12 oktober 2008

Folklore

Vrijdag 5 september 2008
Zoals iedere andere ochtend wandel ik in alle rust naar de bakker om de hoek voor minimaal een olyki. Neem je er een normaal wit bij, dan ben je 1,70 euro kwijt. Na het ontbijt op ons balkonnetje rijden we weg voor een rit van ongeveer negentig kilometer, naar Dodóni en het orakel van Dodóni.
Om daar te komen nemen we de weg naar Paramithiá. Zoals ons al eerder al is overkomen raken we al snel verdoofd, door de adembenemende rust, nemen bij Morfi de verkeerde afslag en draaien een honderd verder, om op de juiste weg uit te komen. Net voorbij Paramithiá komen we in de drukte terecht, de gekte van het verkeer dat klimmend en draaiend op weg is naar de snelweg van het noorden. Met z’n allen achter een Italiaanse bestelbus, dat in een bocht nagenoeg stil staat. Achter ons begint de rij zich te roeren. De gril van een boosaardige vrachtwagen torent hoog boven de bumper van onze grijze Ibiza uit. De chauffeur laat de claxon loeien. Dan denk je maar aan een ding: aan de kant. Dat doen zowel de bestelbus als Tineke, zodra er een afrit voor zandwagens opdoemt. En weg spuit de rij macho’s.
Op de snelweg neemt de auto een loopje met Tineke. Ze heeft geen grip op het wagentje, zoals de banden nauwelijks grip hebben op het nieuwe asfalt. Een tunnel met een lengte van een kilometer maakt het er niet beter op, zodat het zo’n achttien kilometer zweten wordt, terwijl de ramen van de wagen toch echt vol open staan. Het stuk snelweg eindigt bij Tiriá. Daar is snelweg nog niet klaar en er rest ons niet anders dan de hoofdweg te nemen, een afstand van slechts dertien kilometer. Een fluitje van een drachme naar het orakel van Dodóni.
Dat wordt door menigeen beschouwd als de oudste van de Griekse wereld. Volgens de bekende Herodotus is het gesticht door een van de twee priesteressen, die door de Feniciërs uit het oude Egypte zijn meegenomen. De ander is verkocht in Libië en sticht daar het Ammon-orakel, in de oase Siwa.
Volgens een ander verhaal vliegen er twee duiven weg uit Thebe. Een zwarte naar Siwa en een witte naar Dodóni. Daar draagt de duif met een menselijke stem op een heiligdom voor Zeuss te bouwen.
Oorspronkelijk is het orakel gewijd aan een pré-Hellenistische god, vermoedelijk is dat Gaia (de aarde). Vandaar ook de keuze voor Zeuss Naios, niet te verwarren met de oppergod Zeuss. Hij wordt geflankeerd door zijn vrouw Dione en hun dochters Aphrodite en Themis.
Het eerste bewijs voor het bestaan van dit heiligdom dateert uit de veertiende eeuw voor Christus. Het gaat om resten aardewerk en hutten, die onder de zuilengang van het bouleterion zijn ontdekt.Het orakel is veelvuldig geraadpleegd in de achtste en zevende eeuw voor Christus. Uit die tijd stammen vondsten van driepoten, wapens en beeldjes. In die vierde eeuw is Dodóni het centrum van de Melossische bond, hierin zijn de schaapherderstammen verenigd. Later wordt het door koning Pyrrhus verbouwd, geplunderd door de Aetoliërs en met zeventig centra in Épiros door Lucius Aemilius Paullus verwoest als straf voor hun steun aan Perseus. Ook daarna is het nog opgebouwd en verwoest. Heel normaal eigenlijk voor oude Griekse centra.
Over zo’n plek moet niet al te lichtvaardig worden gedacht. Het is niet alleen een tempelcomplex, maar het is de voedingsbodem voor een hele stad. Die bebouwing is nog steeds toegedekt met een flinke lading grond, zodat ook de archeologen uit de toekomst nog iets te spitten en te vegen hebben. Bij een stad hoort een arena, waarin – in het geval van Dodóni – tot de in derde eeuw na Christus de Naia-spelen zijn gehouden.
Verder behoort er een theater te staan, vermoedelijk gebouwd in de derde eeuw. Dat is het meest massale gedeelte van deze archeologische plek.Het onderste deel rust op de helling van de heuvel waarop Dodóni is gebouwd. Het bovenste deel wordt gestut door twee muren en versterkt door zes torenvormige steunberen.
Zoals gezegd staan hier diverse tempels. Die van Zeuss is de meest bekende met een boom binnen haar muren.Onder die boom stonden vroeger diverse driepoten met daarop bronzen ketels. Aan de takken van de boom waren botten gebonden, die bij ieder zuchtje wind tegen de ketels sloegen en dan geluid voortbrachten. Ik hoor het denken, daar komt dus de windgong vandaan. Heel simpel eigenlijk. Maar niet voor die tijd. De priesters interpreteren de geluiden als de antwoorden op de vragen aan de god.
En uiteraard ontbreken de tempels voor de gade Dione en de dochters Aphrodite en Themis niet. Verder is er een tempel gewijd aan Heracles ontdekt en staat er op het terrein de restanten van een christelijke basiliek.
De komst van het christendom in de streek betekent overigens ook het einde van het orakel. Begrijpelijk. Maar dan ook die eik moet worden omgehakt? Zo erg is dat toch niet. Dat gebeurt in 392. En daar blijft het niet bij. Heidens geloof moet je met wortel en al uitroeien en dus graaf je wortels uit, zodat er niets meer over is.
Ook in Dodóni wordt weer hard gewerkt door archeologen en hun hulpjes. Overal ontsieren hard-oranjekleurige netten de omgeving. Hadden ze niet voor een neutralere kleur kunnen kiezen. Legergroen bijvoorbeeld. Of Zeuss draait zich bij het zien van die afschrikwekkende netten alsnog om, of hij houdt van Oranje.
Vlakbij Dodóni ligt het plaatsje Melingí.Vergeten behalve door de bewoners zelf, die via een folkloristisch museum zichzelf en hun families een plekje in de historie te geven. Het museum is gesloten als wij er komen. Even bellen naar een van de twee nummers die staan vermeld of de sleutel ophalen bij het café naast de kerk. Maar dat is dicht, gezien een groot officieel plakkaat op de deur. Op last van de belastinginspecteur?Een buurman biedt uitkomst. Hij belt de sleutelbewaarster, die even later komt aandrentelen. Ze opent een wereld, zoals die er van onze voorvaderen heeft uitgezien. Een wereld van houten en ijzeren gebruiksvoorwerpen, zoals eggen, zagen en schaven, strijkbouten en kleding die tot vijftig jaar geleden nog hier in het dorp door de dorpelingen wordt gedragen. Als welkom krijg ik een glaasje eigen gestookte tsiporou. Tineke bedankt voor de eer; zij moet nog rijden. En bekijkt vooral de foto’s langs de muur, die een deel van de geschiedenis van de bevolking vertelt.
De sleutelbewaarster is met haar 61 jaar de jongste van het dorp. Ze heeft in Duitsland gewoond, in Frankfurt am Main, samen met haar man die daar les heeft gegeven. Het dorp heeft nu nog ongeveer 130 inwoners, inclusief de mensen in de heuvels. De jongeren zijn allemaal weggetrokken. Haar eigen kinderen naar Thessaloniki en Frankrijk. Als er niets gebeurd, dan is ook dit dorp gedoemd om te verdwijnen.
Entree betalen hoeft niet. De gezamenlijk bewoners zijn trots op wat zij bijeen hebben gebracht. En laten het graag zien. Natuurlijk stellen ze het op prijs als je een of twee ansichtkaarten koopt.Er is zelfs een boekje verschenen, in 1995. Te koop voor het luttele bedrag van zes euro. Er ligt nog een stapeltje. Die van mij ligt veilig opgeborgen.
De terugweg is simpel. Nou ja, als je de grote weg neem. Maar wij duiken onderlangs. Vanaf Tiriá komen we door plaatsjes met namen als Kato Asprochóri en Artopoúla, komen twee keer door Pardalítsa. Die naam lijkt ook wel heel veel op Paramithiá, qua schrijfwijze op zijn Grieks dan - Παραμυθιά en Παρδαλίτσα – zodat ik de twee namen in het voorbijsnellen door elkaar haal. Het rondje bergopwaarts is hiermee wel verklaard en de opmerking van Tineke ‘Hier ben ik al geweest’, daar is geen speld tussen te krijgen.
We komen trouwens wel in Paramithiá en vandaar snellen we door naar Párga. Voor de kust ligt een grote boot.
Daar doe ik een wasje en waag een tweede poging, vanuit een ander adres zonder hinderlijke firefox, om een mailtje te versturen aan onze vakantievolgers. Die weten dat onze vakanties niet saai zijn. Het verhaal dat ik eerder deze week schreef samen met Tineke kan ik niet terugvinden in de verzonden items. Vind hem ook niet in mijn mailbox als ontvangen bericht. Maar mailen lukt wel. In een verkorte versie doe ik mijn gehaaste verhaal over het paspoort, het schildpad en de vrachtwagencombinatie, waarna ik beloof om snel weer samen aan de slag te gaan.
Eten doen we vanavond bij Akroudas (de beer) en die staat met Noors shirt op tafel. Ik dol wat, door bij het dekken van de tafel de beer te ontvoeren. Dat shirt is overigens heel begrijpelijk want de echtgenote van de Griekse eigenaar is een pur sang Noorse en haar kinderen zijn al net zo blond. Nee, gewoon blond. Niet dom. Die twee knaapjes kunnen over een paar jaar ieder Grieks meisje krijgen die ze maar willen. Of een jongen, niet discrimineren.
Tineke kiest voor een Bakaláo Skordatia (gefrituurde vis) en ik doe het met Kokkinistou (gehakt rundvlees). Namens het huis krijgen we watermeloen en een stukje gebak toe. De Griekse gastvrijheid. En echt niet duur.
Tineke heeft daarna haar zinnen nog gezet op een ijsje. Dat valt erg groot uit, dus we moeten maar delen. Nog beter ik neem een bescheiden bekertje. En we ruilen, mixen nog wat smaken en laten het smaken.

Geen opmerkingen: