19 december 2017

Een Artis-pas voor Beertje


Maandag 18 december 2017



De badkamer van Opa IJsbeer wordt verbouwd en daardoor is het al weken rommelig in het huis van hem en Mamoe. Als zijn jongste kleinkind kom ik daar regelmatig voor het oppassen. En om opa een keer te ontzien heb ik hem uitgenodigd om met mij naar Amsterdam te gaan, voor een dagje naar de dierentuin. Dat hoef ik geen twee keer voor te stellen, want dat idee wordt met een volle glimlach en open armen begroet.

Mama zorgt voor wat extra kleding voor mij en opa neemt drinken, koeken en een vochtig washandje mee, en hup dan gaan we lopend naar de bushalte van de Faunabuurt, waar Opa IJsbeer eerst incheckt voor we in de nieuwe bus stappen. In die bus zit een verhoogde zitting zodat ik heerlijk naar buiten kan kijken op weg naar het treinstation, want behalve met de bus rijden we ook met de trein naar Amsterdam. Toch heb ik in de bus geen oog voor wat er buiten te zien valt en vraag wel tienmaal ‘waar is oma nou?’ Onderweg in de trein zie ik schaapjes in de weilanden van het Naardermeer staan, maar geen koeien. ‘Die zijn allemaal op stal gezet vanwege het weer, de kou en de sneeuw van vorige week’, zegt een mevrouw in de trein. Ze klept maar door, ook als ik iets aan mijn opa wil vragen.

In Amsterdam stappen we over op tram 9, die net komt aanrijden. Er gaan niet veel mensen mee, zodat we niet hoeven zoeken naar een plaatsje in de tram. Vlak voor de Dam stoppen we recht voor de Bijenkorf, een grote winkel met mooie etalages. In die etalages staan veel witte kerstbomen en er is zelfs een etalage met een ijsbeer, nee wel drie ijsberen waarvan twee aangekleed. Voor Opa IJsbeer is de dag al geslaagd, voor mij niet veel later ook.

Bij Artis is het heel rustig. Meestal kunnen we zo doorlopen, omdat opa een abonnement heeft, maar nu moeten we eerst naar de kassa. Eerder dit jaar ben ik twee geworden en daarom krijg ik mijn eigen Artis-pasje, zodat ik altijd ‘gratis’ naar binnen mag. Er wordt een foto van mij gemaakt en die wordt op de achterkant van een krokodil gezet.
Wel een beetje raar eigenlijk, een pasje van zo’n gevaarlijk beest dat ieder moment zijn grote tanden in mijn bil dreigt te zetten. Over dat idee zet ik mij snel heen en laat trots mijn pasje zien bij de ingang, waarna we via de kamelen doorlopen naar het vogelhuis.

Hier zit niet alleen een leguaan verstopt, maar is ook de dwergoeistiti, de kleinste apensoort van de wereld, te zien. Aan het plafond hangt een vleerhond en op een tak kijkt een witgezichtsaki mij aan. Ik kijk gewoon terug en zwaai naar hem. Of is het een zij? Doet er ook niet toe, want er wordt niet teruggezwaaid.

Op weg naar de olifanten in hun nieuwe verblijf komen we langs het Kerberterras, vernoemd naar een vroegere directeur van Artis. Dit terras is het domein van de leeuwen. Het mannetje heeft zich verstopt achter zijn twee vrouwtjes en komt een keer overeind om heel nadrukkelijk te geeuwen. Dat werkt aanstekelijk want ook de twee wijfjes gaan geeuwen. Best onfatsoenlijk van ze want ze doen niet eens een pootje voor hun bek. Dat moet ik wel van mijn mama, ook wanneer ik hoest doe ik netjes een hand voor mijn mond, hoewel Opa IJsbeer me daar nog vaak aan moet herinneren.

Omdat er verder geen beweging is, stel ik voor verder te gaan naar de Aziatische olifanten, die wil ik wel weer eens van dichterbij bekijken. In juni zijn Opa IJsbeer en ik ook al eens hier geweest en toen ging het babyolifantje bij haar moeder drinken. Ik ben echt benieuwd of zij al is gegroeid. Nou dat is zo, ze is nu ruim een jaar en kan met haar slurf al takjes breken. Haar vader en moeder doen voor hoe dat moet en zij laat zich echt gelden.

Als we naar de olifanten kijken, komen er twee eenden aanzwemmen. Een van de eenden is wel heel brutaal en komt mij gedag zeggen. ‘Je mag wel oppassen dat de eend je niet in je neus bijt Daeley’, waarschuwt opa mij. Ik zeg nog ‘kwaak kwaak’ tegen de eend, maar die zegt niets terug en wil over het randje klimmen. Dat lijkt ons geen goed idee en daarom lopen wij maar verder.

Terwijl ik sta te genieten van enkele pauwen die over de grond scharrelen in een kooi schrik ik van het klapwieken van een vale gier. Dat is een hele grote vogel, die vooral profiteert van dode dieren en mensen, en die opeet. Opa zegt dat ik niet bang hoef te zijn, omdat het een hele grote vogel is en geen halve, want die halve zijn pas echt eng. Van de giraffen kan ik dat niet zeggen met hun ‘hele’ (lekker puh met je flauwe grapjes) lange nekken. Daardoor kunnen ze blaadjes uit de toppen van de bomen eten.

Samen met opa eet ik een broodje kaas, zelf krijg ik trouwens een tosti, en drinken we appelsap en sinaasappelsap. En ik mag ook de speeltuin nog in. Daar is maar een handjevol kinderen, die glijden en wippen.

In de tuin schrik ik vaak van vlinders als ze rakelings over mij heen vlinderen, maar hier vind ik ze wel mooi. ‘Alleen kijken opa, aanraken mag niet’, zeg ik nog tegen Opa IJsbeer als die zijn hand uitsteekt.
Vlinders kunnen zo lang onbeweeglijk blijven zitten en ik zie dat ze gek zijn op fruit. Overal zijn plekjes ingericht met stukjes kiwi, banaan en sinaasappel en daar gaan ze dan op zitten. Ik zie ook dat als de vleugels van de vlinder open staan, ze er heel anders uitzien dan met dichte vleugel, anders getekend zijn en anders gekleurd. Zo geinig. Wat ik wel gek vind is dat het in deze ruimte zo warm is, zo warm dat ik geen jas nodig heb. Buiten is het echter een stuk frisser dus die jas moet aanblijven en mijn muts mag niet af.

We kijken nog even bij de zeeleeuwen, die heel hard zwemmen en roepen, en de mandril met zijn rode billen. Voor Mamoe gaan we naar de pinguïns. Eentje is aan het oefen voor het circus en blijft maar met de vleugels slaan en rondjes draaien in het water. Zo grappig. Ik mis eigenlijk alleen zijn rode clownsneus.

De vorige keer zijn we niet in het aquarium geweest, daar gaan we nu wel heen. De gracht is vernieuwd en daar zitten heel grote vissen in. Ik wil ook van bovenaf kijken, maar zie dan weinig. Ik heb nooit geweten dat er zoveel soorten vissen waren en ook mooie bloemen in het water groeien, met mooie slierten. Dat lijken net armpjes.

De zeepaardjes zijn de favorieten van Opa IJsbeer. Niet van mij dus, snel weer verder.

Naar de haaien en een blauwe kreeft. Wat is er toch veel te zien hier. Jammer alleen dat er zoveel grote kinderen voor de ramen zitten, die alles opschrijven in een schriftje.
Nou opa binnenkort maar weer eens gaan of samen met oma, want er is nog veel wat we niet hebben gezien. Zoals de wolven en de aapjes. Die zien we nog even op de terugweg, naar de uitgang. Een jonger aapje wil tikkertje doen en verstoppertje, maar laat zich steeds weer uittikken. Dat schiet ook niet op.

In de Artis-winkel koopt Opa IJsbeer nog een knuffel voor mij. Met Wolfje in mijn armen gaan we terug naar Almere en de Faunabuurt. Eerst met de tram, dan met de trein en tenslotte met de bus.
Tijdens het laatste stukje naar huis laat ik Wolfje vallen. Een mevrouw met een kindje ziet dat en roept ons. Toch wel blij dat er nog lieve, eerlijke mensen zijn die ook van dieren en knuffels houden.

   

19 juli 2017

Geen enkele traan

Mijn laatste bijdrage aan De Gooi en Eemlander, voor de columnrubriek In 60 seconden. Geplaatst op 18 juli 2017

Nog eenmaal maak ik de wandeling van het huis van mijn opa, mijn geboortehuis aan de Kerkstraat in Huizen, naar de haven. De boom in de tuin is al jaren geleden geveld en het huis is nu een winkel.
Aan de hand van mijn opa sla ik linksaf de Verbindingsweg in. Met de geur van vis en hooi in de neus bereiken we via de Taandersdwarsweg de Havenstraat. Op de hoek van de Gooilandweg nemen we op het bankje een korte pauze. Mijn opa gebruikt de tijd om een pruim achter zijn kiezen te steken.
Na tien minuten gaan we verder langs gasfabriek, Balatum en brandweerkazerne met zijn oude ladderwagen. Voor ons staat de textielfabriek. Allemaal weg, nou ja allemaal, de Balatum heet nu BNI en staat niet meer strak langs de Havenstraat. Tegenover De Driehoek, waar mijn vader een karretje met aardewerk in de oven duwt, liggen enkele botters in de haven. Mijn opa kent de vissers en koopt voor we naar huis terugwandelen op een boot een maaltje vis. Maar eerst lopen we de pier op. Hij houdt mij stevig vast.
Zonder zijn beschermende hand sta ik nu alleen op de pier. De nieuwe pier. De oude pier ligt aan de andere kant van het water. Hoeveel huilende vrouwen zouden daar hebben gestaan? Ik draai me om en neem zonder traan afscheid.

19 juni 2017

Daeley gaat op reis met Opa IJsbeer

Maandag 19 juni 2017

Mama Raema heeft wat kleren van mij bij zich als ze mij naar Opa IJsbeer en Mamoe brengt. Dat betekent vast logeren en dat wil ik niet. Hoe lief mijn grootouders ook zijn het liefste slaap ik in mijn eigen nieuwe bed of op de camping in Beilen waar we gisteren nog waren. Mijn mama loslaten is er niet bij en natuurlijk wordt er door mij een act uitgevoerd, een goed regisseur had mij meteen voor de hoofdrol gevraagd als hij dat had meegemaakt. Schreeuwen, huilen als mama toch zonder mij vertrekt. Mamoe neemt me mee naar de keuken en dan zwaaien we Raema uit.
In de armen van Mamoe ben ik al snel stil en word nog stiller als mijn opa mijn kleren in een tas doet. Gaan we naar de camping, juich ik vanbinnen. Dat vragen lukt me nog niet, want daarvoor ben ik nog te jong. Er zijn wel woordjes als opa en papa, maar mama en oma weiger ik te zeggen. Vorige week gaf mijn oma mij nog een ijsbeertje als knuffel en dat is Kiki. In de tas verdwijnen ook luiers, een washandje, zalf, een handdoek, crunchy’s, krentenbollen en pakjes drinken. Onderin de tas stopt opa nog een fototoestel. Wat sleept een mens toch allemaal mee.
‘Beertje, we gaan naar Artis’, zegt mijn opa. Beertje, zo noemt hij mij vaak, maar eigenlijk heet ik Daeley en mijn broer heet geen Boefje maar Yari. Voor mij is Artis hetzelfde als Amerika of Limburg. Geen idee waar dat is of wat dat is. ‘En we gaan eerst met de bus.’ Dat zegt me wel iets.
De ‘us’ heb ik al vaak zien rijden. We rijden met de stadsbus naar Almere Stad en daar nemen we in het centrum de ‘ein’.
Ondanks dat er stakingen zijn aangekondigd rijdt die prima op tijd. Onderweg laat Opa IJsbeer mij schapen zien. ‘Aap, aap’, roep ik blij en even later ‘koe’, want die lopen er ook in de wei. In Weesp moeten we overstappen naar Amsterdam en daar nemen we de tram. Ook dat is voor mij nieuw, nog nooit eerder ben ik met de tram geweest.
Opa IJsbeer neemt mij stevig aan de hand en zo wandelen we naar de dierentuin, Artis dus. Opa heeft een pasje en mag zonder te betalen naar binnen. Voor mij hoeft hij nog niet te betalen en hij belooft me dat er later voor mij ook een pasje wordt gekocht, zodat ik wat vaker meekan, zonder dat er betaald hoeft te worden.
Om te voorkomen dat mijn kleine beentjes moe worden, leent opa een karretje en zo rijden we de dierentuin door. Het is heel mooi weer en daarom gaan we niet naar de binnenverblijven van de vogels en de slangen, maar zo’n eerste keer valt er genoeg te ontdekken, zegt Opa IJsbeer.
Om te beginnen bij de apen. Die hebben net voedsel gekregen en eten hun buikje vol. Niet iedereen heeft dat in de gaten en een jong aapje speelt en slingert heel wat af, terwijl twee oude apen aan elkaar zitten te plukken. Die houden vast heel veel van elkaar. ‘Ja’, zegt opa, ‘dat denk ik ook. En daarom vlooien ze elkaar. Zo noemen ze dit.’ Zo mijn eerste ding heb ik alweer geleerd hier in de dierentuin.
Daarna gaan we op zoek naar het nieuwe verblijf van de olifanten. Dat heeft Opa IJsbeer ook nog nooit gezien, dus dat is voor hem ook nieuw. Het duurt even voor we  de olifanten ontdekken. Er komen er twee voorbij, voorop een jonge olifant en daarachter een ‘koe, koe’.
‘Goed zo’, zegt Opa IJsbeer. ‘Een vrouwtjesolifant is een olifantenkoe’. Samen lopen ze naar binnen. Jammer.
Wij lopen verder en dan ineens gaat opa naar binnen. Daar staan de twee olifanten en het kindje drinkt bij zijn moeder. Zo lief.
Vlakbij staan de giraffen met hun lange nekken. Hier staan en zitten veel opa’s en oma’s te tekenen. We zijn al even bij Dikkertje Dap langs geweest, maar dat liedje ken ik nog niet. En Opa IJsbeer kan dat liedje toch niet zingen, dus was het ook niet erg dat we daar niet lang bij hebben stilgestaan.
Bij de walibi’s geeft opa mij een pakje drinken en even later komt er een eend met kuikentjes aangelopen. Nee, niet zomaar in mijn nekje gekropen, maar ze blijven netjes op het pad. Dat moeten alle kindjes in de dierentuin, die mogen niet zomaar in de struiken gaan rondwandelen en al helemaal niet met hun vingers door de spijlen van de hokken komen.
We zijn net op tijd voor de start van de zeeleeuwenshow. Daar zitten ook drie pelikanen bij met heel grote vleugels en een grote bek. Snavel noemt opa dat. Die zitten te pronken op de plaats van de zeeleeuwen en komen even later recht op mij af. We een beetje eng. Gelukkig plonsen ze zo maar in het water.
De verzorger laat de zeeleeuw brullen en kijkt of de zeeleeuw nog gezond is. Die geeft de verzorger en zijn hulpje een high five. Dat durf ik ook wel. Als beloning krijgt de zeeleeuw een visje. Daar doet hij wel heel veel voor, want vis vindt de zeeleeuw erg lekker.
Ook de hagedis en de grote schildpadden zijn al aan het eten. Die ene schildpad is wel heel groot. Zo groot en zwaar dat mijn papa Daniël hem echt niet kan optillen. En hele grote scherpe nagels heeft de schildpad. Hij eet broccoli, dat vindt mijn neefje Gianny ook zo lekker.
Voor Mamoe wandelt Opa IJsbeer nog even langs de pinguïns en we sluiten af bij de steenbokken, want opa ziet dat ik wel moe begin te worden. De jonge eendjes zijn ons achterna gewandeld en komen ook voorbij. Die ene steenbok boven het huis, die is gaaf joh. En er zijn ook drie kleintjes, vertelt een verzorger. Twee heb ik er kunnen ontdekken. Die kleine bokjes kunnen al heel goed klimmen. Bijna net zo goed als mijn broer.
Voor we naar huis gaan, met de tram, trein en de bus, krijg ik van Opa IJsbeer nog een knuffel. Niet zomaar een knuffel! Nee, een schildpadknuffel en die laat ik voorlopig niet meer los. Ook niet als de conducteur komt kijken of we wel hebben betaald. Zelfs voor het zwaaien, maak ik geen handje vrij.
Als we bij opa terug zijn, komt even later mijn mama. Om mij op te halen. En ja dan laat ik de knuffel wel los en mijn mama niet meer.


16 januari 2017

Beertje gaat met Opa IJsbeer schoenen kopen

Maandag 16 januari 2017

,,Vind je het gek dat ik geen schoenen aan mijn voeten wil? Ja? Hebben jullie weleens een beertje met schoenen aan gezien? Niet, nou ik ook niet. Dus daarom schop ik altijd mijn schoenen uit! En mijn Opa IJsbeer loopt ook het liefste op blote voeten. Die ging vroeger rustig winkelen zonder schoenen aan. Heeft hij mezelf verteld.’’
Inderdaad Opa IJsbeer liep het liefst op blote voeten en nog steeds loopt hij thuis vaak op blote voeten, dat heb ik vaak genoeg gezien. Mijn papa en mama willen echter dat ik gewoon schoenen aan doe en vinden het maar niks dat ik ze steeds uitschop. Vandeweek is er zomaar een schoen van mij verdwenen en daarom kan ik nu geen schoenen meer aan. Ook vandaag niet als ik een paar uur naar Opa IJsbeer en Mamoe ga.
Mijn oma is bang dat ik koude voetjes krijg en doet mij daarom pantoffels aan, maar ook die schop ik weer uit. En opa? Die moet overal om lachen. Hoop ik.
,,Mooi niet Daeley’’, zegt opa boos tegen mij, als ik ze weer heb uitgeschopt. ,,Weet je wat wij gaan doen? Wij gaan straks samen even naar het centrum van Buiten om schoenen voor je te kopen.’’
Nou weet ik ook wel dat ik naar buiten moet om te gaan winkelen dus dat buiten hoeft hij er niet bij te zeggen, vind ik. Wat vinden jullie? Heeft hij gelijk? Nou aan jullie heb ik ook wat. Als je een jaar bent dan moet je maar van alles: leuk zijn, netjes eten, leren praten, moeten slapen, spelen. En er is maar een ding dat ik echt wil: overal nee tegen zeggen. O ja, ondeugend zijn. Dat wil ik ook.

Nadat ik een boterham heb gekregen, ik krijg niet eens een toverbroodje, gaan wij op pad. Opa IJsbeer heeft mij lekker ingepakt omdat het buiten toch wel koud is, maar waarom ik die pantoffels ook buiten aan moet dat snap ik echt niet. Onderweg schop ik ze lekker uit.
We wandelen een paar kilometer naar het winkelcentrum. Bij Van Haren is er een aardige verkoopster die mijn voetjes opmeet en daarna een paar schoenen aanpast. ,,Hoge schoenen’’, zegt ze, ,,want die krijgt hij niet zo gemakkelijk uit.’’
Wel maak ik het haar lastig door mijn tenen samen te trekken. Maar uiteindelijk moet ik toch een paar stappen met die nieuwe schoenen maken. Wel stoer hoor, maar dat vertel ik ze niet. Ik doe net of ik er niet op kan lopen en ga meteen zitten. De winkeljuffrouw heeft echter goed opgelet en zegt dat ze goed zijn.
Opa wil ook nog twee laarzen kopen. Geen boots voor de winter, nee laarzen waarmee ik in de plassen kan stampen. ,,Want een kind moet in plassen kunnen stampen’’, zegt opa. Nou daar ben ik het mee eens. Ik krijg er een inlegzooltje bij omdat de laarzen nog een beetje ruim zijn.
En zo gaan we weer naar huis. Onderweg probeer ik de schoenen net zoals de pantoffels uit te schoppen. Maar dat lukt me niet. Verdorie ik zet het op het IJsberenpad op een brullen, maar opa lacht mij gewoon uit, vind dat ik me niet moet aanstellen. Nou dan stop ik wel weer met blèren.
Als papa ’s avonds komt om mij te halen is hij heel blij met de schoenen. En ik? Aan mij wordt niets gevraagd. Ach, sssttt niet verder vertellen hoor, eigenlijk vind ik ze ook wel gaaf. Maar ja een beertje met schoenen aan? Dat is toch geen gezicht.


2 januari 2017

Hoe Gianny ontdekt dat er ook nog iets boven Groningen is

Donderdag 29 december 2016

,,Opa IJsbeer, als je terug bent uit Lübeck zullen we dan met zijn tweeën een dagje met de trein reizen’’, die vraag stel ik een paar weken geleden aan mijn opa.
‘Natuurlijk wil ik dat wel’, antwoordt hij. ,,En zullen we dan naar Groningen gaan? Daar ben ik nog nooit geweest.’’ Ook dat vindt mijn opa een prima idee.
Mijn opa en oma kwamen gistermiddag thuis nadat zij de kerstdagen in Duitsland zijn geweest en mijn papa en mama brachten mij en mijn zusje gisteravond naar hen toe. Samen met Raema en Daniël hebben mijn papa en mama de afgelopen dagen de kinderkamer opgeknapt en omdat Fayèn en Yari vandaag met oma naar Kids Island gaan, sliepen wij drietjes – de kleinkinderen = in de Faunabuurt.
Vanmorgen heeft Opa IJsbeer voor de kleintjes een toverbroodje gemaakt en ik heb mijn eigen broodje gemaakt.
Om halftien zijn wij op pad gegaan, met de bus naar het station van Almere Buiten en vandaar met de trein naar Lelystad. ‘Het is een kleine wereld’, zegt mijn opa als we in de trein zitten. Hij bedoelt dat we bijna niets kunnen zien. Er hangt een dikke deken mist over de Oostvaardersplassen, de dieren – runderen, paarden, edelherten –, die je meestal kunt zien lopen, zijn nu nergens te bekennen.
De omtrekken van de gevangenis van Lelystad zijn wel waarneembaar en niet veel later stappen we op het station van Lelystad over op de Intercity naar Leeuwarden. Ik hoor jullie bijna denken; de reis gaat toch naar Groningen? Inderdaad, wij stappen over in Zwolle, nadat we de IJssel zijn overgestoken.
Opa legt mij uit dat Nederland een paar grote rivieren heeft. De Maas en de Rijn ken ik al. De Waal en de IJssel zijn zijrivieren van de Rijn. Zo is zo’n reisje niet alleen leuk, maar leer ik er ook altijd weer iets bij.
Het stuk naar Assen vind ik heel lang duren, maar als we daar voorbij zijn, zijn we ook zo in Groningen. Opa IJsbeer wil met mij naar de Martinitoren. Zelf wil ik liever meteen door naar Leeuwarden, een hele dag ‘treinen’ is toch veel leuker dan een stuk wandelen. Maar om hem een plezier te doen, pak ik hem bij de hand en gaan we de stad in. Eerst langs het Groninger Museum.
Daar hebben ze een tentoonstelling van Rodin, dat is een beroemde beeldhouwer uit Parijs. Zijn beroemdste beelden zijn De Denker en De Kus. Opa heeft die beelden ooit in Laren gezien. Van sommige beelden zijn er meer gemaakt, zo staat er in Laren een exemplaar van De Denker. Dat beeld is in 2007 gestolen en zwaar beschadigd teruggevonden. Vier jaar later is het na hersteld te zijn weer in het museum Singer te zien.
Voor Opa IJsbeer zet ik diverse beelden en kerken op de foto en speciaal voor Mamoe maak ik ook nog een paar foto’s van de synagoge van Groningen. Vanwege de chanoeka-viering is er daar geen rondleiding vandaag. Chanoeka wordt ook wel het lichtfeest genoemd en dan wordt door Joden de reiniging van de tempel herdacht. Dit is voor hen een heel belangrijk feest.
Akerkhof ken ik van Monopoly en bij die straat gaan we de Vismarkt op. Nou ik denk dat de Groningers dat beter een andere naam aan die markt kunnen geven, want er staat maar een viskraam op. Ach, veel mensen staan er niet om een visje te kopen. Opa IJsbeer denkt er niet aan om bij hen te gaan staan. Misschien is hij wel de enige IJsbeer die niet gek is op vis.
Iets verderop vinden we eindelijk de Martinitoren. 97 meter hoog is D’Olle Grieze, zoals de Groningers de toren noemen. Je kunt de toren wel beklimmen, 311 treden, maar dat vind ik toch wel een beetje veel. Misschien als ik wat ouder ben, maar voor vandaag is het ernaar kijken al genoeg.
We wandelen langs het Schuitendiep, de St. Jozefkathedraal en de Herensingel. Ook daar staan beelden, die ik op de foto zet. Opa vertelt me dat toen dat beeld van De Denker is gestolen er meer beelden in Nederland zijn gestolen. Dat deden de dieven vooral voor het brons, het materiaal waarvan die beelden zijn gemaakt. Als ze het Werkman-monument hadden gestolen, hadden ze een hoop geld gekregen denk ik, want dit beeld is wel vijf meter hoog. Het is een afgekapte boom en staat in een plantsoen. Het is een verwijzing naar een Groningse drukker en kunstenaar, die in brieven het omhakken van bomen aanhaalt, iets wat de beeldhouwer Armando als kind in de oorlog moest doen. In dezelfde oorlog waarin de Duitsers Werkman hebben doodgeschoten. Dat vind ik eigenlijk heel gemeen, dat doodschieten.
Ik wil daar niet verder over nadenken. Bovendien heb ik trek gekregen van dat wandelen. ,,Opa zullen we nog wat gaan eten”, vraag ik daarom als we bijna bij het station zijn. Hij vindt dat goed en omdat er geen McDonald’s in de buurt is gaan we naar de Subway. Ik bestel een broodje ham en opa neemt een broodje beef. Hij bestelt en betaalt. Zo hoort het ook, eerlijk zullen we alles delen; ik mag kiezen en hij betalen.
Nou ik het toch over kiezen heb, mijn keuze om naar Leeuwarden en misschien wel naar Harlingen door te gaan wordt definitief afgewezen. Zoveel keuze heb ik dus ook niet. Maar daar komt iets anders voor in de plaats. Veel leuker. We gaan naar school, naar Roodeschool.
Verder kun je niet met de trein zegt opa. Nou eerst zien en dan pas geloven. En daarom stappen we in de stoptrein naar Roodeschool.

De trein is een rode trein van Arriva, die eerst nog in Groningen Noord halthoudt voor hij bij allerlei kleine dorpjes stopt. Bij Sauwerd gaat opa ineens zwaaien. ,,Waarom doe je dat nou opa?’’
‘Hier woont Bianca’, zegt hij ‘en die ken ik onder andere van Hyves en Facebook en haar heb ik voor het eerst in de trein ontmoet, toen ik naar een gedichtenmiddag in Purmerend reed.’
Ik zie niemand terugzwaaien dus zal ze er wel niet zijn. ‘Misschien is ze druk met het schrijven van een nieuw gedicht’, zegt opa nog, maar ik denk hij dat gewoon verzint. Wij rijden alweer en komen steeds dichterbij het eindpunt. Uithuizen, Uithuizermeeden, overal zet ik het bordje met de plaatsnaam op de foto en dan eindelijk stopt de trein in Roodeschool.
Wij stappen als laatsten uit, o nee, ook de machinist is er nog. Ik vind treinen leuk en mag voorin bij hem kijken. Hij legt uit dat hij onderweg een foutje heeft gemaakt, te snel heeft opgetrokken waardoor er een belletje ging. Toeteren hoeft hij niet meer bij Winsum vertelt de machinist. Daar is vorige maand een ernstig ongeluk gebeurd op een onbewaakte spoorwegovergang, dus zonder spoorbomen, en om te waarschuwen toeteren de treinen voor die overgang. De mensen in Winsum vinden dat vreselijk. Vanaf morgen is er een noodweg klaar en is die gevaarlijke overgang gesloten.
De machinist laat ook zien dat hij voorin kan zien wat er elders in de trein gebeurt. Arriva rijdt niet met conducteurs en de machinisten moeten de veiligheid in de gaten houden. Wel zijn er zo nu en dan stewards die controles uitoefenen. Wij hebben die niet gezien. Ook niet op de terugweg. Wel in de trein van NS, toen zijn de kaartjes wel gecontroleerd.
Vlak voor Roodeschool splitst het spoor zich. Er gaat nog een lijntje verder naar het industrieterrein van Eemshaven, voor de goederentreinen. Aan dat spoor komt ook een nieuw station voor Roodeschool. Dat nieuwe station moet volgend jaar klaar zijn, dan komt er ook nog een station in Eemshaven en dat krijgt een aansluiting naar Borkum in Duitsland. Dat moet in 2018 klaar zijn. ,,Opa, dus dan gaan we nog keer hier heen hè.’’
Op de terugweg naar Groningen kan opa zich niet inhouden en zit opnieuw te zwaaien, terwijl er in Sauwerd echt niemand in- of uitstapt en ook niemand op straat is te zien. Ach van mij mag hij, zo lang hij zwaait kan hij geen ander kattenkwaad uithalen, want een beetje ondeugend is hij zo nu en dan wel. De tijd gaat daardoor wel extra snel. In Groningen zijn we netjes op tijd voor de Intercity naar Rotterdam. Die stopt ook in Assen en Zwolle en daar kunnen we overstappen naar Almere. Tenminste als alles op tijd rijdt.
We vertrekken iets te laat. Dat zal dus aanpoten worden. Misschien dat de trein onderweg nog wat tijdwinst kan boeken. Maar uiteraard kunnen opa en ik er niets aan veranderen. Wij krijgen alle tijd om naar buiten te kijken, waar het langzaam donker begint te worden. Bij Staphorst rijdt een rits motoren. Die doen mee aan een off road rit, waarbij ze langs akkers en zo rijden; de Stappersterveldrit. Op sommige plekken houden mensen het verkeer tegen zodat de motoren veilig kunnen oversteken.
Wij moeten ook wachten, voor Zwolle staat de trein stil. Nou daar gaat de aansluitende trein, dat wordt wachten. Opa houdt de moed erin en als we in Zwolle uitstappen staat de trein naar Den Haag en Almere er nog. ‘Rennen Gianny’, roept Opa. Inderdaad ook Opa IJsbeer rent. Het heeft meer weg van hinkelen, zodat ik bijna nog de trein mis, omdat ik van het lachen stilsta. Gelukkig ziet de conducteur ons komen en als we alle twee in de trein zijn, blaast hij op zijn fluitje en vertrekt de trein.
Het laatste stukje van de reis. We zoeken weer een plekje op in de eerste klasse. Ik ga aan de andere kant van het gangpad zitten, zodat opa wat rust heeft. Ik zie dat hij moe begint te worden en zo nu en dan zijn ogen even dicht doet. Nee, ongerust maak ik me geen moment. Als hij in slaap valt maak ik hem wel wakker als we bij Almere Buiten zijn. Dat is overigens niet nodig. Hij weet precies waar we zijn en houdt alles in de hand. In de hal van het station van Stad staat mijn moeder al te wachten. En ondanks dat ik een geweldige dag heb gehad met de IJsbeer is het hartstikke fijn om in de armen van mijn mama te kunnen springen.
In het centrum stappen wij in de bus naar Haven en opa gaat terug naar Buiten, waar Mamoe het eten klaar heeft als hij thuiskomt.