30 december 2013

Opa leert zijn kleinzoon schaken

Tineke leert onze kleinzoon in een kwartiertje de namen van de schaakstukken en welke zetten ze mogen doen. Het leren schaken laat ze daarna aan mij over. Maar hoe doe je dat eigenlijk? Ik heb werkelijk geen flauw  idee. Zelf heb ik het schaken geleerd uit een boekje. Geschreven door Hans Bouwmeester. Het waren meerdere boekjes, verschenen in de Prismareeks. Pockets in een handig formaat, die zetten, openingen en trucjes bevatten. Alsmede tekeningen van stellingen en dat speelde ik dan na. Ik was toen een jaar of tien, elf misschien.
Thuis kon niemand schaken, dus aan hen had ik niets. Mijn vader heeft het daarna van mij geleerd en een buurjongen kon het. Verder kende ik niemand. Daarom bleef het spelen vooral beperkt tot het naspelen van partijen uit boekjes, en uit kranten, want op zaterdag stond er altijd een schaakrubriek in de krant met oude en nieuwe partijen.
Pas veel later, toen ik werkte, heb ik wat meer geleerd. Door te kijken en te spelen tegen verenigingsschakers. Ook heb ik toen een keer aan een teamwedstrijd meegedaan van mijn werk en we werden toen onverwachts derde. Van mijn drie partijen haalde ik een halfje, en dat gaf net de doorslag. Was ik dus best trots op. In Duitsland won ik in mijn diensttijd de schaakkampioenschappen van onze batterij, maar een vervolg tijdens de kazernekampioenschappen zat er voor mij helaas niet in, vanwege andere verplichte werkzaamheden.


En nu mag Opa IJsbeer zijn kleinzoon leren schaken. Maar, zoals al gezegd, hoe doe je dat? Gianny zet de stukken op en mag de openingszet doen. Uiteraard mist hij nog het overzicht. Wat wil je ook? Het jochie is pas zes. Dat kun je dus ook niet van hem verwachten. Vooral het dekken van stukken, maar ook wat er allemaal op zo’n bord gebeurd, gaat aan hem voorbij. Zeker als ik mijn paarden in stelling breng is het eerste spel al snel afgelopen. Dat moet dus anders.

Ik haal al mijn stukken, op de koning na, van het bord en laat hem alleen twee torens en een koning houden. Daarmee moet hij mij mat zetten. Hij moet mij steeds een rij naar achteren dwingen. Soms geeft hij met de verkeerde toren schaak en kan ik weer een rij naar voren. Ook geeft hij mij soms de kans zijn toren te slaan. Zo leert hij dat hij zijn torens niet altijd ongedekt kan laten staan. Het is veel voor zo’n mannetje, maar in twee dagen maakt hij snel vorderingen. Steeds vaker en sneller weet hij mij mat te zetten. En als hij dan op zondag aan zijn moeder demonstreert wat hij heeft geleerd, staat die met grote verbaasde ogen te kijken. Bovendien kent zij het verschil tussen een koning en een koningin niet. Maar trots is zij wel op haar schaakprins.