22 februari 2024

De ware ik

Februari 2024, uitdaging Schrijvelarij. Eindelijk is het zo ver. De hel is bevroren, sint-juttemis is gekomen en Pasen en Pinksteren delen hun dagen. Wat gebeurt er? Waar heb je zo lang op zitten wachten? Wie is degene die je gaat ontmoeten terwijl je zeker wist dat dat nooit zou gaan gebeuren en die je eigenlijk ook nooit meer tegen wil komen. Schrijf over de aanleiding, de gebeurtenis, het moment en de eventuele gevolgen in ongeveer 500 woorden.

 

Donderdag 22 februari 2024

Al jaren mijd ik iedere spiegel. Iedere plek waar een plas op de straat kan ontstaan heb ik opgeslagen in mijn hersenpan en bij regenachtig weer loop ik liever een kilometer om dan erlangs te gaan, zodat ik mezelf maar niet tegenkom in een reflectie. Alles is terug te voeren op die ene dag, tot dat ene moment, dat moment waarop zij mij de ring om de vinger zou schuiven en terugdeinsde omdat zij iets zag dat niemand eerder had gezien. Zelfs ik niet.


Sindsdien schuifel ik langzaam door het leven, kom niet meer in winkelstraten, zoek altijd blinde muren en vermijd iedere drukte. Boodschappen worden voor mij in een apart afgesloten ruimte geplaatst, betalen doe ik altijd vooraf.

Het donkere bos heeft mij omarmd en dieren zijn mijn vrienden. Mensen geven mij slechts lik op stuk. Variƫren soms met een veeg, terwijl zij hun vingers daarbij aflikken. En niemand vraagt zich af; wat doet dat met hem? Sommigen zijn wel op zoek naar mij, maar vooral om zichzelf beter te voelen en nimmer proberen zij mijn ware aard te vinden. Nee, dit is geen fabeltje, het is de waarheid die ik door schade en schande heb ontdekt.


Steeds verder trek ik mij daarom terug. Maar nog is het niet genoeg. De bladeren van de bomen fluisteren: ‘Ze zijn weer op zoek, op zoek naar jou. Verstop je gauw, want anders…’ En daar stokt het gefluister. Ook de bomen weten het waarom niet. Niemand weet het. Helemaal niemand. Alleen zij, maar is zij iemand? Iemand die… ja iemand die ooit vertrouwen heeft gesteld in mij!


Langzaam open ik mijn ogen. Tussen de boomstammen verschijnt een hinde. Haar ogen, de mooie ronde ogen, richten zich op mij. Aarzelend doet zij een stap voorwaarts, steekt de neus omhoog, ruikt, ruikt geen gevaar. Ik steek mijn hand uit naar haar. Nog even twijfelt zij, doet nog twee stappen voorwaarts en kijkt mij doordringend aan voor zij zich omdraait als teken… volg mij.


Samen gaan wij naar de rand van het bos. Zij leidt en ik volg. Het bos gaat over in een akker. Langs de omgeploegde grond bloeien blauwe korenbloemen en oranje roggelelie, een klaproos springt open, biedt troost. Halverwege de akker ploegt de boerin moeizaam verder, helemaal alleen.

Terwijl ik tussen de bomen blijf staan, loopt de hinde naar de bloemenrand in de wetenschap dat de vrouw haar daar wel moet ontdekken. De boerin ziet de beweging en kijkt op, kijkt naar de hinde, kijkt voorbij de hinde en ziet mij staan. Opent haar armen en snelt naar mij toe. Zij heeft haar vrede gevonden.


Opa IJsbeer