Maandag 18 december
2017
De badkamer van Opa IJsbeer wordt verbouwd en daardoor is
het al weken rommelig in het huis van hem en Mamoe. Als zijn jongste kleinkind
kom ik daar regelmatig voor het oppassen. En om opa een keer te ontzien heb ik
hem uitgenodigd om met mij naar Amsterdam te gaan, voor een dagje naar de
dierentuin. Dat hoef ik geen twee keer voor te stellen, want dat idee wordt met
een volle glimlach en open armen begroet.
Mama zorgt voor wat extra kleding voor mij en opa neemt drinken, koeken en een vochtig washandje mee, en hup dan gaan we lopend naar de bushalte
van de Faunabuurt, waar Opa IJsbeer eerst incheckt voor we in de nieuwe bus
stappen. In die bus zit een verhoogde zitting zodat ik heerlijk naar buiten kan
kijken op weg naar het treinstation, want behalve met de bus rijden we ook met
de trein naar Amsterdam. Toch heb ik in de bus geen oog voor wat er buiten te zien
valt en vraag wel tienmaal ‘waar is oma nou?’ Onderweg in de trein zie ik
schaapjes in de weilanden van het Naardermeer staan, maar geen koeien. ‘Die
zijn allemaal op stal gezet vanwege het weer, de kou en de sneeuw van vorige
week’, zegt een mevrouw in de trein. Ze klept maar door, ook als ik iets aan
mijn opa wil vragen.
In Amsterdam stappen we over op tram 9, die net komt
aanrijden. Er gaan niet veel mensen mee, zodat we niet hoeven zoeken naar een
plaatsje in de tram. Vlak voor de Dam stoppen we recht voor de Bijenkorf, een
grote winkel met mooie etalages. In die etalages staan veel witte kerstbomen en
er is zelfs een etalage met een ijsbeer, nee wel drie ijsberen waarvan twee
aangekleed. Voor Opa IJsbeer is de dag al geslaagd, voor mij niet veel later
ook.
Bij Artis is het heel rustig. Meestal kunnen we zo
doorlopen, omdat opa een abonnement heeft, maar nu moeten we eerst naar de
kassa. Eerder dit jaar ben ik twee geworden en daarom krijg ik mijn eigen Artis-pasje,
zodat ik altijd ‘gratis’ naar binnen mag. Er wordt een foto van mij gemaakt en
die wordt op de achterkant van een krokodil gezet.
Wel een beetje raar
eigenlijk, een pasje van zo’n gevaarlijk beest dat ieder moment zijn grote
tanden in mijn bil dreigt te zetten. Over dat idee zet ik mij snel heen en laat
trots mijn pasje zien bij de ingang, waarna we via de kamelen doorlopen naar
het vogelhuis.
Hier zit niet alleen een leguaan verstopt, maar is ook de
dwergoeistiti, de kleinste apensoort van de wereld, te zien. Aan het plafond
hangt een vleerhond en op een tak kijkt een witgezichtsaki mij aan. Ik kijk
gewoon terug en zwaai naar hem. Of is het een zij? Doet er ook niet toe, want
er wordt niet teruggezwaaid.
Op weg naar de olifanten in hun nieuwe verblijf komen we
langs het Kerberterras, vernoemd naar een vroegere directeur van Artis. Dit
terras is het domein van de leeuwen. Het mannetje heeft zich verstopt achter
zijn twee vrouwtjes en komt een keer overeind om heel nadrukkelijk te geeuwen.
Dat werkt aanstekelijk want ook de twee wijfjes gaan geeuwen. Best
onfatsoenlijk van ze want ze doen niet eens een pootje voor hun bek. Dat moet
ik wel van mijn mama, ook wanneer ik hoest doe ik netjes een hand voor mijn
mond, hoewel Opa IJsbeer me daar nog vaak aan moet herinneren.
Omdat er verder geen beweging is, stel ik voor verder te
gaan naar de Aziatische olifanten, die wil ik wel weer eens van dichterbij
bekijken. In juni zijn Opa IJsbeer en ik ook al eens hier geweest en toen ging
het babyolifantje bij haar moeder drinken. Ik ben echt benieuwd of zij al is
gegroeid. Nou dat is zo, ze is nu ruim een jaar en kan met haar slurf al takjes
breken. Haar vader en moeder doen voor hoe dat moet en zij laat zich echt
gelden.
Als we naar de olifanten kijken, komen er twee eenden
aanzwemmen. Een van de eenden is wel heel brutaal en komt mij gedag zeggen. ‘Je
mag wel oppassen dat de eend je niet in je neus bijt Daeley’, waarschuwt opa
mij. Ik zeg nog ‘kwaak kwaak’ tegen de eend, maar die zegt niets terug en wil
over het randje klimmen. Dat lijkt ons geen goed idee en daarom lopen wij maar
verder.
Terwijl ik sta te genieten van enkele pauwen die over de
grond scharrelen in een kooi schrik ik van het klapwieken van een vale gier.
Dat is een hele grote vogel, die vooral profiteert van dode dieren en mensen,
en die opeet. Opa zegt dat ik niet bang hoef te zijn, omdat het een hele grote
vogel is en geen halve, want die halve zijn pas echt eng. Van de giraffen kan
ik dat niet zeggen met hun ‘hele’ (lekker puh met je flauwe grapjes) lange nekken. Daardoor kunnen ze
blaadjes uit de toppen van de bomen eten.
Samen met opa eet ik een broodje kaas, zelf krijg ik trouwens
een tosti, en drinken we appelsap en sinaasappelsap. En ik mag ook de speeltuin
nog in. Daar is maar een handjevol kinderen, die glijden en wippen.
In de tuin schrik ik vaak van vlinders als ze rakelings
over mij heen vlinderen, maar hier vind ik ze wel mooi. ‘Alleen kijken opa,
aanraken mag niet’, zeg ik nog tegen Opa IJsbeer als die zijn hand uitsteekt.
Vlinders kunnen zo lang
onbeweeglijk blijven zitten en ik zie dat ze gek zijn op fruit. Overal zijn
plekjes ingericht met stukjes kiwi, banaan en sinaasappel en daar gaan ze dan op
zitten. Ik zie ook dat als de vleugels van de vlinder open staan, ze er heel
anders uitzien dan met dichte vleugel, anders getekend zijn en anders gekleurd.
Zo geinig. Wat ik wel gek vind is dat het in deze ruimte zo warm is, zo warm dat
ik geen jas nodig heb. Buiten is het echter een stuk frisser dus die jas moet
aanblijven en mijn muts mag niet af.
We kijken nog even bij de zeeleeuwen, die heel hard
zwemmen en roepen, en de mandril met zijn rode billen. Voor Mamoe gaan we naar
de pinguïns. Eentje is aan het oefen voor het circus en blijft maar met de
vleugels slaan en rondjes draaien in het water. Zo grappig. Ik mis eigenlijk
alleen zijn rode clownsneus.
De vorige keer zijn we niet in het aquarium geweest, daar
gaan we nu wel heen. De gracht is vernieuwd en daar zitten heel grote vissen in.
Ik wil ook van bovenaf kijken, maar zie dan weinig. Ik heb nooit geweten dat er
zoveel soorten vissen waren en ook mooie bloemen in het water groeien, met
mooie slierten. Dat lijken net armpjes.
De zeepaardjes zijn de favorieten van Opa IJsbeer. Niet
van mij dus, snel weer verder.
Naar de haaien en een blauwe kreeft. Wat is er toch veel
te zien hier. Jammer alleen dat er zoveel grote kinderen voor de ramen zitten,
die alles opschrijven in een schriftje.
Nou opa binnenkort maar weer eens gaan
of samen met oma, want er is nog veel wat we niet hebben gezien. Zoals de
wolven en de aapjes. Die zien we nog even op de terugweg, naar de uitgang. Een
jonger aapje wil tikkertje doen en verstoppertje, maar laat zich steeds weer
uittikken. Dat schiet ook niet op.
In de Artis-winkel koopt Opa IJsbeer nog een knuffel voor
mij. Met Wolfje in mijn armen gaan we terug naar Almere en de Faunabuurt. Eerst met de tram, dan
met de trein en tenslotte met de bus.
Tijdens het laatste stukje naar huis laat
ik Wolfje vallen. Een mevrouw met een kindje ziet dat en roept ons. Toch wel
blij dat er nog lieve, eerlijke mensen zijn die ook van dieren en knuffels
houden.