6 oktober 2008

Sirtaki

Maandag 1 september 2008
Kali mina; Een goede maand. Dat wensen Grieken elkaar op de eerste dag van de maand. ’t Is maar dat je het weet. Bij de bakker ben ik zeker niet de eerste, maar de bediening gaat vlot en ik ben snel weer terug. Te snel naar zin van Tineke. ‘Kun je geen bakker iets verderop zoeken’, verzucht ze. ‘Normaal ben je een kwartier tot twintig minuten weg en kan ik nog lekker even blijven liggen. Nu ben je er al binnen vijf minuten.’
We hebben van Paraskeví, onze gastvrouw een wasrekje gekregen voor onze was. Geen gedoe met een waslijntje spannen. En of we ’s nachts onze ‘balkondeuren’ dicht willen houden. Voor onze eigen veiligheid, inbrekers. Albanië ligt dichtbij. Men zegt het niet, maar denkt het wel. In Thracië wordt verwezen naar de Bulgaren. En zigeuners. Hier naar de Albanezen. Die zijn alleen goed om het vuile werk te doen. Harde werkers, goedkope arbeidskrachten. In Nederland is het niet anders.
Bij Madelijn boeken we een excursie. Voor volgende week dinsdag. En we willen nog een reisje met de boot maken naar Paxos en Antipaxos. Alleen met wie? Captain Hook of Marco Polo. Dat komt nog wel, die beslissing hoeven we nog niet te nemen. Van Madelijn krijgen we nog twee tips over opgravingen. Die doen we later wel. Eerst een reisje naar het zuiden.
Een prachtige tocht, eerst vanuit Párga langs de kust. Ter hoogte van Mesopótamo slaan we af.Het binnenland in, door Kanalláki dat aan het eind van de ochtend druk is. De terrasjes langs de kant van de weg zitten vol. Oude mannen achter hun koffie. Jongeren achter een glas frappé en de mannen van middelbare leeftijd soppen hun brood in de olijfolie van de choriatiki.
Iets verderop zitten we midden tussen de heuvels, missen de afslag naar het klooster Pountas, maar de rit verder zuidwaarts maakt alles goed. Een kilometer of drie voorbij Kato Mirsíni nemen we de afslag Zalóngou, langzaam omhoog.Nog langzamer steekt een landschildpad over. Langzaam? Midden op de weg zit het beest met opgeheven hoofd te wachten. Op wie? Op mij! Op de foto. Ik steek mijn hand naar het schild uit. De op verdwijnt, de poten worden ingetrokken. Nee, ik heb niets kwaad in de zin en til het beestje op, zet het aan de kant van de weg. Voor zijn eigen veiligheid. Hij bedankt me, steekt zijn nek weer uit; het staartje kwispelt nog net niet van tevredenheid.Iets verderop ligt het klooster Agía Dimitriou.Een lieflijk nonnenklooster met een houten ikonostase in de kerk, Aan de muur prachtige wandschilderingen.In het winkeltje koopt Tineke een T-shirt van het klooster, wel een maatje te groot maar goed om in te slapen.
We zijn hier overigens niet echt voor het klooster, maar meer vanwege de beeldengroep die boven het klooster uittorent. Het hoort bij de geschiedenis van Épiros en om preciezer te zijn bij de geschiedenis van Souliegebergte en haar bewoners. De Soulieten zijn een ruig volk, dat ten noorden van Gliki in de bergen woonde. Ze leefden van vooral van veeteelt en vormden een onafhankelijke en trotse groep Grieken, die er alles aan deden om de Turkse bezetters en hun wrede Albanese leider Ali Pasja schade te berokkenen. De overmacht was te groot en de mannen werden uiteindelijk afgeslacht.De vrouwen vluchten met de kinderen. Toen er ook vanuit Préveza Turken verschenen klommen ze bij Zalóngou tegen de berg op. Ze verdedigden zich met alles wat ze hadden, maar het was niet genoeg. De vrouwen wilden niet in handen vallen van de Turkse soldaten van Ali Pasja en om te voorkomen dat hun kinderen in handen van de bezetter zouden vallen, werden die van de berg gegooid. De 68 overgebleven vrouwen begonnen, het klinkt gek, de sirtaki te neuriën en te dansen. Die dans begint rust en wordt wilder en wilder. De een na de ander katapulteerde zich van de rand. Eleni was de laatste, die zich naar beneden stortte.In 1954 werd boven het klooster een monument voor de vrouwen vervaardigd. De klim duurt ongeveer twintig minuten. Maar omdat de groep wordt gerestaureerd is de toegang afgesloten.Van afstand is het zeker de moeite waard om te bekijken.
Vlakbij ligt Kassopi, gebouwd eind vijfde begin vierde eeuw voor Christus. Het fungeerde toen als hoofdstad van de Cassiopeanen, die altijd in clusters van dorpjes hadden gewoond. Ze kozen bewust voor deze ligging, omdat ze dan de wegen naar het noorden beheersten en tevens konden heersten over de havens aan de golf van Amvrakikós en Kastrosikiá aan de Ionische Zee.De Romeinen namen de stad in, verwoesten het in 168 voor Christus en bouwden het daarna weer op. Het waarom? Wie de geschiedenis van Asterix kent, kent ook het antwoord. Rare lui, die Romeinen.
In het oude Kassopi waarde de echte democratische geest nog rond. Hier waren alle huizen van de bewoners even groot. Omstreeks dertig voor Christus verlieten de inwoners de stad en verhuisden naar Nikópoli. Tussen 2000 en 2006 is het gebied met veel geld van de Europese Unie opgeknapt. Van het democratische fundament is echter weinig meer zichtbaar. De koeien die er grazen kun je toch niet echt democratisch noemen.
We gaan terug naar de kust, zuidwestwaarts. We zitten dan ongeveer twintig kilometer ten noorden van Préveza. En daar willen we beslist niet heen. Maken een rondje bij Kastrosíkia en rijden daarna weer landinwaarts om vanaf de kustweg af te komen. Via Rizá belanden we onverwachts in Chimadió. Het kafenion dat we uitzoeken is kliestó; closed. Maar wel met mannen op het terras. Zij verwijzen ons naar twee andere tenten die wel open zijn. En natuurlijk valt onze keus op een café waar je geen hapje kunt eten. Wij zijn dan te beschaafd, blijven zitten en nemen iets te drinken. Omdat een drietal jeugdige branieschoppers ons achtervolgt, besluiten we snel weer op te stappen. Daar gaat-ie weer. De verkeerde doorgaande weg. Niet naar Koukkoúli en dan naar de kust maar verder landinwaarts naar Aidoniá. Spijt? Geen moment. Het uitzicht op Kanalláki in de vlakte tussen de heuvels is overweldigend, het rijden tussen die heuvels en over heuvelkammen vindt Tineke prettig, zolang er maar niemand in haar nek hijgt.
Via Kanalláki keren we terug in Párga en Aléca. Snel iets eten en hup dan weer weg. Dat geldt voor mij. Tineke blijft rustig zitten lezen, terwijl ik een wandeling maak, achterom door het dorp. Ik vind de toegangspoort tot het kleine strand van Párga. Niet zo druk als in het centrum, maar je moet wel tegen keien kunnen. Ook buiten het centrum liggen enkele taveernes en verder vooral veel appartementencomplexen.Toch is een groot deel hier – net na het hoogseizoen - vaal, verlaten en vervallen. Parga let op je zaak!
Ik wandel door naar het kasteel, dat in 1380 is gebouwd door de Venetianen, die lang heersten over dit gebied. En ook dit kasteel is overvallen, ingenomen en verwoest, bijvoorbeeld door de beruchte piraat Barbarossa in 1537.Later meer over de gechiedenis. Ik snak naar een goed glas bier. Het wordt een donkere Guiness, een duur bitter biertje; in Párga zeven euro. De smaak en het uitzicht op de baai voor het vakantiestadje zorgen ervoor dat ik geen bittere smaak eraan overhoud.
We eten ’s avonds onder het kasteel. En alweer duur, luxe. Na een Rocketslade met oude kaas, een kleftiko en een pasta. We wisselen van bord. IJs toe, nee ober geen Metaxa, maar maxaton, ijs met perzik/nectarine en een gondola voor Tineke. We zitten niet voor niets dichtbij Italië.De wandeling naar beneden is goed voor de spijsvertering. Langs de boulevard is het nog steeds druk.

Geen opmerkingen: