18 juni 2009

Pakpaarden

Woensdag 20 mei 2009
Ik ben vroeg wakker. Al om een uur of vier. Voor het eerst deze vakantie. Net een klein kind die voor het eerst op schoolreisje gaat. Tineke heeft de wekker van haar GSM en de gewone wekker gezet. Op zes uur, omdat we om half acht worden opgehaald op het plein. Voor de excursie naar Monemvásia. En bij een excursie hoor je niet te laat te komen.
Dat zijn we ook niet. Het pleintje in Kardamíli is de eerste stop voor de bus van de bus van Doufexis Travel. De bus die wordt bestuurd door Giorgos. Terry, een gepensioneerde Engelse ingenieur, zorgt voor de begeleiding. We halen nog mensen op bij Kalamitsi en bij een drietal haltes in Stoúpa. De meeste deelnemers aan deze rit komen uit Nederland. Verder zijn er nog Fransen en Engelsen aan boord.
De gids legt snel en zakelijk uit wat we vandaag gaan doen en vertelt daarna iets over de geschiedenis van enkele dorpjes waar we doorheen komen. Bij Agios Nikonas denk ik gelijk aan een of andere heilige, maar dit dorpje is gesticht door een voormalige piraat, die ook zijn naam aan het gehucht heeft gegeven. Oítilo heeft eveneens een band met piraten. Veel Mánioten waren overigens vroeger piraat. Zij brachten hun slaven hier aan land. Jules Verne schreef over Oítilo als ‘Groot Algiers’.Oítilo was ooit de hoofdstad van de Máni, zover je van een hoofdstad kunt spreken. Later ging die titel over naar Tsimova, zoals de Slavische naam van Areópoli luidt. Maar eerst nog iets over Oítilo. Het lag op de route tussen noord en zuid en oost en west. De Turken bouwden er daarom hun eigen fort: Kelafa. Aan de baai Ormos Limeriou liggen verder de plaatsen Karavostási, Neo Oítilo en Liméni. Aan de zuidkant wordt gebouwd aan prachtige toeristencomplexen. Geheel in de oude stijl als een versterkt fort.
Tijd om te stoppen.In Areópoli. Hier is iedere zaterdag markt. Maar het is nu woensdag, dus daar zien we niets van. We hebben ook maar een half uur. Net genoeg voor een bak koffie en de gang naar het toilet. Of wat ook een mogelijkheid is, snel even wat foto’s maken. Dat doen wij dus rond het grote plein. Dat wordt gedomineerd door het vrijheidsbeeld dat ter ere van Mavromichalis en het begin van de opstand tegen de Turken is geplaatst. Op de plaats waar die vrijheidsstrijd begon. Op 17 maart 1821.Petrobey Mavromichalis plant op die dag de Griekse vlag. Zijn troepen trekken hierna noordwaarts. Eerst naar Kardamíli. En daarna door naar Kalamáta. Ze hanteren het motto van overwinning of de dood. In 1836 krijgt de stad haar huidige naam. Die zoals ik al in een eerder verhaal heb vermeld gekoppeld is aan de oorlogsgod Ares.
Terry bedankt ons voor het feit dat we allemaal ‘prompt’ terug zijn bij de bus. We steken de Máni over naar Gýthio. Eerder deze week is het me niet zo opgevallen, maar in deze regio zien we heel nadrukkelijk de gevolgen van de branden van anderhalf jaar geleden op de Pelopónnesos. De bodem is overigens al weer aardig aan het herstellen. Na Gýthio gaat het een stukje noordoostwaarts, langs de kust van Lakonikós Kolpos. Een coastertje is op het strand gelopen. Jaren geleden. Leeggehaald. Wegroestend.Aan de noordzijde van de golf is de grond uitermate geschikt voor het verbouwen van citrusfruit. De Betuwe van Griekenland. Met boomgaarden met citroenen en sinaasappelen. Voorbij Skála houden we een oostelijke richting aan. Via Vlachiótis en Molai naderen we de oostkust van de Pelopónnesos, dat daar de Aegische Zee raakt. Ons einddoel daar is Monemvásia.De rots Monemvásia. Het eiland Monemvásia. Het dorp Monemvásia. Een uniek iets, door de ligging en zijn vorm. Over het ontstaan is men het niet eens. De een beweert dat het altijd een eiland is geweest. Anderen zeggen dat het ooit tot het vaste land heeft behoord. Dat het is losgescheurd van het vaste land tijdens zware aardbevingen, zo rond 1500 voor Christus. Misschien zelfs wel in combinatie met een vulkaanuitbarsting. De eerste tekenen van bewoning stammen uit de tijd van het Byzantijnse bewind onder keizer Mauricius.
Veel partijen hebben daarna geprobeerd het eiland en het gebied van Monemvásia te onderwerpen. Dat lukt alleen de Turken. Na een driejarig beleg moeten de bewoners zich wel overgeven. Omdat de laatste muizen zijn opgegeten. Als voedsel hebben zij alleen elkaar nog over. Bijna alle bewoners vertrekken na de overgave. De meeste eilanders nestelen zich op Kerkira (Corfu). Met andere overheersers worden - voor een grote mate van zelfstandigheid - contracten afgesloten. Door allerlei volmachten kent Monemvásia een lange periode van grote welvaart.
Na de tweede Turkse overheersing is Monemvásia nooit meer de oude geworden. Een verlaten dorp, verscholen achter een rots. Een aantal kunstenaars heeft zijn intrek genomen in het dorp. Horeca heeft zich genesteld in de belangrijkste straat naar het plein. Het is zelfs mogelijk om te overnachten in Monemvásia. Het toerisme bloeit en groeit. Nog steeds worden er huizen opgeknapt. Gered van de sloop. Of juist weer van de grond af opgebouwd.Het bouwmateriaal wordt met paarden aangeleverd. Autoverkeer is niet mogelijk. De toegang tot Monemvásia bestaat uit een enkele poort, met halverwege een knik van negentig graden.
In het dorp staan nog talloze kerken en overblijfselen van kerken. Boven op de rotsen bevindt zich de Aghia Sóphia. Nee, zover zijn wij niet gegaan. Op het centrale plein staat de Elkomenoskerk. Fotograferen is hier verboden. Nee, niet op het plein, maar in de kerk zelf. Op het plein ligt nog een loop van een kanon.Voor de toeristen. Een groep Duitse kinderen laat zich hier voor hun nageslacht vastleggen. Enige tijd later nemen zij een bad in de zee.
Behalve kerken bevinden zich ook nog talloze kapelletjes in en op Monemvásia.De Ai-Giánakis is uitgehouwen in de rotsen.
In het dorp ontmoeten we twee Friezinnen, die aan dezelfde excursie meedoen en elkaar in de bus hebben ontmoet. Zij zijn op zoek naar de benedenstad.Ze lopen met ons op naar de stadswallen. Hun mannen zijn naar boven geklommen. Heel diep in mij is er iets, dat zegt: ‘Dat wil ik ook. Ik wil Monemvásia van bovenaf zien.’ Maar mijn rechterknie prikt en klopt. Mijn evenwicht is wankel. Mijn conditie is nul. Ondanks de klauterpartij zijn de mannen al terug op het plein als wij er arriveren. Na een tosti wandelen wij met de Friezen terug over de enige toegangsweg. Terug naar Gefina, waar de bus op ons wacht.Tijd genoeg om nog wat plaatsjes te schieten van dit dorpje met zijn haventje, dat trouw de wacht houdt bij de pier.
Op de terugweg doen we Gýthio weer aan voor een tweede koffiestop. We drinken bij een taveerne op een plein wat fris en lepelen een bordje tzatziki leeg voor we terugwandelen naar de haven. Opnieuw hangt de inktvis te drogen. Het zijn er zelfs meer dan tijdens ons eerste bezoek aan dit stadje.
De bus rijdt terug over de ons al bekende route. Veel mensen doen hun ogen dicht. Het wordt stil. Ik zit ongemakkelijk. Mijn knie steekt. Even staan. Strekken. Het helpt voor een paar minuten. Kardamíli komt niet te vroeg. In Várdia heeft Tineke het ook gehad. Ze wil weer een avondje op ‘haar berg’ blijven. Genieten van het uitzicht.De nacht over Kardamíli zien vallen. Ik vind het prima. Ben bijna gaar en lig om etenstijd, zo rond negen uur, al onder het dekbed.

Geen opmerkingen: