18 oktober 2008

Zweet

Vrijdag 12 september 2008
De laatste volle dag in Griekenland. Dit jaar welteverstaan.De laatste keer bij de bakker langs, een olyki en een klein wit brood.
Morgen gaan we weg, naar huis.
Avrio legoume, stin spiti mas.
Maar eerst nog een niemendalletje uitlezen. Hoewel niemendalletje, dat mag ik eigenlijk niet zeggen. Er zit verschil tussen een niemendalletje en een niets aan de hand boek. Wat het verschil is? Vraag het aan Tineke. Zij weet het.
Als zij haar niets aan de hand/niemendalletje uit heeft, gaan we lopen. Het loopt dan tegen twaalven. De zon brandt onbarmhartig op mijn hoofd terwijl we aan de wandeling naar Lichnos beginnen. Tineke wil daar nog even zwemmen. Een laatste keer in de Griekse wateren dobberen.Als is het maar voor een kwartier. Nee, ik niet meer. Ik houd het voor gezien. Voor mij geen zeewater meer dit jaar. Dat mag ik dan wel denken, maar ik moet zoiets natuurlijk niet hardop zeggen. Want daar komt narigheid van. Of loop ik nu ver op de feiten vooruit?
Eerst wandelen dus, bij Aléca linksaf, langs Piso Krioneri. Tineke neemt er nog even een kijkje, weet nu ook hoe dit strand eruit ziet.‘Valt eigenlijk wel mee met de drukte.’ Ja inderdaad, als je dat met het stadstrand vergelijkt wel. Maar wel in ogenschouw nemen dat het ook beduidend kleiner is. En valt de drukte dan wel echt mee? Goed laten we die vraag verder maar negeren. Doorlopen tot net voorbij Birds of Paradise. Daar ligt een smal paadje dat al snel omhoog gaat. Het is een wandeling, die op internet rouleert. Een wandeling die door hostesses aan toeristen wordt gegeven.Een prachtige wandeling waarbij je moet klimmen. Een fraaie wandeling waarbij je nog meer moet klimmen. En dat valt met die brandende zon niet mee. Een pet is onontbeerlijk. Oppassen bovendien dat je niet te veel gaat drinken. En oppassen dat je niet te weinig drinkt.
De twee kerkjes onderweg zijn mooie ijkpunten. Geven de gelegenheid om even de pas in te houden. Te genieten van de stilte. Van de wind die door de toppen van de bomen ruist. Genieten op een plekje met uitzicht op Párga.Op de stranden bij Párga. Wandelen door olijfboomgaarden, waar de netten nog opgerold zijn. Straks rollen ze weer uit, om de olijven op te vangen.
De olijfboom is belangrijk voor de Grieken. Al eeuwen lang. Hoe lang? Nou lees het volgende verhaal maar eens. Ik ga daarvoor terug in de tijd. De tijd dat Zeus nog belangrijk is. Toen hij nog dé god voor de Grieken is.Hij stoort zich aan de wereld en vooral aan de mensen die er wonen. Haat en nijd, oorlogen, ontevreden mensen, mensen die niet lekker in hun vel zitten.Hij snapt er niets van. Hoe kan de wereld zo zijn afgegleden. Aan de omgeving kan het niet liggen. Wat dan wel? Daar wil hij het zijne van weten.
Zeus komt van zijn berg af en gaat op zoek naar mensen die wel tevreden zijn. Mensen die nog gelukkig zijn. Mensen die bereid zijn om de medemens te helpen. En echt niet om er zelf beter van te worden. Nee, echt iets om de hulpbehoevenden geven.Hij neemt een menselijke gedaante aan zwerft in lompen gekleed langs de dorpen en steden. Op zoek naar een vriendelijk woord. Naar een dak boven zijn hoofd, al is het maar voor een nacht.Maar overal waar hij aanklopt wordt hem de deur gewezen. Hij ontmoet louter en alleen vijandigheid, ziet geen geluk en merkt nogmaals op dat de mensen erg ongelukkig zijn met zich zelf en met hun bestaan.
Hij geeft de moed op. Dit heeft geen zin. Okay dan, nog een laatste poging. Tot zijn eigen verbazing wordt hij door een jong stel meteen uitgenodigd om binnen te komen. Ze hebben het zelf niet breed, maar bieden de zwervende reiziger hun laatste voedsel aan. Ook mag en moet hij in het enige bed, dat er in het huisje staat, slapen. Zelf nemen ze genoegen met de vloer.
Zeus is diep onder de indruk van hun opofferingsgezindheid en is er eigenlijk van overtuigd dat ze hem hebben herkend, dat ze door zijn vermomming hebben geprikt. Hij stelt het koppel nog een keer op de proef. ‘Hoe kan ik jullie bedanken? Hoe kan ik jullie gelukkig maken?’
Ze zijn al gelukkig, volkomen gelukkig omdat ze elkaar hebben. En als ze dan toch een wens in vervulling moeten laten, dan is het dat ze niet verder willen leven zonder elkaar. Dat als de een sterft, het voor de ander ook tijd is.
Zeus vertrekt. Het stel blijft achter, gelukkig in de liefde. Dat zijn ze na vijftig jaar nog steeds. Oud en krom, duidelijk niet langer vitaal zitten zij op een avond op een bankje en genieten van de maan. Het is een prachtige avond, met een volle maan. Een lachende maan. Ja lach mij maar uit, maar ik zie hem lachen. Die volle maan. En die oudjes? Die genieten ook met volle teugen. Ze kijken terug op hun leven, ook op die gedenkwaardige dag dat een zwerver bij hen aanklopt. En wat ze toen wensten.
Dit is een prachtige avond om te sterven. Vinden ze. Ze hebben mooie dingen gezien en veel samen beleefd, samen meegemaakt. Ze voelen dat hun tijd is gekomen. Ze omarmen elkaar. Op dat moment worden zij getroffen door een lichtflits, die hen in een prachtige olijfboom verandert. Zeus heeft zijn woord gehouden en schenkt de wereld die prachtige boom, die soms menselijke gedaanten aanneemt. Bedenk dan wat de waarde is van die onsterfelijke olijfboom, die ervoor zorgt dat geluk altijd blijft bestaan.
Met zo’n verhaal in het achterhoofd verdwijnt het geweeklaag vanzelf. Dan vliegt de tijd en als Lichnosbeach vervolgens in de diepte blinkt, dan word je vanzelf vrolijk.Toch duurt het dan nog even voor we zand onder onze voeten hebben. De weg slingert naar beneden. En eindigt bij de hoofdweg. Daar pakken we op de hoek een lunch en wordt het vochtgehalte aangezuiverd. We zijn duidelijk niet de enige toeristen, die hier een rustpunt zoeken.Diverse campers staan langs de weg. Samengeklit, zoals ook hun bijrijders samengeklit zitten in de taveerne. En later ook weer samen vertrekken. Achter elkaar aan jagen.
Na de maaltijd wandelen wij op ons dooie akkertje naar beneden. Ik ben nog onder de indruk van al die mooie olijfbomen. Ook hier is voldoende gelegenheid om een dak boven je hoofd te vinden. Althans voor de toerist. Veel van de appartementencomplexen hier hebben nog ruimte. Voor mensen die op de bonnefooi komen. Of zijn ze vooral in het hoofdseizoen volgeboekt. Geldt dat ook voor de camping? Die ligt beneden. Zo vanuit je tentje of sleurhut het strand opstappen. Dat heeft wel iets. Maar dan moet je ook genoegen nemen met de warmte die ’s avonds met airco’s en ventilatoren uit de woonkamers worden verdreven en in de tentjes blijven hangen. Daar helpt geen lieve luchten aan. En hoe zit het met de muggen? Ja, hoe zit het daarmee. Eigenlijk best goed. Hebben we nauwelijks last van.
Goed Tineke pakt haar kwartiertje strand. Okay, het is iets langer en ik ga aan de bar zitten, achter een biertje. Terugwandelen. Nee, dat doen we niet. We nemen de watertaxi terug. En dan pakt Poseidon mij terug. Jij wil niet meer in het water, dan zorg ik ervoor dat het water wel op jou terechtkomt. Met bakken tegelijk, opspattend via de boeg van het bootje. We hoeven nog net niet te hozen. En ik, ik zie er de gein wel van in.
Na aankomst betalen we aan de kiosk aan het begin van de pier. En wandelen op ons gemak naar Aléca. Daar begint onze grote schoonmaak. Rotzooi weggooien. Wat gebruiken we nog en wat laten we achter aan boeken. En aan drinken. En natuurlijk onze tas al inpakken. Morgen is het immers weer vroeg dag.
En ’s avonds nog een keer het dorp in? Daar heeft Tineke niet zoveel zin in. Ze is moe. Heeft geen trek om op zoek te gaan naar een leuke eettent. Vlakbij achter het treintje is voor haar goed genoeg. En voor mij een tegenvaller. Met smerige glazen, waarin het flessenbier meteen dood slaat. Het eten is niet te pruimen, koud smaakloos. Dit ben ik niet gewend. Tineke heeft minder te klagen met haar spaghetti, maar mijn onvrede druipt er vanaf. Geen aanrader deze tent. Ik zal de naam daarom ook niet noemen. Ben hem na een dag ook al vergeten.
Tijd voor een laatste glaasje tsipouro en dan naar bed.En de maan glimlacht, ook vanaf het plafond van een Griekse kerk.

Geen opmerkingen: