30 november 2014

Sinterklaas en het geluk

Vandaag heb ik een drukke dag. Eerst ga ik met papa Daniël en mama Raema mee naar Mamoe en Opa IJsbeer en dan met papa en opa naar Enkhuizen, daar is een Sinterklaasfeestje voor kinderen van papa’s werk. Dat werk is niet in Enkhuizen, maar dat feestje wel. We moeten daarvoor wel vroeg weg, met de auto. Over de dijk en dan zie ik links en rechts water. Gelukkig is de dijk sterk, zodat we niet snel in een bootje hoeven te stappen.
Dat heeft Sinterklaas wel gedaan, die is met de Pakjesboot naar Enkhuizen gevaren, waar hij een Pietendorp heeft ingericht. En in de buurt van dat dorp staat een museum waarin de Rochepieten ons ontvangen. Maar eerst moeten we er wel zien te komen, want de weg is opgebroken en daarom rijden we heen en weer door de smalle straatjes. Ook tegen het eenrichtingsverkeer in. Wel een beetje dom hè, maar papa vertelt dat lekker niet tegen Sinterklaas als hij op schoot moet komen zitten. Maar dat is pas veel later.
Eerst rijden we terug en dan wijzen meneren in gele kleding ons de weg en zeggen waar we onze auto in de modder kunnen zetten. Ik mag van papa er niet eens in spelen. In die modder. En mag ook niet lekker tegen de herfstbladeren schoppen. Van opa mag dat wel, maar van hem mag ik niet in de plassen stampen, omdat ik mijn laarsjes niet aan heb. Nou dan maar niet, maar vraag dan ook niet aan mij of ik binnen wil luisteren, want als ik toch niets mag, dan mag ik dat ook niet.
Onderweg krijgen papa en ik een zoen van een Piet. Opa niet. Die is al oud en krijgt geen zoen meer.
Binnen in het museum is het wel gezellig. Ik zie meteen al Pieten en die zijn vriendelijk en ze lachen en geven mij pepernoten. Dan mag ik kleuren, maar er is zo veel te doen, dat ik daar gewoon geen tijd voor heb.  
We krijgen drinken en nog meer zoetigheid, omdat ik een heel lief kindje ben. Natuurlijk ben ik ook wel eens ondeugend, maar dat zijn alle lieve kindjes. Zo nu en dan een beetje stout. Ook Opa IJsbeer is ook wel eens stout. En dat moet hij van Mamoe en mij op de trap zitten.
Als alle kinderen binnen zijn, gaat het feest beginnen en worden er liedjes gezongen en is er een filmpje te zien met Sinterklaas. Die is zelf niet gekomen, omdat hij een beetje boos is. Niet op ons Rochekinderen, maar op de gekke mensen die vinden dat Zwarte Piet niet meer mag meekomen met Sinterklaas. 
Nou gelukkig zijn de Pieten er wel en die zingen ook en dansen en maken pret. En een van de Pieten leest uit het grote boek. Een paar kinderen mogen bij hem komen en dan vertelt hij wat en gaan de grote mensen klappen. En als iedereen uitgeklapt is krijgen de kindjes, ik dus ook, een cadeautje. Opa pakt die voor mij uit en in het cadeautje zit een minisinterklaas en een minipiet en een minipaard.
Hartstikke tof. Daar kan ik uren zelf sinterklaasje mee spelen.
Nadat we een broodje met worst hebben gegeten gaan we nog even het Pietendorp in. Ook daar kon ik Sinterklaas niet vinden. Maar wel heel, echt heel veel Pieten. Welkomstpieten en Bootjespieten en Pakjespieten en Winkelpieten en zelfs Draaimolenpieten. 
In de draaimolen mocht ik ook zitten. Samen met papa en ik heb het schoentje van een paard vast mogen houden. Zwaar joh. Moest het met mijn beide knuistjes vasthouden, want anders had het ijzer op mijn tegen gevallen. Een hoefijzer noemen ze het schoentje van het paard. Het zijn wel rare schoentjes want je kunt er niet eens een wortel voor het paard instoppen.
Er waren ook pieten aan het werk, in de smederij, maar ook allerlei andere oude ambachten waren te zien. Er was bijvoorbeeld een Rietpiet en die maakte een ouderwetse roe. Maar die roe mag niet meer van de grote mensen, dus papa vond dat ook niet op zijn plaats en we zijn weer snel weggegaan. Maar ik heb het lekker wel gezien. Ook zijn we nog in een oud snoepwinkeltje geweest. Ziet er heel anders uit dan de supermarkt. Eigenlijk veel leuker. Maar in de supermarkt kun je wel veel meer kopen. Als je voldoende centjes hebt.
In een sloot was ook Hippepiet, met zo’n kekke zonnebril op zijn neus. En in het water dreven ballonnen. En toen heeft Hippepiet een van die ballonnen uit het water gevist en aan mij gegeven. Lief van die Piet, vind je ook niet.
Toen de ballon van het stokje sprong heeft de Vlagpiet de ballon weer op het stokje gedaan. En kreeg ik ook nog een vlaggetje, waarmee ik kon zwaaien. Ook al aan een stokje. Dat is lastig hoor, zwaaien met twee stokjes tegelijk… Toen heb ik mij in een oog geprikt en dat was wel schrikken en moest ik huilen. Niet van de au, maar vooral van de schrik. Gelukkig duurde dat niet zo heel erg lang en kon ik ook alles nog zien. Ook de bladeren en de modder. Nee, ik mocht daar nog steeds niet in de plassen stampen.

Het werd tijd om naar het huis van Opa IJsbeer en Mamoe te gaan. Want ook daar was een feestje. Maar dat is weer een ander verhaal.

10 november 2014

Wandelen in het bos

Zondag 9 november 2014

Of ik wil gaan wandelen, in het bos. Nou dat lijkt me wel leuk, met papa en mama en Opa IJsbeer en Mamoe bij de Lage Vuursche. Het is wel jammer dat Mamoe uiteindelijk thuisblijft. Ze is moe en heeft het koud. Maar daardoor kan Chris mee en dat is ook wel weer leuk. En bovendien wil Chris mij wel een stukje dragen en dat kan Mamoe echt niet meer. Mij dragen.
Weet je wie er ook mee was? Mickey! Mama heeft die voor mij een tijdje gedragen. In haar tas, want die was ook mee.
Als we net op weg zijn met de auto wil mama eigenlijk ook wel bij Groeneveld wandelen. Dat heeft ze heel lang niet meer gedaan, zegt ze. Maar we hadden afgesproken dat we naar Lage Vuursche zouden gaan. En bij Groeneveld is het heel erg druk, dus laten we maar mooi doorgaan. Even verderop wordt mij ook duidelijk waarom mama liever naar Groeneveld wilde, zij weet de weg niet zo goed. En zo komen wij op een onverharde weg terecht en moet mama de auto langs plassen en gaten in de zandweg sturen. Voor ons rijdt een cabrio, een auto zonder dak, en die slingert al net zo erg als wij over het pad. Maar gelukkig weet opa de weg en komen we bij de Kuil van Drakensteyn. Het bos hier grenst aan het kasteel Drakenstein, waar onze vroegere koningin woont. De tuin is beveiligd met een zwaar zwart hek en overal staan camera’s ziet papa.
Die Kuil wordt ook gebruikt voor het houthakkersfeest en dan is er van alles te zien. Meneren die met kettingzagen mooie beelden zagen uit bomen, maar ook mannen die met een bijl een boom omhakken en soms zijn er demonstraties. Niet die met spandoeken en dat ze van alles maar roepen omdat ze ergens tegen zijn, nee een demonstratie waarbij ze iets laten zien, uit de natuur. Soms ook met honden. Ik zou wel een hondje willen hebben, maar ik ben bang dat zoiets niet zal gebeuren. Die moet uitgelaten worden. En wie gaat dat doen? Daar ben ik te klein voor.
Nou laten we dan maar gaan wandelen. Over smalle paadjes. Moet je wel uitkijken voor fietsers, want die rijden hier soms als gekken door het bos. En als je heel vriendelijk iets zegt, worden ze nog kwaad ook. Papa en Chris letten gelukkig goed op, zodat er geen fietser tegen mij aan kan rijden.
Toen wij van huis gingen heeft mama goed nagedacht en mij mijn laarzen aangetrokken. Nu kan ik lekker door de modder lopen en hoef niet bang te zijn dat mijn mooie schoenen vies worden. Opa wil niet door de modder en loopt er omheen. Nou ik wil klimmen op boomstronken en stampen in plassen dan word ik wel een beetje vies, maar daarvoor hebben we thuis toch een douche en een wasmachine.
Ik weet ook wel dat het huishouden gedaan moet worden en soms help ik mama. Hoe? Nou gewoon zo; zelfs met een mooie wandelstok kun je stofzuigen, of hockeyen of honkballen. Maar je kunt hem ook als wandelstok gebruiken zoals de herders doen als ze de schaapjes naar de hei brengen.
Over de hei gesproken. We hebben niet alleen in het bos gewandeld, maar Opa IJsbeer wist ook dat er een stukje hei is hier. Niet paars meer, maar dat geeft niet. De hei is nog steeds heel mooi. Ook met mooie bomen.
En er is zand, ook al zo mooi, daar kun je lekker tegen aanschoppen en over rennen. Naar beneden en weer omhoog. Gelukkig reden er hier geen fietsen, zodat ik niet hoefde opletten en gewoon kon spelen. Dat is toch ook wel het allermooiste. Een kind dat speelt en plezier maakt met alles wat er in de omgeving is te zien.
En dat is veel hoor. Sommige bomen zijn ziek en hebben stippen gekregen. Die worden nog een keer omgehakt, vertelt opa. Papa laat me ook een andere boom zien. Die is aan de onderkant bijna weggegeten. Papa gebruikt een ander woord, maar dat mag niet van mama. Omdat ik in de buurt ben. ‘Let je een beetje op bij wat je zegt’, zegt mama. ‘Er zijn kleine oortjes bij.’
Opa denkt er hetzelfde over. Weet je wat opa vroeger tegen mama zei, als ze een verkeerd woord gebruikte? ‘Ga je mond spoelen.’ Wat hij daarmee bedoelde weet ik ook niet, maar dat leer ik nog wel als ik groot ben.
Maar we hadden het over die zieke boom en ik vind dat er een dokter moet komen, om die boom weer beter te maken. Er zijn veel bomen ziek in het bos. De dokter zal wel veel werk hebben om die allemaal beter te maken.
Er zijn ook heel dikke bomen bij. Daar kan ik me lekker achter verstoppen. Dat doe ik samen met opa. Dan kunnen papa en mama en Chris ons lekker niet meer zien. Leuk joh. Verstoppertje spelen. Doe ik thuis ook wel. Dan kunnen ze me niet vinden. Kruip ik overal onder en achter.
Weet je wat ook leuk is. Om van de paadjes af te gaan en dan samen met opa tegen de blaadjes aan schoppen. Die vliegen allemaal in het rond. Maar wel voorzichtig, want er staan overal paddenstoelen. Sommige hebben dezelfde kleuren als de blaadjes, zodat je ze bijna niet kan zien. Maar opa ziet ze wel. Hij zegt dat ik er niet met mijn handjes aan mag komen. En als ik dat toch doe wordt hij bijna boos.

Maar opa blijft niet lang boos en leert mij om naar de paddenstoelen te kijken. Toch wel lief hoor. Je hebt ze in allerlei soorten. Zelfs witte en paarse. Die had opa ook nog nooit gezien. En sommige paddenstoelen zijn heel erg oud. Zo oud dat ze bijna van steen zijn.
Als ik moe begin te worden zijn we ook weer bijna bij de auto terug. Dat heeft opa toch maar weer mooi gedaan. Voor mij wordt het tijd om een dutje te doen. Op de terugweg. Ik heb niet eens in de gaten dat opa weer uitstapt. Geeft niet hoor. Morgen zie ik hem weer en dan krijgen hij en Mamoe een dikke knuffel.

3 november 2014

Friesland

Zondag 2 november 2014



Het bezoek, met Opa IJsbeer, aan de dinosaurusexpositie in het Natuurmuseum Fryslân in Leeuwarden kon in de herfstvakantie niet doorgaan, omdat het museum op maandag was gesloten en ik mij die dag niet lekker voelde. Maar nu ik op een zaterdagavond bij Mamoe en Opa IJsbeer ben blijven slapen, heeft opa een verrassing voor me en gaan we op zondagochtend al vroeg op weg. Eerst met de bus en dan vanaf station Almere Buiten helemaal met de trein naar Friesland. Die kant ben ik nog nooit op geweest met de trein en ik kom vandaag in vier verschillende provincies.

Behalve in Flevoland, waar ik woon, ook nog eens in Overijssel, Drenthe en zoals al gezegd in Friesland. En gisteren ben ik met de trein ook al in Noord-Holland geweest, toen ik met opa en oma  met de trein naar de Amsterdam ArenA ben gereden, naar Ajax.


 Hoeveel jongens van mijn klas kunnen dat zeggen dat ze op één dag in vier provincies van ons land zijn geweest. Ik denk niet dat dit er veel zullen zijn. En met de trein al helemaal niet. We zitten in een stoptrein, die bij Oostvaarders stopt en dan in Lelystad. Opa wilde in Lelystad overstappen op een snelle trein die naar Leeuwarden zou gaan, maar omdat onze trein vijf minuten vertraging heeft zijn we te laat in Lelystad en blijven we nu zitten tot Zwolle. Dat betekent wel dat ik nu ook in Dronten en Kampen-Zuid voor het eerst van mijn leven met de trein stop.

Aan het eind van het perron in Almere Buiten staat een seinbord met een grote vier erop, dat cijfer brandt zo nu en dan. Een meneer, die ook op de trein zit te wachten, zegt dat dit betekent dat de trein vier wagons heeft. Opa gelooft er niets van. In de trein vraag ik het aan de conducteur als die langs komt en de conducteur vertelt dat het betekent dat de trein daar niet harder mag rijden dan veertig kilometer. Dat geldt dus ook voor de Intercity die soms langs het perron komt daveren. Als er een Intercity aankomt doe ik altijd een stapje achteruit en houd me goed vast, want anders kun je zomaar meegezogen worden.

Dat worden wij niet veel later in de trein, mee met de ijzeren wielen die ratelen over de rails. Langs de Nieuwe Wildernis, de Oostvaardersplassen, voorbij Lelystad en dan haalt de trein al snel een top van 144 kilometer. Dat is een snelheid die je in Nederland niet op de gewone weg mag rijden. Tussen Lelystad en Dronten schommelt de wijzer rond de 140. Als we richting Kampen gaan duiken we de duisternis in, het donker van een tunnel onder het Drontermeer. Zo heet het water daar. Het is eigenlijk hetzelfde water als bij Oma en Opa van de bootjes. Het water daar noemen ze Gooimeer en verderop Eemmeer. Al die meren bij elkaar zijn de Randmeren.

In Zwolle stappen we over op de trein naar Leeuwarden. Het eerste station dat we dan tegenkomen is Meppel. Daar heeft Mamoe vroeger gewoond, vertelt Opa IJsbeer. Opa vraagt mij of ik wel mijn paspoort heb meegenomen, nu we naar Friesland gaan. Nou, die hebben mijn papa en mama niet meegegeven. Hoe dat straks moet, weet ik ook niet. Volgens opa spreken ze in Leeuwarden Fries en kan hij er niets van verstaan.

Onderweg naar Leeuwarden worden onze kaartjes tweemaal gecontroleerd. Eerst door een conducteur en dan door een meneer van Service & Veiligheid. Die kan ook precies zien hoe laat we vanmorgen zijn ingecheckt; om 9.33 uur. En hij kan ook zien dat we gisteren naar Duivendrecht zijn geweest met de trein. Volgens hem hoort dat niet bij Amsterdam. Nou mooi wel. En het Amstelstation en de Rai zijn ook Amsterdam.

Die meneer rijdt vandaag al voor de vierde keer tussen Leeuwarden en Heerenveen en die andere meneer zelfs al voor de vijfde keer. Ze rijden op een dag meestal op hetzelfde stukje heen en weer. Die meneer vertelt ook dat hij zelf in Friesland woont, in Leeuwarden en hij zegt dat het museum daar zo mooi is. Ook de onderwaterwereld. Ik vraag of hij ook echt Fries kan spreken. Nou dat kan hij wel en hij zegt: Bûter, brea, en griene tsiis wa't dat net sizze kin, is gjin oprjochte Fries. Het lijkt wel Engels en ik denk dat hij het over kaas heeft, dat versta ik immers. Nou dat klopt ook nog want hij zegt: Boter, roggebrood en groene kaas, wie dan niet kan zeggen, is geen echte Fries.

Met al dat praten heb ik niet eens in de gaten dat we bij Grou-Jirnsum en Akkrum zijn gestopt. Dan gaat de tijd wel lekker snel. Eerder waren we dus ook al in Meppel, Steenwijk en Wolvega en Heerenveen gestopt. Zo leer je nog eens iets tijdens een treinreis.

In Leeuwarden gaan we naar de McDonald’s omdat ik honger heb gekregen. Ik mag van opa een Happy Meal en ik eet mijn frietjes helemaal op. De appelsap bewaar ik voor later. Hierna wandelen we verder naar het museum. Je kunt er ook met de bus komen, lijn 36. Maar het is maar een klein stukje en dan kan opa onderweg nog wat beelden fotograferen. Ook van mij. In het museum zijn  heel veel kinderen. De tentoonstelling heet Jurassic Leeuwarden 3. Opa neemt de enge ingang, maar dat wil ik niet. Ik loop er liever omheen. Volgens opa was die andere ingang helemaal niet eng, maar ik hoorde wel allemaal enge geluiden.

Overal om me heen zie ik dinosaurussen. Die zijn allemaal uitgestorven, toen een meteoriet de aarde heeft geraakt. Soms vinden ze nog een skelet terug. Je hebt dinosaurussen die vlees eten, maar ook alleen maar groen, blaadjes takken, gras. Dat moet wel heel veel zijn, want anders kunnen ze niet groot worden. Ook mag ik allerlei voelproefjes doen, ik voel ik tandjes en botjes, ook wat zachts, de longen. En iets heel vies. Poep.

In het museum zijn niet alleen dinosaurussen, maar gaat het onder andere ook over water. Zo mag ik een emmer water pompen. Lopen we onder het water door en zie ik hoe een zwaan er aan de onderkant uitziet en als de zwaan soms met zijn kop onder water gaat, dan gaat hij eten. Geen visjes maar waterplanten. Als ik door een periscoop kijk zie ik boven het water een reiger staan.

Ook mag ik in de tandartsstoel zitten en dan moet ik vijf vragen beantwoorden. Wisten jullie dat de tanden van een konijn altijd maar door blijven groeien? Geloven jullie dat niet. Nou het is echt waar hoor.

Er is ook nog een afdeling over bijen en er zijn allerlei opgezette dieren. Sommige dieren hebben een wintervacht en dan zijn ze bijna wit. En je hebt ook nog albinodieren, dieren die niet wit horen te zijn, maar het toch wel zijn. Ook dat heb ik hier geleerd. Sommige dieren zijn wel een beetje eng. Ze lijken net echt, zoals de tijger. Die kan je ieder moment aanvliegen. Blij dat ik daar voorbij was. Als we weggaan mag ik nog iets uitzoeken en ik kies een boekje en enkele dinosaurussen uit.

Na het museum wandelen we nog een klein stukje door het park en zie ik een halte voor een boot, die hier soms door de singel vaart. Ook komen we langs het Joods monument. Vroeger voor de oorlog woonden er veel Joodse mensen in Leeuwarden. Die zijn allemaal door de Duitsers meegenomen.

Opa weet gelukkig precies de weg terug. Hoe die dat doet? Ik heb geen idee, maar ineens staan we weer op dezelfde weg als we gekomen zijn. Dan is het ook nog maar een klein stukje naar het station.

De trein staat al te wachten, dat is wel lekker. Ook is het een intercity dus zijn we nu niet zo lang onderweg. Voor we het weten zijn we in Zwolle. Opa heeft een boekje met verhalen van Annie MG Schmidt bij zich. die heeft ook het versje van Dikkertje Dap gemaakt. Ik lees een versje van haar en opa draagt er een voor.

In Zwolle stappen we uit op perron vijf. Onze trein naar Almere gaat door naar Rotterdam en vertrekt vanaf perron drie. Wij gaan de trap omhoog en zoeken naar perron drie. Dat blijkt aan de andere kant van perron vijf te zijn, moeten we dezelfde trap weer naar beneden. Zoiets geks heb ik nog nooit gezien.

De trein naar Rotterdam stopt alleen in Lelystad en in het centrum van Almere voor hij verder gaat. We moeten dan in het centrum de bus terug nemen of in Lelystad uitstappen. Nou dat doe ik veel liever. Aan de andere kant van het perron in Lelystad staat al een trein klaar. Dat is de Intercity naar Vlissingen. Wij stappen in, maar dan zie ik ineens dat de sprinter naar Oostvaarders en Amsterdam Centraal op het perron komt waar wij net zijn uitgestapt. We zitten dus in de verkeerde trein.

Omdat de deuren van de trein dicht zijn, druk ik op de knop. De deur gaat open en ik stap uit. Voor opa uit kan stappen, gaat de deur weer dicht en wat hij ook probeert de deur wil niet meer open. Dat komt omdat de conducteur de deuren van de trein al heeft dichtgedaan zodat de trein kan vertrekken. Ik sta al buiten en Opa IJsbeer zit nog in de trein. Ik roep tegen de conducteur dat mijn opa nog in de trein zit en hij doet gelukkig de deur nog gauw open. Anders had ik alleen met de trein naar Almere moeten gaan. Ik had dat best gedurfd en gekund. Alleen mag ik dan niet in de eerste klasse zitten met mijn railrunner. Dat mag alleen als er een volwassene bij is.

Met de stoptrein gaan we uiteindelijk naar Almere Buiten. In de trein mag ik nog even op mijn spelcomputer spelen.  In Buiten duurt het nog elf minuten voor de bus komt. Opa IJsbeer wil naar huis wandelen, maar ik blijf liever op de bus wachten. Mijn kleine beentjes zijn een beetje moe. Het duurt heel lang voor de bus komt en als hij moet komen verschijnt er een berichtje dat het hierna nog twaalf minuten duurt voor de bus er is. Er is gewoon een rit tussenuit. Waarom, dat wordt er niet bij gezegd. Ach, zoiets kan nu eenmaal gebeuren.