1 december 2014

Sinterklaas wordt oud

Deel twee

Op tijd ben ik met papa Daniël en Opa IJsbeer vanuit Enkhuizen terug in Almere voor het volgende sinterklaasfeestje. Mamoe en mama Raema hebben alles klaargezet en versierd. Zelfs het stoepje en het straatje zijn geveegd. Ik heb net een dutje gedaan in de auto, omdat ik nog wel een beetje moe ben van de ontmoeting met alle Pieten op het Rochefeestje. 


 Robin arriveert als eerste met Francisca en Victor.  Mijn vriendje Jens komt met Daniëlle,  Cedric en Caithlyn met Renate en Constantijn zijn er vanuit Brabant en uiteraard verschijnen mijn neef Gianny en nichtje Fayèn met Naomi en Martin ook nog voor Sinterklaas in gezelschap van drie lieve Pieten een roffel op de deur geeft. Of was het toch een van de Pieten.

Sinterklaas wordt er ook niet jonger op en net als Opa IJsbeer kan hij niet alles onthouden. Sinterklaas denkt dat opa vorig jaar nog bij hem op schoot heeft gezeten. Dat is lekker niet waar. Opa IJsbeer heeft nog nooit bij hem op schoot gezeten. Vroeger misschien, toen opa zelf nog een klein, heel klein jongetje was. Want dat is opa ook geweest. Maar ik denk dat Sinterklaas dat niet eens meer weet. Hij is gewoon vergeetachtig, net als opa.
Sinterklaas heeft de cadeautjes voor ons niet vergeten. Gelukkig maar zou ik zeggen en ik niet alleen. Ook Jens vindt dat, als hij op schoot mag bij de oude kindervriend. Een cadeautje krijgt hij en echt niet omdat hij erom vraagt of mijn vriendje is. Maar eerst moet er een liedje worden gezongen en dan wordt een schoentje van Jens gevuld met snoepgoed, want behalve ingepakte cadeautjes hebben Sinterklaas en de Zwarte Pieten ook heel veel snoepgoed meegenomen; pepernoten en andere lekkernijen.
Dat Sinterklaas niet alleen soms dingen vergeet maar ook echt oud wordt, merk ik wanneer Cedric op schoot wordt geroepen. Sinterklaas denkt dat hij in het buitenland woont. Nou dat is mooi niet zo. Wel ver weg, want Cedric is samen met zijn zusje, papa en mama helemaal uit Bergen op Zoom naar Almere gekomen.  En Sinterklaas denkt dat die plaats in België ligt. Naar België heeft hij een Hulpsint gestuurd, want hij kan uiteraard niet op twee plaatsen tegelijk zijn. 
Maar ik dwaal af en vergeet bijna te zeggen dat Sinterklaas ook aan Caithlyn vraagt of ze in het buitenland woont, terwijl hij weet dat zij een zusje is van Cedric.
Dit lijkt allemaal aan de aandacht van Robin voorbij te gaan. Hij zegt niets en zit bijna onverstoorbaar op de bank te spelen met zijn tablet. Dat doen steeds meer kindjes, spelen op een tablet. Daar kun je niet vroeg genoeg mee beginnen. Maar buitenspelen is ook een moeten hoor. Kinderen horen te spelen en echt niet alleen maar te leren. Als Robin bij Sinterklaas mag komen dan treuzelt hij geen moment. Ondanks dat hij aan het spelen is ontgaat hem dus weinig.
Net zoals Sinterklaas weinig ontgaat. Want hij vraagt of Gianny wel lief is geweest op school. Mijn neefje heeft onlangs strafregels moeten schrijven, omdat hij op school een tafelblad heeft losgeschroefd, terwijl hij niet anders deed dan de schroefjes weer vastdraaien. Of toch niet? 
Fayèn die bijna het hele feestje op schoot van een van de Pieten heeft gezeten, mag ook bij Sinterklaas komen. En ze hebben mij ook echt niet vergeten, ondanks dat ik ’s morgens al in het Pietendorp ben geweest en van Zwarte Piet een cadeautje heb gekregen.
Ook Mamoe en de papa’s en mama’s mogen bij Sinterklaas komen. En dan is Sinterklaas wel een beetje ondeugend. Zeggen de papa’s. Opa IJsbeer hoeft niet.
Jammer dat Sinterklaas niet kan blijven. Hij had graag wat willen mee-eten, maar heeft daar geen tijd voor. Ik had dat wel leuk gevonden. 
De grote kinderen gaan nog even boven spelen op zolder, met de trein, nadat we hem en de Pieten hebben uitgezwaaid en toe gezongen. Robin en Jens eten niet mee en gaan naar hun eigen huis. Maar pas nadat Jens en ik met Opa IJsbeer Piet Piraat hebben gespeeld.
Na het eten schrik ik wel, want dan wordt er onverwacht hard op de deur gebonsd. Door een Piet. Die komt nog een zak met cadeautjes brengen. Gianny doet vlug de deur open met Cedric en aan de overkant van het veldje zien we Zwarte Piet nog staan. Opa IJsbeer neemt de zak mee naar binnen. Mamoe deelt hierna de overige cadeautjes uit. Wat krijgen we allemaal veel. Wij kinderen dan, want voor de papa’s en de mama’s is er nu niets. Zal wel met de crisis te maken hebben. Denk ik. Of zouden ze gewoon stout zijn geweest.


Als alle cadeautjes zijn uitgepakt, wordt het tijd dat ook de laatsten vertrekken. Cedric en Caithlyn moeten nog heel lang rijden. Mamoe wordt uitgebreid bedankt voor het leuke feestje. Papa helpt met het naar boven brengen van de spullen. Opa IJsbeer ligt dan al te slapen. Die is moe. Dat komt omdat hij ook al oud is. Bijna net zo oud als Sinterklaas en ik denk dat hij nu al is vergeten dat Sinterklaas bij hem thuis is geweest.

30 november 2014

Sinterklaas en het geluk

Vandaag heb ik een drukke dag. Eerst ga ik met papa Daniël en mama Raema mee naar Mamoe en Opa IJsbeer en dan met papa en opa naar Enkhuizen, daar is een Sinterklaasfeestje voor kinderen van papa’s werk. Dat werk is niet in Enkhuizen, maar dat feestje wel. We moeten daarvoor wel vroeg weg, met de auto. Over de dijk en dan zie ik links en rechts water. Gelukkig is de dijk sterk, zodat we niet snel in een bootje hoeven te stappen.
Dat heeft Sinterklaas wel gedaan, die is met de Pakjesboot naar Enkhuizen gevaren, waar hij een Pietendorp heeft ingericht. En in de buurt van dat dorp staat een museum waarin de Rochepieten ons ontvangen. Maar eerst moeten we er wel zien te komen, want de weg is opgebroken en daarom rijden we heen en weer door de smalle straatjes. Ook tegen het eenrichtingsverkeer in. Wel een beetje dom hè, maar papa vertelt dat lekker niet tegen Sinterklaas als hij op schoot moet komen zitten. Maar dat is pas veel later.
Eerst rijden we terug en dan wijzen meneren in gele kleding ons de weg en zeggen waar we onze auto in de modder kunnen zetten. Ik mag van papa er niet eens in spelen. In die modder. En mag ook niet lekker tegen de herfstbladeren schoppen. Van opa mag dat wel, maar van hem mag ik niet in de plassen stampen, omdat ik mijn laarsjes niet aan heb. Nou dan maar niet, maar vraag dan ook niet aan mij of ik binnen wil luisteren, want als ik toch niets mag, dan mag ik dat ook niet.
Onderweg krijgen papa en ik een zoen van een Piet. Opa niet. Die is al oud en krijgt geen zoen meer.
Binnen in het museum is het wel gezellig. Ik zie meteen al Pieten en die zijn vriendelijk en ze lachen en geven mij pepernoten. Dan mag ik kleuren, maar er is zo veel te doen, dat ik daar gewoon geen tijd voor heb.  
We krijgen drinken en nog meer zoetigheid, omdat ik een heel lief kindje ben. Natuurlijk ben ik ook wel eens ondeugend, maar dat zijn alle lieve kindjes. Zo nu en dan een beetje stout. Ook Opa IJsbeer is ook wel eens stout. En dat moet hij van Mamoe en mij op de trap zitten.
Als alle kinderen binnen zijn, gaat het feest beginnen en worden er liedjes gezongen en is er een filmpje te zien met Sinterklaas. Die is zelf niet gekomen, omdat hij een beetje boos is. Niet op ons Rochekinderen, maar op de gekke mensen die vinden dat Zwarte Piet niet meer mag meekomen met Sinterklaas. 
Nou gelukkig zijn de Pieten er wel en die zingen ook en dansen en maken pret. En een van de Pieten leest uit het grote boek. Een paar kinderen mogen bij hem komen en dan vertelt hij wat en gaan de grote mensen klappen. En als iedereen uitgeklapt is krijgen de kindjes, ik dus ook, een cadeautje. Opa pakt die voor mij uit en in het cadeautje zit een minisinterklaas en een minipiet en een minipaard.
Hartstikke tof. Daar kan ik uren zelf sinterklaasje mee spelen.
Nadat we een broodje met worst hebben gegeten gaan we nog even het Pietendorp in. Ook daar kon ik Sinterklaas niet vinden. Maar wel heel, echt heel veel Pieten. Welkomstpieten en Bootjespieten en Pakjespieten en Winkelpieten en zelfs Draaimolenpieten. 
In de draaimolen mocht ik ook zitten. Samen met papa en ik heb het schoentje van een paard vast mogen houden. Zwaar joh. Moest het met mijn beide knuistjes vasthouden, want anders had het ijzer op mijn tegen gevallen. Een hoefijzer noemen ze het schoentje van het paard. Het zijn wel rare schoentjes want je kunt er niet eens een wortel voor het paard instoppen.
Er waren ook pieten aan het werk, in de smederij, maar ook allerlei andere oude ambachten waren te zien. Er was bijvoorbeeld een Rietpiet en die maakte een ouderwetse roe. Maar die roe mag niet meer van de grote mensen, dus papa vond dat ook niet op zijn plaats en we zijn weer snel weggegaan. Maar ik heb het lekker wel gezien. Ook zijn we nog in een oud snoepwinkeltje geweest. Ziet er heel anders uit dan de supermarkt. Eigenlijk veel leuker. Maar in de supermarkt kun je wel veel meer kopen. Als je voldoende centjes hebt.
In een sloot was ook Hippepiet, met zo’n kekke zonnebril op zijn neus. En in het water dreven ballonnen. En toen heeft Hippepiet een van die ballonnen uit het water gevist en aan mij gegeven. Lief van die Piet, vind je ook niet.
Toen de ballon van het stokje sprong heeft de Vlagpiet de ballon weer op het stokje gedaan. En kreeg ik ook nog een vlaggetje, waarmee ik kon zwaaien. Ook al aan een stokje. Dat is lastig hoor, zwaaien met twee stokjes tegelijk… Toen heb ik mij in een oog geprikt en dat was wel schrikken en moest ik huilen. Niet van de au, maar vooral van de schrik. Gelukkig duurde dat niet zo heel erg lang en kon ik ook alles nog zien. Ook de bladeren en de modder. Nee, ik mocht daar nog steeds niet in de plassen stampen.

Het werd tijd om naar het huis van Opa IJsbeer en Mamoe te gaan. Want ook daar was een feestje. Maar dat is weer een ander verhaal.

10 november 2014

Wandelen in het bos

Zondag 9 november 2014

Of ik wil gaan wandelen, in het bos. Nou dat lijkt me wel leuk, met papa en mama en Opa IJsbeer en Mamoe bij de Lage Vuursche. Het is wel jammer dat Mamoe uiteindelijk thuisblijft. Ze is moe en heeft het koud. Maar daardoor kan Chris mee en dat is ook wel weer leuk. En bovendien wil Chris mij wel een stukje dragen en dat kan Mamoe echt niet meer. Mij dragen.
Weet je wie er ook mee was? Mickey! Mama heeft die voor mij een tijdje gedragen. In haar tas, want die was ook mee.
Als we net op weg zijn met de auto wil mama eigenlijk ook wel bij Groeneveld wandelen. Dat heeft ze heel lang niet meer gedaan, zegt ze. Maar we hadden afgesproken dat we naar Lage Vuursche zouden gaan. En bij Groeneveld is het heel erg druk, dus laten we maar mooi doorgaan. Even verderop wordt mij ook duidelijk waarom mama liever naar Groeneveld wilde, zij weet de weg niet zo goed. En zo komen wij op een onverharde weg terecht en moet mama de auto langs plassen en gaten in de zandweg sturen. Voor ons rijdt een cabrio, een auto zonder dak, en die slingert al net zo erg als wij over het pad. Maar gelukkig weet opa de weg en komen we bij de Kuil van Drakensteyn. Het bos hier grenst aan het kasteel Drakenstein, waar onze vroegere koningin woont. De tuin is beveiligd met een zwaar zwart hek en overal staan camera’s ziet papa.
Die Kuil wordt ook gebruikt voor het houthakkersfeest en dan is er van alles te zien. Meneren die met kettingzagen mooie beelden zagen uit bomen, maar ook mannen die met een bijl een boom omhakken en soms zijn er demonstraties. Niet die met spandoeken en dat ze van alles maar roepen omdat ze ergens tegen zijn, nee een demonstratie waarbij ze iets laten zien, uit de natuur. Soms ook met honden. Ik zou wel een hondje willen hebben, maar ik ben bang dat zoiets niet zal gebeuren. Die moet uitgelaten worden. En wie gaat dat doen? Daar ben ik te klein voor.
Nou laten we dan maar gaan wandelen. Over smalle paadjes. Moet je wel uitkijken voor fietsers, want die rijden hier soms als gekken door het bos. En als je heel vriendelijk iets zegt, worden ze nog kwaad ook. Papa en Chris letten gelukkig goed op, zodat er geen fietser tegen mij aan kan rijden.
Toen wij van huis gingen heeft mama goed nagedacht en mij mijn laarzen aangetrokken. Nu kan ik lekker door de modder lopen en hoef niet bang te zijn dat mijn mooie schoenen vies worden. Opa wil niet door de modder en loopt er omheen. Nou ik wil klimmen op boomstronken en stampen in plassen dan word ik wel een beetje vies, maar daarvoor hebben we thuis toch een douche en een wasmachine.
Ik weet ook wel dat het huishouden gedaan moet worden en soms help ik mama. Hoe? Nou gewoon zo; zelfs met een mooie wandelstok kun je stofzuigen, of hockeyen of honkballen. Maar je kunt hem ook als wandelstok gebruiken zoals de herders doen als ze de schaapjes naar de hei brengen.
Over de hei gesproken. We hebben niet alleen in het bos gewandeld, maar Opa IJsbeer wist ook dat er een stukje hei is hier. Niet paars meer, maar dat geeft niet. De hei is nog steeds heel mooi. Ook met mooie bomen.
En er is zand, ook al zo mooi, daar kun je lekker tegen aanschoppen en over rennen. Naar beneden en weer omhoog. Gelukkig reden er hier geen fietsen, zodat ik niet hoefde opletten en gewoon kon spelen. Dat is toch ook wel het allermooiste. Een kind dat speelt en plezier maakt met alles wat er in de omgeving is te zien.
En dat is veel hoor. Sommige bomen zijn ziek en hebben stippen gekregen. Die worden nog een keer omgehakt, vertelt opa. Papa laat me ook een andere boom zien. Die is aan de onderkant bijna weggegeten. Papa gebruikt een ander woord, maar dat mag niet van mama. Omdat ik in de buurt ben. ‘Let je een beetje op bij wat je zegt’, zegt mama. ‘Er zijn kleine oortjes bij.’
Opa denkt er hetzelfde over. Weet je wat opa vroeger tegen mama zei, als ze een verkeerd woord gebruikte? ‘Ga je mond spoelen.’ Wat hij daarmee bedoelde weet ik ook niet, maar dat leer ik nog wel als ik groot ben.
Maar we hadden het over die zieke boom en ik vind dat er een dokter moet komen, om die boom weer beter te maken. Er zijn veel bomen ziek in het bos. De dokter zal wel veel werk hebben om die allemaal beter te maken.
Er zijn ook heel dikke bomen bij. Daar kan ik me lekker achter verstoppen. Dat doe ik samen met opa. Dan kunnen papa en mama en Chris ons lekker niet meer zien. Leuk joh. Verstoppertje spelen. Doe ik thuis ook wel. Dan kunnen ze me niet vinden. Kruip ik overal onder en achter.
Weet je wat ook leuk is. Om van de paadjes af te gaan en dan samen met opa tegen de blaadjes aan schoppen. Die vliegen allemaal in het rond. Maar wel voorzichtig, want er staan overal paddenstoelen. Sommige hebben dezelfde kleuren als de blaadjes, zodat je ze bijna niet kan zien. Maar opa ziet ze wel. Hij zegt dat ik er niet met mijn handjes aan mag komen. En als ik dat toch doe wordt hij bijna boos.

Maar opa blijft niet lang boos en leert mij om naar de paddenstoelen te kijken. Toch wel lief hoor. Je hebt ze in allerlei soorten. Zelfs witte en paarse. Die had opa ook nog nooit gezien. En sommige paddenstoelen zijn heel erg oud. Zo oud dat ze bijna van steen zijn.
Als ik moe begin te worden zijn we ook weer bijna bij de auto terug. Dat heeft opa toch maar weer mooi gedaan. Voor mij wordt het tijd om een dutje te doen. Op de terugweg. Ik heb niet eens in de gaten dat opa weer uitstapt. Geeft niet hoor. Morgen zie ik hem weer en dan krijgen hij en Mamoe een dikke knuffel.

3 november 2014

Friesland

Zondag 2 november 2014



Het bezoek, met Opa IJsbeer, aan de dinosaurusexpositie in het Natuurmuseum Fryslân in Leeuwarden kon in de herfstvakantie niet doorgaan, omdat het museum op maandag was gesloten en ik mij die dag niet lekker voelde. Maar nu ik op een zaterdagavond bij Mamoe en Opa IJsbeer ben blijven slapen, heeft opa een verrassing voor me en gaan we op zondagochtend al vroeg op weg. Eerst met de bus en dan vanaf station Almere Buiten helemaal met de trein naar Friesland. Die kant ben ik nog nooit op geweest met de trein en ik kom vandaag in vier verschillende provincies.

Behalve in Flevoland, waar ik woon, ook nog eens in Overijssel, Drenthe en zoals al gezegd in Friesland. En gisteren ben ik met de trein ook al in Noord-Holland geweest, toen ik met opa en oma  met de trein naar de Amsterdam ArenA ben gereden, naar Ajax.


 Hoeveel jongens van mijn klas kunnen dat zeggen dat ze op één dag in vier provincies van ons land zijn geweest. Ik denk niet dat dit er veel zullen zijn. En met de trein al helemaal niet. We zitten in een stoptrein, die bij Oostvaarders stopt en dan in Lelystad. Opa wilde in Lelystad overstappen op een snelle trein die naar Leeuwarden zou gaan, maar omdat onze trein vijf minuten vertraging heeft zijn we te laat in Lelystad en blijven we nu zitten tot Zwolle. Dat betekent wel dat ik nu ook in Dronten en Kampen-Zuid voor het eerst van mijn leven met de trein stop.

Aan het eind van het perron in Almere Buiten staat een seinbord met een grote vier erop, dat cijfer brandt zo nu en dan. Een meneer, die ook op de trein zit te wachten, zegt dat dit betekent dat de trein vier wagons heeft. Opa gelooft er niets van. In de trein vraag ik het aan de conducteur als die langs komt en de conducteur vertelt dat het betekent dat de trein daar niet harder mag rijden dan veertig kilometer. Dat geldt dus ook voor de Intercity die soms langs het perron komt daveren. Als er een Intercity aankomt doe ik altijd een stapje achteruit en houd me goed vast, want anders kun je zomaar meegezogen worden.

Dat worden wij niet veel later in de trein, mee met de ijzeren wielen die ratelen over de rails. Langs de Nieuwe Wildernis, de Oostvaardersplassen, voorbij Lelystad en dan haalt de trein al snel een top van 144 kilometer. Dat is een snelheid die je in Nederland niet op de gewone weg mag rijden. Tussen Lelystad en Dronten schommelt de wijzer rond de 140. Als we richting Kampen gaan duiken we de duisternis in, het donker van een tunnel onder het Drontermeer. Zo heet het water daar. Het is eigenlijk hetzelfde water als bij Oma en Opa van de bootjes. Het water daar noemen ze Gooimeer en verderop Eemmeer. Al die meren bij elkaar zijn de Randmeren.

In Zwolle stappen we over op de trein naar Leeuwarden. Het eerste station dat we dan tegenkomen is Meppel. Daar heeft Mamoe vroeger gewoond, vertelt Opa IJsbeer. Opa vraagt mij of ik wel mijn paspoort heb meegenomen, nu we naar Friesland gaan. Nou, die hebben mijn papa en mama niet meegegeven. Hoe dat straks moet, weet ik ook niet. Volgens opa spreken ze in Leeuwarden Fries en kan hij er niets van verstaan.

Onderweg naar Leeuwarden worden onze kaartjes tweemaal gecontroleerd. Eerst door een conducteur en dan door een meneer van Service & Veiligheid. Die kan ook precies zien hoe laat we vanmorgen zijn ingecheckt; om 9.33 uur. En hij kan ook zien dat we gisteren naar Duivendrecht zijn geweest met de trein. Volgens hem hoort dat niet bij Amsterdam. Nou mooi wel. En het Amstelstation en de Rai zijn ook Amsterdam.

Die meneer rijdt vandaag al voor de vierde keer tussen Leeuwarden en Heerenveen en die andere meneer zelfs al voor de vijfde keer. Ze rijden op een dag meestal op hetzelfde stukje heen en weer. Die meneer vertelt ook dat hij zelf in Friesland woont, in Leeuwarden en hij zegt dat het museum daar zo mooi is. Ook de onderwaterwereld. Ik vraag of hij ook echt Fries kan spreken. Nou dat kan hij wel en hij zegt: Bûter, brea, en griene tsiis wa't dat net sizze kin, is gjin oprjochte Fries. Het lijkt wel Engels en ik denk dat hij het over kaas heeft, dat versta ik immers. Nou dat klopt ook nog want hij zegt: Boter, roggebrood en groene kaas, wie dan niet kan zeggen, is geen echte Fries.

Met al dat praten heb ik niet eens in de gaten dat we bij Grou-Jirnsum en Akkrum zijn gestopt. Dan gaat de tijd wel lekker snel. Eerder waren we dus ook al in Meppel, Steenwijk en Wolvega en Heerenveen gestopt. Zo leer je nog eens iets tijdens een treinreis.

In Leeuwarden gaan we naar de McDonald’s omdat ik honger heb gekregen. Ik mag van opa een Happy Meal en ik eet mijn frietjes helemaal op. De appelsap bewaar ik voor later. Hierna wandelen we verder naar het museum. Je kunt er ook met de bus komen, lijn 36. Maar het is maar een klein stukje en dan kan opa onderweg nog wat beelden fotograferen. Ook van mij. In het museum zijn  heel veel kinderen. De tentoonstelling heet Jurassic Leeuwarden 3. Opa neemt de enge ingang, maar dat wil ik niet. Ik loop er liever omheen. Volgens opa was die andere ingang helemaal niet eng, maar ik hoorde wel allemaal enge geluiden.

Overal om me heen zie ik dinosaurussen. Die zijn allemaal uitgestorven, toen een meteoriet de aarde heeft geraakt. Soms vinden ze nog een skelet terug. Je hebt dinosaurussen die vlees eten, maar ook alleen maar groen, blaadjes takken, gras. Dat moet wel heel veel zijn, want anders kunnen ze niet groot worden. Ook mag ik allerlei voelproefjes doen, ik voel ik tandjes en botjes, ook wat zachts, de longen. En iets heel vies. Poep.

In het museum zijn niet alleen dinosaurussen, maar gaat het onder andere ook over water. Zo mag ik een emmer water pompen. Lopen we onder het water door en zie ik hoe een zwaan er aan de onderkant uitziet en als de zwaan soms met zijn kop onder water gaat, dan gaat hij eten. Geen visjes maar waterplanten. Als ik door een periscoop kijk zie ik boven het water een reiger staan.

Ook mag ik in de tandartsstoel zitten en dan moet ik vijf vragen beantwoorden. Wisten jullie dat de tanden van een konijn altijd maar door blijven groeien? Geloven jullie dat niet. Nou het is echt waar hoor.

Er is ook nog een afdeling over bijen en er zijn allerlei opgezette dieren. Sommige dieren hebben een wintervacht en dan zijn ze bijna wit. En je hebt ook nog albinodieren, dieren die niet wit horen te zijn, maar het toch wel zijn. Ook dat heb ik hier geleerd. Sommige dieren zijn wel een beetje eng. Ze lijken net echt, zoals de tijger. Die kan je ieder moment aanvliegen. Blij dat ik daar voorbij was. Als we weggaan mag ik nog iets uitzoeken en ik kies een boekje en enkele dinosaurussen uit.

Na het museum wandelen we nog een klein stukje door het park en zie ik een halte voor een boot, die hier soms door de singel vaart. Ook komen we langs het Joods monument. Vroeger voor de oorlog woonden er veel Joodse mensen in Leeuwarden. Die zijn allemaal door de Duitsers meegenomen.

Opa weet gelukkig precies de weg terug. Hoe die dat doet? Ik heb geen idee, maar ineens staan we weer op dezelfde weg als we gekomen zijn. Dan is het ook nog maar een klein stukje naar het station.

De trein staat al te wachten, dat is wel lekker. Ook is het een intercity dus zijn we nu niet zo lang onderweg. Voor we het weten zijn we in Zwolle. Opa heeft een boekje met verhalen van Annie MG Schmidt bij zich. die heeft ook het versje van Dikkertje Dap gemaakt. Ik lees een versje van haar en opa draagt er een voor.

In Zwolle stappen we uit op perron vijf. Onze trein naar Almere gaat door naar Rotterdam en vertrekt vanaf perron drie. Wij gaan de trap omhoog en zoeken naar perron drie. Dat blijkt aan de andere kant van perron vijf te zijn, moeten we dezelfde trap weer naar beneden. Zoiets geks heb ik nog nooit gezien.

De trein naar Rotterdam stopt alleen in Lelystad en in het centrum van Almere voor hij verder gaat. We moeten dan in het centrum de bus terug nemen of in Lelystad uitstappen. Nou dat doe ik veel liever. Aan de andere kant van het perron in Lelystad staat al een trein klaar. Dat is de Intercity naar Vlissingen. Wij stappen in, maar dan zie ik ineens dat de sprinter naar Oostvaarders en Amsterdam Centraal op het perron komt waar wij net zijn uitgestapt. We zitten dus in de verkeerde trein.

Omdat de deuren van de trein dicht zijn, druk ik op de knop. De deur gaat open en ik stap uit. Voor opa uit kan stappen, gaat de deur weer dicht en wat hij ook probeert de deur wil niet meer open. Dat komt omdat de conducteur de deuren van de trein al heeft dichtgedaan zodat de trein kan vertrekken. Ik sta al buiten en Opa IJsbeer zit nog in de trein. Ik roep tegen de conducteur dat mijn opa nog in de trein zit en hij doet gelukkig de deur nog gauw open. Anders had ik alleen met de trein naar Almere moeten gaan. Ik had dat best gedurfd en gekund. Alleen mag ik dan niet in de eerste klasse zitten met mijn railrunner. Dat mag alleen als er een volwassene bij is.

Met de stoptrein gaan we uiteindelijk naar Almere Buiten. In de trein mag ik nog even op mijn spelcomputer spelen.  In Buiten duurt het nog elf minuten voor de bus komt. Opa IJsbeer wil naar huis wandelen, maar ik blijf liever op de bus wachten. Mijn kleine beentjes zijn een beetje moe. Het duurt heel lang voor de bus komt en als hij moet komen verschijnt er een berichtje dat het hierna nog twaalf minuten duurt voor de bus er is. Er is gewoon een rit tussenuit. Waarom, dat wordt er niet bij gezegd. Ach, zoiets kan nu eenmaal gebeuren.

16 september 2014

Met Mickey op de fiets

Opa IJsbeer vecht tegen de slaap en zit te knikkebollen aan tafel. Mamoe wil nog een stukje hardlopen vanmiddag en daarom moet opa op mij letten. Mijn neefje en nichtje zijn al naar huis. Ik speel bij de kinderzandbak en met de kiepautovrachtwagen, vol met stenen. En mag niet bij de vijver komen, omdat ik nog niet kan zwemmen. Dus…

‘Zullen wij een stukje gaan fietsen’, vraagt Opa IJsbeer. Vanmorgen zijn we ook al twee keer op de fiets weg geweest. Eerst naar de apotheek en daarna naar de supermarkt. En Mickey Mousse mag ook mee. Opa vraagt mij vaak om mee te gaan en dan moet ik de boodschappen onthouden of vertellen waar het boodschappenbriefje is, want hij vergeet alles. Soms laat hij zelfs mij wel eens in het stoeltje achter op de fiets zitten, en een andere keer vergeet hij mij uit het boodschappenkarretje te halen. Maar gelukkig kan ik al goed praten, zodat ik hem wel kan vertellen dat ik toch echt niet van plan ben om te blijven zitten. Alleen te blijven. En of hij maar zo goed wil zijn om mij weer op de grond te zetten. En zo staan wij beiden met beide benen weer op de grond.

Maar goed ik was aan het vertellen dat opa met mij vanmiddag wilde gaan fietsen en dan zeg ik uiteraard geen nee. We zijn eerst naar de manege geweest. Een hippisch centrum staat er met dure woorden boven de deur. Het is gewoon een veredelde paardenstal waar meisjes en mevrouwen gaan paardrijden. Ja ook wel jongetjes en mijnheren, maar die zijn in de minderheid.

We staan aan de achterkant van de manege en er komen net twee meisjes aan, ieder met een paard. Ze lopen het hek uit. Gaan het bos in. De paarden komen bijna rakelings langs ons heen. Als ik mijn arm uitsteek, kan ik ze zo raken. Als ik dat zou durven.

We hebben de wind in de rug, zodat het lekker vlug gaat. Maar toch duurt het wel lang voor we weer stoppen. Het is ook zo ver, en ik ben ook wel een beetje moe en daarom val ik in slaap. Opa pakt Mickey uit mijn handen, zodat die niet op de grond kan vallen en zorgt er ook voor dat ik niet uit het fietsstoeltje kan vallen. Bij een akkertje met oranjeballen word ik wakker. Sommige ballen lijken wel op ballonnen. Opa zegt dat het pompoenen zijn. Hij is al oud en zal het dus wel weten.

Een klein stukje verder stoppen we weer. Dit ken ik. Hier ben ik met papa en mama ook wel eens geweest. We wandelen over bruggetjes, vlonders noemen de mensen die. Ik moet opa een handje geven, omdat ik nog niet kan zwemmen. Nergens voor nodig hoor, maar ik heb gewoon geen zin in een nat pak, en daarom vind ik het niet erg om een handje te geven. Maar niet verder vertellen hoor, ook vind ik het wel een beetje eng, die apen. Misschien wel omdat ik zelf soms een klein ondeugend aapje ben en net zo goed zou willen klimmen als de apen, die boven in de boom of op een tak zitten. Maar ook omdat ze overal los lopen en niet in kooien. Misschien willen ze Mickey afpakken. Nou daarom houd ik opa’s handje stevig vast en in mijn andere knuistje heb ik Mickey, dan hoeft die niet bang te zijn voor de apen.

Met Opa IJsbeer ga ik weer snel weg en we gaan verder over het terrein, tussen twee heggen door en dan zie ik nog een vlinder. Als we over een brug lopen, mag ik opa weer een hand geven. Onder ons zwemmen de eenden. Nieuwsgierig, die hopen op een stukje brood. Maar je mag de eendjes hier niet voeren. Die krijgen al genoeg.

En ook de geiten mag je geen eten geven. En als je ze geaaid hebt, moet je je handen wassen.

De biggen maken een lawaai voor tien als ze het gebouwtje met de hokken binnenkomen. Knorretje voorop. Dat gegil vind ik helemaal niet leuk. Het lijken wel speenvarkens zo hard gillen ze. Ik zou mijn handen het liefst tegen mijn oren willen drukken, want dan hoef ik nergens naar te luisteren.

Ze hebben hier ook een heel groot varken. Zwart. Een dekbeer zet opa. Wat dat is vertelt hij er niet bij, maar het is iets van de bijtjes en de bloemetjes. Dat leer ik wel als ik naar de grote school toe ga.

En dan leer ik vast ook wel versjes over schaapje, schaapje, heb je fijne wol. De schaapjes stonden in de wei en aten hun buikje vol. Ik hoef nu geen eten, want dat heb ik tussen de middag al gekregen van mamoe. Of was het van opa? Ik lijk wel net zo vergeetachtig als mijn opa. Of misschien wil ik soms wel dingen vergeten, vooral als ik aan het spelen ben. Dat kan hoor, op de Kemphaan. Via een leuk bruggetje kwamen we op een speelplek met een klimrek. Ik ben helemaal boven geweest. Maar het huisje vond ik het leukst. En Mickey vond het huisje ook leuk. Op de rug van de leeuw zitten vond ik maar niks. Dat heb ik dus ook niet gedaan.

Opa IJsbeer wilde weer naar huis, maar ik vond dat jammer, want ik had helemaal nog geen zin om al naar het huis van opa en mamoe te gaan. Maar opa werd moe en dan moet ik wel mee. Op de fiets terug, over een paar hoge bruggen. Nou we hebben wel lekker gefietst. Eerlijk is eerlijk. En als toetje hebben we nog even bij de paarden  ‘gekijken’ . En zwanen, witte en grijze gezien. Die grijze zijn jonge zwanen vertelde opa.

Bij opa en mamoe was mama Raema er al weer. Die had gewerkt. Voor ik met haar naar huis ging, kreeg ik eerst nog een crunchy. Lekker. Nou tot morgen, dan kom ik weer. Om een hapje te eten. Dag en een dikke kus.



15 september 2014