13 oktober 2008

Sandalen

Zondag 7 september 2008
Een luie zondag die langzaam op gang komt. Een ontbijt met croissantjes en een eitje, halfzacht gekookt zoals Tineke ze graag heeft. En het croissantje plain (?) en niet met chocolade. Goed gegokt.
De bakker bakt zijn brood zeven dagen per week. Zes maanden per jaar. Er zijn gewoon te veel bakkers in het dorp. Te veel voor de eigen bevolking van 2.500 zielen. Er zijn genoeg bakkers in het dorp voor de zomermaanden, wanneer het aantal aanwezigen zich soms verzesvoudigt. De meeste inwoners van Párga wonen aan de andere kant van het dorp. En als het regent, sneeuwt of stormt zijn die echt niet bereid om deze kant op te komen. Voor hem is er dan geen droog brood te verdienen. Dus moet hij het van de zomer hebben en in de wintermaanden – zoals veel Grieken die in de horeca werken of van het toerisme leven – ander werk zoeken. Wegtrekken is geen keuze. Párga is zijn dorp. Daarom werkt hij mee met de olijvenpluk. Handwerk, zwaar werk, eerlijk werk. Hij weet niet anders. Párga ten voeten uit. Werken in de olijfindustrie en olijfteelt. Het is al eeuwen zo. Párga zoals de toeristen het niet kennen.
Zijn brood smaakt zoals altijd: goed. De croissants proeven we voor het eerst: heerlijk luchtig.
We zijn bijna niet vooruit te branden.Blijven lang in onze studio hangen. Schuifelen zo rond het middaguur het dorp in en schieten bij Oisters het terras op voor een glas frappé en een hap zoetigheid. Nee, appelgebak is er niets voorradig en Tineke kiest bijna blind iets van de beperkte kaart. Nee dat heeft hij niet. Milkpie, dat is er wel. Nou, doe er dan maar twee van. Voor ieder van ons een. Het is een forse hap bladerdeeg met daarin spijs; heel erg zoet. Tineke schuift de helft van haar gebak op mijn bordje. Ik bedank voor die eer. Ik heb genoeg aan mijn eigen zoetigheid. Een van mijn sandalen, zes euro bij Piet Kerkhofs, begeeft het zelfs. Dus moeten we op zoek naar vervangend schoeisel. En natuurlijk nog even een mailtje versturen.
De internetservice is dicht tussen de middag. Verder heeft Párga wel iets weg van Almere, dat zich heeft uitgeroepen tot een toeristisch plekpleister. In het centrum mogen daarom de winkels iedere zondag open zijn en dat is ook hier het geval. En de zoektocht levert ook nog een deugdelijk paar nieuwe sandalen op. Een maatje te groot weliswaar, maar met mijn hoge wreef is de juiste maat ook nauwelijks te vinden. En misschien wel helemaal niet. Op maatwerk kan ik bovendien niet wachten, dus de koop is snel gesloten.
Bij terugkeer zit de toeristenservice, inclusief internetplek, nog steeds dicht. Boven de deur loert een webcam naar toeristen, die naar het thuisfront zwaaien. Daar ook afspraken over maken. ‘Ik sta er om twaalf uur.’ Aan die gekte doen wij niet mee en lopen terug naar de winkeltjes en zoeken een sleutelhanger van Párga, waarmee we onze verzameling prullaria in het trappenhuis willen aanvullen. Die zoektocht levert geen succes op. Dan maar twee strandmatjes kopen. Samen vier euro. Nee, het geld brandt niet in onze zakken. Maar zo’n matje is gewoon makkelijk voor als we naar het strand gaan. Nee, niet vandaag. Want de auto laten we staan en Krioneri en Piso Krioneri dat zijn niet onze stranden.
In Aléca haal ik wat achterstallige slaap in, terwijl Tineke leest over de familie Meijer, en leest en leest en leest…
Na het middagdutje pak ik The Monsters of Grammery Park van Danny Leigh. De tsiporou is straf en daar word je vanzelf weer slaperig van.
Voor het eten duiken we nog even het internetcafé in. Binnen het uur hebben we het laatste nieuws opgesnoven en een mailtje doorgestuurd naar die arme mensen in Nederland, die zitten te vernikkelen van de kou en smachten naar een zonnestraaltje.
Bij de pier rijden twee bruidswagens voor. Niet iets om stil bij te blijven staan, tenzij je op vakantie bent. Dan is iedere afwisseling welkom. Het bruidspaar is nog op het eilandje Panagia, met haar gelijknamige kerkje. De overige bruiloftsgasten zijn al aan land, maar van het bruidspaar is nog bezig met een uitgebreide fotosessie voor het in het bootje stapt om naar de pier gevaren te worden. Daar is de menigte al flink gegroeid en door een haag van applaudisserende mensen schrijden zij waardig naar het feest, terwijl er van alle kanten fotocamera’s flitsen.
Wij eten bij Nafsika. Veel mensen verlaten deze taveerne zeer tevreden, maar ik niet. Je zit met veel mensen samengeperst in een kleine ruimte. De aangeboden olijven zijn niet meer je dat. De dolmadakia is prima, niets op aan te merken. Op het waterglas zit een ferme aanslag. Het bier krijg ik in een warm glas aangeboden en dat slaat prompt dood. Ik laat het staan. De gemista is prima, de patatjes zijn flets en slap en hongeren naar zout. De patat komt Tineke overigens sowieso al de neusgaten uit, omdat je ze bijna overal bij krijgt aangeboden en zelden stevig en op smaak zijn. De kleftiko van Tineke is voorzien van een dik dak bladerdeeg en dat wordt er afgeschept. Blijft liggen. Ik had me voorgenomen om onze maaltijd af te sluiten met een toetje van Griekse yoghurt met honing. Nee, laat maar zitten voor vanavond. Daar zal ook wel iets mis mee zijn. Teleurgesteld druipen wij af.

Geen opmerkingen: