IJsbeer hoort ons. Hij is al wakker en haalt ons naar beneden en maakt een boterhammetje voor ons.

Vandaag gaan we naar Artis. Gianny, ik en mijn neef Yari, die vanmorgen ook komt. Eerst gaan we met de bus. Domme opa vergeet zijn buspasje, die zit in zijn jas. Omdat het lekker weer is heeft hij zijn jas niet aangetrokken en niet meer aan de kaart gedacht. Samen met Mamoe wachten we in het bushokje tot Opa IJsbeer terug is. Daarna mogen we met de bus en de trein en de tram naar de dierentuin.
Daar is het al heel druk. Omdat wij pasjes hebben, nou ja ik krijg een pasje als ik drie jaar ben, mogen wij zo doorlopen. Ook Yari ondanks dat die zijn pasje kwijt is. Mamoe regelt dat als we Artis uitgaan. Maar dat kost wel weer centjes. 
Meestal gaan we in de dierentuin eerst naar links, net zoals de meeste mensen doen, maar nu wandelen we de andere kant op. Omdat het daar iets rustiger is. En daardoor hebben we ook tijd om andere dieren te zien. Maar eerst zie ik de grote watoessirunderen met hun grote hoorns. Ze liggen lui te kauwen in het zonnetje.
Via de apenrots komen we bij het gibboneiland. Dat zijn apen. En die klauteren via een touw over het water. Een mooie gouden en een zwarte en ook een kleine gibbon. De baby kan ook al heel goed klimmen en wordt soms door de mama geholpen. Die neemt de kleine gibbon dan op de heup, net zoals Opa IJsbeer mij soms op zijn heup draagt. Als de afstand tussen twee takken te groot is, helpt mamagibbon een handje. Het zijn net mensen.
We wandelen verder langs de ibissen, de lama’s en de tapirs, die ook al lui zijn net als de runderen. De miereneter is er niet omdat er kleine mierenetertjes zijn geboren. Opa vindt dat de capybara’s wel een beetje op muskusratten lijken. Nou ik denk er heel anders over. Ze zien er gewoon dolletjes uit. Het zijn waterzwijntjes en houden van een krop sla.
Natuurlijk 'gaan we naar de haaien'. Net als Yari en Gianny vind ik dat enig om te zien. Opa bekijkt alles van een afstandje. Mijn broer en neef mogen in de hoofdgang van het aquarium vrij rond lopen en hij let op dat ze niet de gang uitgaan. Ik blijf bij mamoe.
Als laatste vissen zien we de roodbuik piranha’s. Die hebben heel scherpe tanden. Ze zijn erg gevaarlijk als ze honger hebben en kunnen ook een mens dan in stukken scheuren.
Voor Mamoe gaan we naar de pinguïns. Daar drinken we een sapje en eten een krentenbol, die opa in zijn rugtas heeft meegesjouwd. Ook krijgen we een hartje. Yari heeft liever een tumtummetje, maar die hebben we niet bij ons. Daarom neemt hij ook maar een hartje.
Een grote gorilla zit met een takje heel stoer te zijn, maar de show wordt toch weer eens gestolen door de stokstaartjes. Die recht overeind zitten, of is het toch staan, en vragen of je hen wel goed zien.
En besteed je geen aandacht aan ze dan draaien ze hun rug naar je toe. Of is dat hun spel? 
In de vlindertuin is het altijd heel warm, benauwd. Maar omdat het buiten ook lekker warm is vandaag, is het verschil niet zo heel groot. Opa laat mij zien dat een vlinder op een stuk banaan zit. Daar eet-ie van. Er zijn heel veel vlinders in de tuin. Hele grote, ja halve vlinders zie je alleen in een reclame, hier zie je alleen hele vlinders. Ze hebben mooie kleuren, blauw en geel en oranje en zwart.
Na de zeeleeuwen, die we beneden bekijken als ze 'onder water' zwemmen, gaan we naar de waterval. In de buurt zitten jonge eendjes. Dat ze die hier ook in Artis hebben wist ik niet. Zouden die eenden verdwaald zijn in de dierentuin?
We mogen nog even spelen in de grote speeltuin. De touwladder is voor mij nog te moeilijk en terwijl mijn broer en neefje klimmen neemt opa mij mee naar de kleine glijbaan.
Daar staat ook een wip, waar ik samen met een ander meisje op mag wippen, terwijl opa voor het verstoren van het evenwicht zorgt.

Uiteindelijk komt aan alles een einde. De giraffen zitten op een afstandje op een kluitje. De gieren zitten in hun kooien. En dat is het einde van dit bezoek aan de dierentuin van Amsterdam.
Mamoe ververst haar Artispas en zorgt ook dat Yari een nieuwe pas krijgt, dan gaan we met de tram en de trein terug naar Almere, moeten in Weesp overstappen. 
En dat ongelukje? Nou laten we het daar maar niet meer over hebben.

12 april 2015

De zeeleeuwen worden nat

Zaterdag 11 april 2015

Natuurlijk houd ik veel van Mamoe en Opa IJsbeer en vind ik het leuk om daar zo nu en dan te zijn, maar het liefste ben ik toch bij mijn papa en mama. En dat laat ik ook merken als mijn papa en mama mij vrijdagavond bij opa en oma achterlaten. Mamoe troost mij en uiteindelijk ga ik slapen. Waarom ik niet thuisslaap? Omdat mama vandaag moet werken en papa een goede daad verricht bij de Hoogvliegers. En ik ben daar nog te jong voor, om ook mee te helpen. Maar reken maar, over tien jaar dan sta ik ook te helpen.
Goed ik logeer dus in de Faunabuurt en opa haalt mij vroeg uit bed. Wij gaan samen naar Artis. Dan gaat de dag ook lekker snel voorbij. Over Artis weet ik al heel veel, maar er is natuurlijk nog veel meer te zien. We gaan eerst met de bus en dan een stukje met de trein. Omdat er werkzaamheden ‘op het spoor’ zijn, rijden niet alle treinen. Wij hebben eerst een trein richting Hoofddorp, die niet verder gaat dan Diemen-Zuid. Die kant moeten wij niet op en daarom stappen wij over in Weesp. Onderweg heb ik schaapjes gezien, in de wei. Maar nog geen koeien. Waarom dat die nog niet in de wei mogen lopen, weet ik ook niet.
Als we in Weesp komen, staat de trein naar Amsterdam Centrum er al en die rijdt even later ook weg. Voor we het weten zijn we op het eindpunt. De tram is er nog niet, maar dat is niet erg. We wachten rustig en kunnen in een lege tram instappen. Bij Artis is het heel rustig en omdat ik al over een eigen pasje beschik, mogen wij zo doorlopen.
De kamelen zijn de eerste dieren die ik zie en een paar ezels. De herten met hun grote geweien kan ik niet vinden. In eerste instantie althans. Opa zegt dat ze er vandaag misschien niet zijn, maar ze hebben zich verstopt achter de ruggen van de dromedarissen. En dan ineens springen ze overeind en zie ik ze lekker toch.
Opa IJsbeer laat mij een ooievaar zien. Die komt over enkele maanden mijn broertje brengen, zegt hij. Nou hij vertelt wel vaker verhaaltjes. Ik geloof hem niet. Mijn broertje zit in mama’s buik en wordt echt niet in een theedoek – door de lucht – bij ons thuisgebracht door de ooievaar.
Bij de leeuwen gaan we op een bankje zitten en eten een krentenbol. De leeuwen zijn lui vandaag. Mamaleeuw en die andere vrouwtjesleeuw liggen aan de ene kant en papaleeuw aan de andere kant. Ze geeuwen eens, vooral voor de fotografen, en besluiten om verder geen aandacht aan de mensen te besteden.
Wij wandelen nu naar de krokodillen. Die hebben scherpe tanden en als je niet oppast, bijten ze zo in je bil. Niet dat ik daar bang voor ben, want tussen de krokodillen en mij zit glas. En daar kunnen ze niet overheen springen. Ook de krokodillen zijn lui en liggen bijna bewegingloos in het water. Achter glas liggen ook de slangen. Daar hebben ze er veel van in Artis, boa’s en een python, maar ook andere slangen, waar ik echt niet alle namen van ken. Als ik vaker naar de dierentuin ga, leer ik ze misschien wel vanzelf kennen, zoals deze roodstaart rattenslang.
De olifanten staan een beetje dik te zijn en een van die dieren wijst met zijn grote slagtanden naar mij. Gelukkig heeft hij die nog en is hij niet in Afrika, want daar wordt op ze gejaagd, vanwege die tanden. Die zijn van ivoor en daar wordt in China heel veel geld voor betaald.
Ik neem opa mee naar de Californische zeeleeuwen. Die doen kunstjes en krijgen daarvoor een visje. We moeten nog wel even wachten voor de oppasser met zijn emmertje vis komt. Een reiger staat ook al te wachten, maar die krijgt helemaal niets.
Wel zielig. En de pinguïns, twee zitten er eerst nog in een hok, krijgen ook geen vis. Als de oppasser komt, begint het te regenen. Hij heeft daarom een regenpak aangetrokken. Maar voor de zeeleeuwen heeft hij geen jasje meegenomen en die worden daarom nat. En als ze zwemmen, vraagt opa, worden ze dan niet nat? Nou dat is anders…
Omdat het regent laten wij de tweede demonstratie maar zitten en gaan naar binnen, naar de vlinders. Het is daar heel warm en opa ziet niets meer door zijn bril. Ook moet hij voortdurend de lens van de camera poetsen, omdat die ook beslaat. We zien hele grote vlinders.
Natuurlijk zijn ze heel en niet half, zoals op die reclame. Ze fladderen en zitten op eten, een meneer sproeit de bladeren. Over een paar jaar zal mamoe mij wel leren wat de namen van al die vlinders zijn. Nu zijn ze nog gewoon mooi.
Het aquarium vind ik in Artis altijd heel leuk. Daarom gaan we daar ook heen. Maar eerst komen we nog langs stokstaartjes en de wolven. Die zijn bijna net zo lui als de leeuwen en vertikken het om te huilen. Zelfs niet als ik begin te huilen als een wolf. Omdat het nog steeds regent lopen we ook bij de insecten binnen. De meeste zijn heel klein en daarom vind ik ze niet echt leuk. Behalve die grote spin natuurlijk, die is wel zo groot als een vogel. Daarom noemen ze hem ook zo.
Maar uiteindelijk komen we toch bij de vissen en vooral de haaien. Daar kan ik naar blijven kijken. Opa IJsbeer vindt dat goed en die gaat op een bankje zitten, terwijl ik met mijn neus tegen de ramen geplakt zit. Ik zie ook wel andere vissen, maar de haaien vind ik het leukst.
Wie ook leuk zijn? De paardjes, de zeepaardjes. Er zijn babyzeepaardjes, in een buisje. Die komen uit de buidel van papa zeepaard. Raar is dat, want bij de meeste dieren zorgt vooral mama voor de kleintjes en draagt ze in haar buik. Bij de zeepaardjes is dat niet het geval.
Het wordt langzaam tijd om weer te gaan, maar eerst nog even bij de kleine zoogdieren langs. De fennek blijft mooi, evenals de kleine aapjes en de marmotten, maar ik heb al zoveel gezien, dat ik daar eigenlijk niet meer naar wil kijken.
Zelfs de apenrots vind ik niet interessant. Opa koopt in de kiosk nog een boekje met verhaaltjes en liedjes voor mij en dan gaan we naar Almere terug.
Mamoe staat al te wachten en leest mij voor van Dikkertje Dap. Dat wil ik ook wel, van de nek van de giraf glijden. Dat doen we de volgende keer weer, belooft Opa IJsbeer. Door de regen is de giraffennek nu te nat geworden.