4 september 2011

Genezen


Zo simpel is het. Als vader had ik altijd twijfels; doe ik het wel goed. Opvoeden is duidelijk geen eenvoudige taak en een matrix over je kinderen leggen, dat lijkt misschien wel de beste manier, maar dat is het niet. Ieder kind is immers anders en ieder kind heeft daardoor weer een andere gebruiksaanwijzing nodig. Dat betekent ook altijd schipperen, want als de een dit mag, dan wil dat niet automatisch zeggen dat dit ook goed is voor de ander. Misschien is die wel veel meer gebaat bij dat.
Ik heb in ieder geval mijn best gedaan. Ik geeft het ook ruiterlijk toe, ik was niet de beste opvoeder. Wel heb ik altijd geprobeerd duidelijk te zijn. Luisteren, eerbied voor ouderen en niet met vreemden meegaan. Dat zijn voor mij drie belangrijke dingen.
En nu ik grootvader ben, ben ik blij dat ik een aantal zaken terugzie in de opvoeding door mijn dochter. Nee, niet alles, want het moet geen kloon zijn. Bovendien zijn de tijden veranderd, soms ten goede, maar ook ten kwade. Het is veel drukker, meer mensen, meer activiteiten, meer kansen op pijn. Ook ben ik blij dat ik mij niet meer met de opvoeding hoef te bemoeien. Dat ik zoiets aan mijn dochter en schoonzoon moet overlaten.
Maar, als ik dan alleen ben met de kleine ijsbeer en ik de verantwoording op mij neem voor zijn welzijn, dan hoort daar ook een stukje opvoeding bij. Neem ik aan. Dat betekent altijd weten waar hij is, hem in de gaten houden als hij in de speeltuin aan het ravotten is, hem waarschuwen voor wat hij – mijn ogen – wel en niet mag. En honderd keer een vraag beantwoorden.
,,Opa IJsbeer wat is dat?”
,,Opa IJsbeer waarom doen ze dat?”
,,Opa IJsbeer, gaan we daar zitten?”
,,Opa IJsbeer, sla een arm om me heen.”
,,Opa IJsbeer, wanneer komt de bus?”
,,Opa IJsbeer, mag ik bij het raam zitten.”
Het is een slim ijsbeertje, goed gedresseerd. Maar daardoor toch ook wel weer kwetsbaar. En je kunt hem niet voor ieder gevaar behoeden. Het is immers een kind en dat moet spelen, en niet altijd alleen. Ook met andere kinderen en dan wordt het spel soms een beetje wild. Worden er dingen vergeten. Nee geen kleine ongelukjes. Opa IJsbeer zorgt ervoor dat het mannetje vaak genoeg naar de wc gaat, in de tas zit wel een reservestelletje kleding voor als er toch een ongelukje gebeurt.
Maar sommige ongelukken kun je niet voor zijn. Hij struikelt, over een iets omhoog staande tegel. Hij laat mij zijn elleboog zien.
,,Geen bloed te zien Gianny.”
En dan is het goed. We dolen verder, eten een krentenbol. En daarna mag hij de speeltuin in. En speelt daar met andere kinderen, in een bootje. Zijn spel wordt wilder en wilder. Hij rent, hij vliegt en valt. Huilend komt hij bij zijn Opa IJsbeer. En laat nu zijn andere elleboog zien, met een flinke schaafplek. Geen vuil, dat is mooi.
,,Moet Ernie of Opa IJsbeer er een kusje op doen.” Zoiets helpt nog altijd, niet.
Want als opa een kusje heeft gegeven, dan doet het nog steeds zeer. ,,Niet meer aan denken, dan is het zo over”, is de volgende raad aan het vierjarige kereltje.
Even later: ,,Opa, Opa IJsbeer, ik moet er nog steeds een klein beetje denken en het doet nog steeds een klein beetje au.”
Het jochie gaat weer spelen, komt na een minuut of tien weer terug.
,,Weet je nog waar je aan moet denken”, vraag ik. Hij weet het niet meer. ,,Weet je nog waar je niet meer aan moet denken.” Ineens weet hij het, kijkt naar zijn elleboog en voelt meteen nog een prikkel. Ik stap maar weer eens op, ga verder en op de terugweg stel ik hem nog een keer dezelfde vragen. Het ritueel herhaal zich.
De volgende dag zie ik hem weer, tijdens het Havenfestival in Almere Haven. Hij is opnieuw wild aan het spelen, maar valt dit keer niet. En weer vraag ik hem waar hij aan moet denken. Als vierjarige moet je zoveel, dus hij is het allang weer vergeten. Maar waar hij niet aan moet denken, weet hij nog. Trots laat hij mij zijn elleboog zien. Nee, pijn heeft hij niet meer. En op de schaafplek, heeft zich al een korstje gevormd. Het begint al te genezen.