31 januari 2019

De uitnodiging


31 januari 2019

 In juni viel er een kaartje in de bus: Uitnodiging komen jullie dit jaar de feestdagen bij ons doorbrengen.

Mien heeft meteen de telefoon gepakt en heeft haar zus Deborah gebeld. ‘Natuurlijk komen wij, wij willen dat kasteeltje van jullie nu eindelijk wel eens een keer bekijken.’

Vijf jaar geleden is Deborah getrouwd met Graaf Angelotti en na die gedenkwaardige dag hebben wij haar en haar graaf nooit meer gezien. Inderdaad wij zijn de arme tak van de familie en mijn schoonzus heeft het een beetje hoog in haar bol. Daarom heeft zij al het contact afgehouden. Bovendien kunnen ons niet zomaar een reisje naar Zuid-Tirol veroorloven. Een auto hebben wij niet en thuis doe ik alles op de fiets, behalve als ik naar de stad moet dan neem ik de bus. Maar voor dit uitje heb ik de bromfiets van buurman Nelis kunnen lenen. En ik heb beloofd dat wij voorzichtig zouden zijn.

Ik heb uitgerekend dat wij er ongeveer een weekje over zouden doen. Iedere dag ongeveer tweehonderd kilometer rijden. De eerste dag iets meer en naarmate wij het kasteeltje van Angelotti en Deborah naderen zal het steeds lastiger worden, omdat we over de bergen moeten. Omdat het brommertje niet zo heel groot is kunnen we geen tassen meenemen, daarom hebben we maar een paar lagen kleding over elkaar aangetrokken. Scheelt ook weer tegen de kou.

De reis vordert goed en vandaag wordt het dus feest. Dan komen wij aan bij mijn schoonzus en aangetrouwde zwager. Mien heeft in het dorp nog een bloemetje proberen te kopen, maar dat lukt niet. Maar met lege handen willen we niet aankomen, daarom heb ik maar snel een boompje omgehakt.

Met de boom onder de armen gaat het laatste stukje over de ruim anderhalf kilometer lange brug naar het kasteel. Dat we goed zitten weten we als het bordje C van Castello voor ons verschijnt. Het is inmiddels al aardig donker geworden en lichtjes zien we nog niet branden. Maar dan eindelijk staan we aan de poort. Mien klopt aan, maar er verschijnt niemand. Ik bonk met mijn vuist op de houten toegangsdeur, maar in het kasteel blijft het stil, alle lichten zijn uit.

Ik leg een arm om de schouders van Mien, die in huilen uitbarst: ‘Jaap heeft mijn zus weer de kluit bedonderd.’



Opa IJsbeer

Geschreven voor de januari uitdaging van Schrijvelarij









26 januari 2019

Opa IJsbeer bakt er niets van met Yari


Vrijdag 25 januari 2019

 Mijn Opa IJsbeer haalt mij vandaag weer uit school. Niet met de fiets en niet met de bromfiets, nee hij komt met de bus terwijl mijn broertje er niet eens bij is. Het heeft eerder deze week gesneeuwd en mijn opa kan zijn evenwicht niet meer zo goed bewaren en durft daarom met dit weer niet langer te fietsen en te scooteren. Dom? Welnee, dapper dat hij zoiets durft te zeggen.

Oma Tineke wil vanmiddag met mij in de keuken aan het werk, maar mijn papa heeft aangegeven dat hij mij vroeg komt halen. Dus dat heeft dan weinig zin. Opa IJsbeer, ja soms heeft hij dat, komt met een grandioos idee en vraagt mij of ik een nachtje bij opa en oma wil logeren. Nou voor deze ene keer. En papa Daniël vindt het ook goed. Wel moet ik morgen op tijd klaar zijn want ik moet nog naar mijn zwemlessen, voor mijn B-diploma.

Maar eerst moet ik nog een boterhammetje eten, een kopje thee met honing drinken en wat spelen met het lego. Ik help mijn opa het speelkleed naar beneden te brengen en til ook het legokrat de trap af. Omdat de toren van maandag nog heel is, zitten er niet zo heel veel stenen in de kist, dus kan ik het best.

Als oma terug is uit het dorp gaan we snel aan de slag. Misschien zijn we dan klaar voor mijn papa langs komt om mijn kleren en slaap-Mickey te brengen. Eerst moeten we alles klaar zetten en uiteraard is het mijn taak als meesterbakker om te controleren of alles er wel is.

En dan gaat het grote avontuur beginnen. Een voor een gaan de ingrediënten in een kom en dan is het een kwestie van roeren. Lang roeren. En natuurlijk ook even proeven of het wel op smaak is, of er soms nog iets bij moet.

Potverdriedubbeltjes oma, als jij ook gaat proeven dan hebben we niet genoeg beslag voor twaalf cupcakes. Zie je wel oma, ik heb je nog zo gewaarschuwd. We kunnen er nu maar tien maken. Nou ja dat is dan jammer, dan moeten mijn papa, mama en broertje nog maar even wachten voor zij mijn topcupcakes kunnen proeven.

Terwijl mijn baksel in de oven staat te garen heb ik mooi nog even tijd om wat dino’s te bouwen. En weer te slopen. Dat laatste doe ik uit voorzorg, want als ik het nu niet doe, dan doet mijn broertje het maandag wel weer. Niet dat ik dat erg vind, want dan bouw ik maandagmiddag weer nieuwe dinosaurussen.

Opa IJsbeer fungeert vandaag vooral als voorzetsel en tafeldekker. Oma Tineke wordt door hem weer naar de keuken gestuurd en vindt dat niet eens erg. Na het eten heb ik als toetje een appel en een cupcake. Ook oma en opa mogen van mij nog een cupcake. Nu is er nog maar één over. Die is voor morgenochtend, want wie wat bewaart heeft nog wat.

Na het eten geef ik oma een welverdiende knuffel en speel nog een tijdje voor het tijd is om te gaan slapen.
Samen met Opa IJsbeer lees ik uit een boek van Dikkie Dik. Sommige woorden zijn nog een beetje moeilijk voor een ijsbeer maar met wat hulp van mij komen we er samen wel uit.

En dan gaat alles op zwart en ga ik slapen.

En morgenochtend dan maakt opa net als vorig jaar een toverbroodje. Voor de mensen die het hebben gemist zal ik dat hier nog even herhalen.



‘Opa IJsbeer mag ik nog een boterham?’
Natuurlijk jongen. Wat wil je erop?
‘Witte pasta.’
Alleen witte pasta, dus geen toverbroodje?
‘Jawel opa, wel een toverbroodje.’
Ah, ik weet het al. We doen de witte pasta aan de onderkant. En als ik het omdraai zit het aan de bovenkant. En wat wil je er nog meer op?
‘Vlokken.’
O die zijn op.
‘Nou geef dan maar hagelslag.’
Chocolade of gekleurd.
‘Gekleurd.’

Even later heeft Yari zijn toverboterham voor zijn neus en draait een stukje om, om te kijken of de witte pasta aan de onderkant zit.
Nee jongen, die hebben we naar de bovenkant getoverd.



Hierna heb ik nog even tijd om mij om te kleden en te spelen voor mijn papa en mama mij komen halen. Bedankt oma en tot maandagmiddag. En Opa IJsbeer? Nou goed, jij krijgt ook nog een dikke knuffel.





20 januari 2019

Waarom Daeley boos is op Opa IJsbeer


Vrijdag 18 januari 2019

 Ik ben boos op Opa IJsbeer en op iedereen die mijn jas wil dichtdoen, want ik ben bang dat mijn velletje tussen de ritssluiting komt. En nou weet ik wel dat opa altijd heel voorzichtig doet en zegt dat ik mijn kinnetje goed omhoog moet doen, maar ja soms gaat er wel eens iets mis. En vandaag is zo’n dag, dat voel ik aan mijn water, dus mag opa mijn rits niet dichtdoen, zet ik het op een brullen, vecht met hem en beland op de trap.

De vrijdag begint nog zo rustig. Als papa mij naar Opa IJsbeer brengt verstop ik mij achter mijn vaders benen en dan denkt opa dat ik er niet ben en doet de deur alweer dicht. Wat een domme ijsbeer, wil zeker alleen binnen blijven met dit koude weer. O ja, mag ik ook niet zeggen, want weet je wat opa dan zegt: ‘Weet je wanneer het koud is? Nou?’ En dan geeft hij zelf het antwoord: ‘Als de ijsberen aankloppen en vragen of ze naar binnen mogen, omdat het buiten koud is. Dan is het pas koud.’ Flauw hè.

Goed ik mag wel naar binnen en ga rustig een uurtje spelen op het kleed met lego en autootjes. Maar daarna moet de jas aan en de rits moet dicht omdat we boodschappen gaan doen. Nou mooi niet. Dus wordt het boodschappen doen uitgesteld. Jammer, want dat vind ik altijd wel leuk en de mevrouwen in de winkel zijn ook altijd heel vrolijk tegen mij. Maar goed die jas gaat toch dicht en moet dicht als we mijn broertje uit school halen. Daarvoor moeten we met de bus.

Ik mok nog wat na, maar als we bij Oostvaarders zijn is mijn boze bui wel weer over en de rits zit niet tegen mijn kin aan, dus wat wil ik nog meer. Net voorbij het station staat een trein uit te rusten. Die moeten soms zo lang en hard rijden, daar word je moe van. En nu mag de trein even bijkomen en daarna weer naar Amsterdam rijden.
Soms gaan we nog met een tweede bus, maar die is er nog niet en daarom lopen we gezellig langs de tempel met mooie beelden en de moskee voor we de drukke weg oversteken.

Bij de school van Yari mag ik nog even schommelen. Niet te lang, want de klas komt al bijna uit. Soms spring ik uit de schommel als die nog schommelt, maar vandaag mag dat niet, want de ondergrond is spekglad. Hoe glad, nou dat zal ik jullie laten zien. Zo glad dus. Hè opa, waarom zet je dat niet op de foto.

Mijn grote broer komt met een mooie blauwe ballon uit school en vraagt aan de juf of er ook nog een ballon voor mij is. Die krijg ik, een mooie rooie, maar die is niet opgeblazen. Opa stopt hem stiekem in zijn broekzak, denkt zeker dat hij voor hem is. Mooi niet. Die heb ik gekregen en neem ik mee naar mijn huis in mijn rode rugtas. Voor straf moet opa die achter de rits in mijn tas doen.

We rijden met twee bussen terug en gaan in de Faunabuurt nog even snel boodschappen doen. Opa maakt daarna boterhammen voor ons met pasta, waarna ik weer verder ga spelen. Nu met mijn broertje.
Halverwege de middag eten we nog een toetje, waarna mijn broer een hele hoge - ja hij is nog steeds heel en niet kapot – toren voor mij bouwt. Oké ook een beetje voor zichzelf.

Die toren is nog steeds heel als mijn papa ons komt halen. ‘Opa die toren moet wel heel blijven voor oma, want die moet hem ook kunnen zien’, zegt mijn broer voor we vertrekken.

Dat belooft opa en hij geeft mij nog even een high five voor ik wegga. ‘Tot maandag Daeley’, zegt hij nog. Tot maandag opa en die rits; ik vind het maar niks.




Opa IJsbeer

16 januari 2019

Ik ben een vrouw


Het leven nemen zoals het is. Dat is mijn motto. Vandaag is dat een feestje.

Ik neem jullie even mee naar een jaar geleden. Toen was alles nog anders en zat ik in een ander lijf, een keurslijf en behoorde niet aan mijzelf maar was overgeleverd aan zijn grillen. Mijn wil deed er niet toe, dat hadden mijn ouders mij al vroeg duidelijk gemaakt. ‘Jij bent een meisje en hebt dus niets te willen.’ Dat kwam niet alleen van mijn vader, maar mijn moeder vertelde mij dat ook dagelijks. En toen zij tijdelijk in het ziekenhuis lag, kwamen mijn vier grootouders om beurten mijn vader ondersteunen. Ook zij zeiden dat iedere dag. Mijn broers kregen die boodschap uiteraard mee en namen dat al snel over. Als zij iets wilden hebben, spanden ze mij voor hun karretje. Soms zelfs letterlijk. Als ik dan protesteerde dan klonk het al meteen: ‘Jij bent een meisje en hebt dus niets te willen.’

Het kon niet uitblijven dat ik uitgehuwelijkt zou worden. Aan de zoon van vrienden van mijn ouders, die er dezelfde krankzinnige ideeën op na hielden. Even hoopte ik dat hij anders was dan zijn en mijn ouders. Dat hij mij op een voetstuk zou gaan zetten, want hij beloofde mij de maan en alles wat de nacht in petto heeft voor een jong meisje. Bovendien behandelde hij zijn twee zussen immers met respect.

Maar meteen nadat hij mij heel traditioneel over de drempel had gedragen was het al mis: ‘Jij bent mijn vrouw en hebt dus te doen wat ik zeg.’ Inderdaad het waren iets andere woorden, maar ze vertelden hetzelfde verhaal. Niet iedere dag want ik was al voorbereid en als ik me maar koest hield dan waren er van die dagen dat hij mij, ja geloof het of niet, meenam op zijn tochten.

Zelfs hartje winter als hij traditioneel een kerstboom in huis haalde. Hij liet mij dan kiezen, maar koos vervolgens voor een totaal andere boom. Dat had ik na een paar jaar wel door, zodat ik juist een boom koos die hij zou hebben aangeschaft. Inwendig had ik dikke pret, want nu zag hij daar vanaf en nam de boom die ik voor ogen had.

Onderweg ging het vorig jaar fout. Hij nam de verkeerde afslag. Voor mij liep dat goed af. Hij tuimelde van de brug en hemelde. Ik werd opgevangen door een vrij stel. Zo’n stel waarvan mijn familie denkt, die zijn niet goed bij hun hoofd.

Zij lieten mij allerlei boeken lezen. Boeken waarvan ik nog nooit had gehoord.

Zij namen mij mee naar feesten, naar andere dorpen, steden, kleedden mij aan met kleding waarvan ik het bestaan niet wist. Maar bovenal vertelden zij: ‘Jij bent ons slaafje niet, maar een mooie vrouw met recht op een eigen mening, een eigen leven.’

En nu ben ik hier. Op jouw feestje.



Opa IJsbeer

 (Dit verhaal is geschreven voor Schrijvelarij, voor de januari uitdaging 2019)

10 januari 2019

Maanziek


Vandaag is niet als gisteren. Toen liep alles op rolletjes. En nu?

Mijn bed is warm en ik heb geen zin om op te staan. Het is het oude liedje. Barbara schuift de gordijnen open zodra zij opstaat. De lucht kleurt bloedrood. En als ik aan een ding een gruwelijke hekel heb dan is het bloed. Het dekbed trek ik snel over mijn hoofd. En zij? Zij trekt het met dezelfde snelheid helemaal van mij af. Daar lig ik; piemeltje naakt. En die lucht. Snel verdwijn ik naar de inpandige badkamer, hang even boven de wc-pot. Mijn maag draait zich om, maar herstelt zich net op tijd.

Barbara grijnst. Dit is een kant van haar waar ik nooit aan heb kunnen wennen. Binnen het huwelijk zijn er altijd plagerijtjes, we lachen wat af samen. Maar dit? Dit is gewoon treiteren. En waarom? Het duiveltje in haar speelt soms op. Gelukkig niet iedere dag, maar op dagen dat het volle maan is… Berg je dan maar. Er tegenin gaan staat gelijk aan een gevecht tegen windmolens.

Die kant van haar accepteren is lastig, maar liefde overwint alles. Wel heb ik medelijden met haar collega’s, die krijgen straks de volle laag tijdens hun midweek in de Ardennen. Teambuilding, ja, ja.

Na het ontbijt zwaai ik Barbara uit. Geef haar een kus op de mond, een belofte voor als zij straks terug is. Dat wordt een feest. Maar nu? Het gevoel waarmee ik ben opgestaan verdwijnt niet. Blijft de hele dag hangen. Dat begint al meteen als ik naar mijn werk ga. Eerst vijf kilometer op de fiets, want hier in de polder rijdt geen bus en Barbara heeft onze auto mee. Halverwege de fietstocht klapt mijn achterband. Een grote scheur, zodat plakken geen zin heeft. Dat wordt dus een half uur lopen naar het treinstation. De baas van de fietsenstalling belooft een nieuwe band om te leggen, zodat ik in ieder geval vanavond op de fiets weer naar huis kan.

Uiteraard ben ik te laat voor de trein en de volgende trein heeft tien minuten vertraging. Het is slechts een treinstel en die is propvol, zelfs in de eerste klas. Ik wurm mij het balkon op en sta samengeperst tussen zwetende lijven.

Door al die ongein kom ik een uur te laat op mijn werk. Mijn eerste afspraak is boos weggelopen en mijn chef is daar niet blij mee. Roept mij op het matje. Mijn koffie staat ondertussen koud te worden en de tweede koffieronde is al geweest als ik eindelijk op mijn plek terugkeer. Ee lichtpuntje: Nelleke is bereid om voor mij nog een klein potje koffie te zetten. Ja, ik heb een streepje voor bij haar.

De werkdag kruipt tergend langzaam naar het eind. De lunchpauze heb ik maar overgeslagen.

Onderweg naar het treinstation koop ik snel een magnetronmaaltijd. Meer zit er niet in vandaag. Ook de terugreis gaat niet op rolletjes. Weer vertraging! En erger, de bewaakte fietsenstalling is dicht als ik om half acht arriveer. Moet ik verdomme nog een taxi naar huis nemen ook.

Opnieuw kleurt de lucht rood. Ik sluit mijn ogen, terwijl de taxichauffeur aangeeft dat de lucht zo mooi is. De drang om hem iets aan te doen kan ik met moeite onderdrukken. In mijn huisje onder aan de dijk sluit ik mij op. Zet de televisie aan om het naargeestige wapperen van de doeken aan de molenwieken maar niet te hoeven horen. Buiten piept de maan tussen de wolken uit. Het tweede lichtpuntje van de dag: Barbara is er niet.



Opa IJsbeer



Geschreven voor de maanduitdaging Januari 2019 van Schrijvelarij

4 januari 2019

Gianny onderzoekt met zijn opa’s de grenzen


Donderdag 3 januari 2019

 Zoek de verschillen. Precies een jaar geleden sta ik hier ook, in de stationshal van station Almere Stad Centraal. Met mijn beide opa’s te wachten tot het bijna negen uur is om daarna in de trein te stappen om mijn grenzen te verkennen. En natuurlijk ook een beetje als bezigheidstherapie - een moeilijk woord dat mijn oma’s mij hebben geleerd - voor die twee oude mannen. Van mijn Opa van de Bootjes mag ik dat niet zeggen, want hij is niet oud. Ik weet wel beter, maar dat wil niet zeggen dat ik geen respect voor hem heb. Aan alles kun je zien dat ik dat wel heb.
Met Opa IJsbeer ben ik bezig de grenzen te verkennen, de grenzen van ons spoornet. Maar omdat die regelmatig wijzigen, zal ik misschien nog wel een keer naar het noorden moeten gaan, omdat de trein naar Roodeschool tegenwoordig verdergaat naar Eemshaven. En daar zijn we samen nog niet geweest. Maar al wel in Den Helder, Den Haag, Vlissingen, Leeuwarden, Winterswijk om maar een aantal plaatse te noemen en vorig jaar, op deze dag, ben ik met mijn twee opa’s naar  Maastricht gereisd.

Tijdens al die reizen ben ik in alle provincies van ons land geweest. Ook in Drenthe, alleen ben ik in die provincie nog nooit uitgestapt. Daar komt vandaag verandering in. Gisteren hebben mijn papa en mama mij naar de Faunabuurt gebracht waar ik bij Opa IJsbeer en oma Tineke heb geslapen. Bijna meteen nadat ik vanmorgen opsta, vertrekt oma naar haar werk. Opa verzorgt het ontbijt waarna we gaan douchen en onze spullen pakken om eerst met de bus op pad te gaan.


Bij het station staat Opa van de Bootjes bij zijn vroegere buscollega’s koffie te drinken. Wij gaan alvast de hal in om onze kaartjes in orde te maken en opa voegt zich al vlot bij ons. In de hal staan diverse mensen te wachten tot het bijna negen uur is. Vanaf dat moment kunnen zij met korting reizen en dat mogen wij ook, vanaf negen uur dus.

We rijden eerst met de Intercity naar Zwolle. Vanaf Lelystad is dat voor Opa Herman onbekend spoorterrein. Hij kijkt zijn ogen uit. Als we Flevoland verlaten doen we dat via een tunnel, die onder de randmeren is aangelegd. Het landschap verandert van grote vlakken met rechte lijnen in kleine stukjes grasland en smalle soms dwarse slootjes.

In Zwolle stappen we over van de NS naar het Blauwnet waarop de regiotreinen in deze omgeving zijn aangesloten. De trein naar Emmen is korter, maar wel net zo druk als de voorgaande trein. We kunnen desondanks bij elkaar zitten. Dit is een stoptrein en we stoppen in plaatsen als Dalfsen en Mariënberg, dorpjes waar ik nog nooit van heb gehoord.

In Coevorden stappen we uit. Niet omdat dit het eind van het spoor is, maar omdat Opa IJsbeer op Ganzenjacht wil met Ganzen Geesje. Samen met de andere ganzenhoedsters brengt Geesje haar ganzen op ‘leste biestenmaandag’ de tweede november van het jaar naar de markt in Coevorden. Daar worden ze door handelaren opgekocht en als kerstdelicatesse naar Engeland gebracht. Omdat de handelaren de ganzen steeds vaker al bij de boeren zelf kopen verdwijnt die traditionele markt langzaam maar zeker. En nu is alleen Geesje nog over.

De naam Coevorden is een samensmelting van enkele woorden. Een voorde is een doorwaadbare plaats. En Koe spreekt voor zichzelf. Die voorde ligt op de handelsroute tussen Groningen en het Duitse Münster. Het gebied is in de loop der jaren sterk veranderd en de oude doorgang bestaat niet meer.

Zo’n plek is natuurlijk heel belangrijk geweest en eeuwenlang heeft hier een garnizoen gelegen om de voorde en het achtergelegen gebied te verdedigen. Van dat garnizoen is weinig meer over. Een deel is veranderd in een ‘Nieuwbouwwijk’ met binnenplaats die reikt tot de stadsgracht. Die binnenplaats is verboden terrein, maar denk maar niet dat Opa IJsbeer zich daar iets van aantrekt. Gelukkig komt er geen politie, zodat we niet in de cel belanden maar wel enkele mooie foto’s kunnen maken.

Voor Oma Tineke lopen we langs de synagoge die daar in 1768 is gebouwd. In 1840 is het gerenoveerd en is er huis naast geplaatst waar godsdienstlessen zijn gegeven.

Vlak voor de Tweede Wereldoorlog zijn er van de 340 joodse inwoners nog tweehonderd over. Die worden op de nacht van 2 op 3 oktober 1942 opgepakt en naar Westerbork gebracht. Uiteindelijk keren er maar veertien terug. Op de muur van het huisje is een monument van Wouter van Rossum aangebracht. Dit laat de Coevorder bevolking zien en het gat in het hart staat voor het gat dat er door het wegvoeren uit de gemeenschap is geslagen.

Genoeg nu over Coevorden, want we zijn nog niet aan het einde van het net en gaan nu naar Emmen. Hier ligt net voorbij het station een rangeerterrein. Ook kan de trein hier nog even tanken. Ja inderdaad dat is ook nodig.
Wij mensen moeten dat soms ook. Even bijtanken. Uitrusten, wat drinken. En in Emmen gaan we daarom lunchen en stappen daarna weer in de trein, richting Zwolle.

Ik heb voor mijn opa’s nog een verrassing, want ik wil nog niet naar huis. Nog lange niet. Nog lange niet. Jullie weten ik houd nu eenmaal van muziek en van zingen. En van voetbal. Maar dat laatste mag ik niet in de trein.
In Hardenberg jaag ik de oude mannen de trein uit en daar gaan we verder naar Almelo. Hier stappen we over op het NS-net en gaan naar Enschede en rijden langs het stadion van Twente.

Ook Enschede is voor mij nog geen grens. Ik heb mijn paspoort bij me en wil nog wat verder. Met de Bundesbahn, het Duitse spoor. We nemen de regiotrein van Nord Rhein Westfalen naar Dortmund. Pffff dat is me een reis. Maar nee, die ene grens gaan we niet over en stappen op het laatste Nederlandse station uit en zijn nu in Glanerbrug. De grens met Duitsland wordt gevormd door de Glanerbeek en inderdaad daar ligt een brug over en als je die oversteekt kom je in Duitsland.

Wij lopen dit dorpje een stukje in en zoeken naar een leuk restaurantje waar we iets kunnen eten. Maar we vinden niets bijzonders. Misschien komt dat wel omdat in dit dorp, voor ik ben geboren, een meteoriet door het dak van een woning is geslagen. Zonder eten lopen we terug naar het station, waar twee minuten later de trein uit Duitsland arriveert.
We rijden terug naar Enschede, want daar moet toch wel iets te eten zijn. Bij de Italiaan staan de jongeren in de rij. Het eten moet dus wel goed zijn. En goedkoop. In Mexicaans heb ik niet echt trek, maar uiteraard ontdekt Opa IJsbeer ook een Grieks restaurant. Ja en dan is die man niet meer te houden.

En ik doe graag mee. Met saganaki en tyropitta. Die twee oude opa’s hebben iets meer nodig en laten hun eten goed smaken. Het toetje hoeft voor mij niet, maar als ze gaan branden. Ja dan zeg ik nee. Nee ik ben geen pyromaan papa.

Al dansend gaan we naar het einde. Door donker Enschede en met de regiotrein naar Zwolle. In de trein is het superdruk, moeilijk om een plaatsje te vinden. Zeker als iemand probeert om alle ballen omhoog te houden.

In Zwolle nog een keer overstappen op de sneltrein naar Almere. Hoeveel treinen we vandaag hebben gehad. Opa van de Bootjes geniet en begint meteen te tellen. En ik laat mij graag door hem kroelen.

Het laatste stukje gaat traag omdat er een vertraagde trein voor ons rijdt. Daardoor krijgen we zelf ook vertraging en als wij het station uitrijden, rijdt onze bus net weg. Opa Herman neemt afscheid en rent naar zijn bus. Wij staan nog even te blauwbekken in de wind. Oma Tineke zit op ons te wachten en ik mag pas naar bed als ik alle verhalen heb verteld. Vermoeiend hoor zo’n dagje treinen. Maar wel hartstikke leuk.