30 juni 2010

Sirtaki

Deel 17 dinsdag 25 mei 2010
Vandaag staat een bezoek aan de oostkust op het programma. Waar Pilion de Aegische Zee raakt. Maar de dag begint met de gang naar de bakker en het ontbijt, vervolgens de vaat en een donkere was. De laatste donkere was voor mij hier in Kalá Nerá.
Tineke neemt haar BOX 5837 in ontvangst, opnieuw een rode Gertz, duidelijk minder getekend en zelfs met - op de achterruit - een sticker van het verhuurbedrijf Union Rental.
Nog even de laatste dingen op ruimen, bed opmaken en daarna kunnen we op pad. Zwemspullen mee, voor je weet maar nooit. We hebben bovendien niet voor niets hier in Griekenland nog snel zwemschoentjes aangeschaft. Die moet je dan toch een keer gebruiken.
Maar goed naar het oosten dus, eerst afzakken langs Korópi en Afétes en daarna bij het grote kruispunt links aanhouden, rechtdoor rijden vind ik ook prima. We rijden naar Neochóri en - het wordt soms eentonig als je vaak naar Griekenland gaat - kom je vanzelf de bewijzen van natuurbranden tegen. De bodem heeft zich al weer hersteld en het is soms een wonder als je ziet dat de ene boom wel is gespaard en de ander niet. Woningen schijnen soms in vlammen op te gaan, maar daar kunnen we hier niets van ontdekken. Terwijl twee jaar geleden ook delen van Pilion een grote vuurmassa waren. En mensen uit het midden van Pilion zijn geëvacueerd naar Volos.
Neochóri rijden we voorbij. Hier in de buurt zijn veel bedrijfjes die hun geld verdienen met de verkoop van leisteen. Het plaatsje zelf staat hierom ook bekend maar ook vanwege het in terrassen(hoogteverschil) opgedeelde plein. Het eerste zien we, het tweede laten wij aan ons voorbijgaan.
In de buurt van Kalamáki staat een Nederlandse camper op een parkeerplaats. Tineke stuurt haar auto erachter en we maken een kort praatje. Nederlands met een pensioentje trekken er steeds vaker opuit. Zes weekjes toeren. Via Igoumenitsa Griekenland inrijden, langs het noorden via de oostkust en de Pelopónesos weer omhoog door naar Epirus naar het startpunt. Wij zien voor de kust een stukje van de Sporaden liggen. Dit moeten Skiathos en Skopelos zijn. Wat was het heet, toen wij op Skiathos zaten. Geen eiland waar we snel naar zullen terugkeren of het moet zijn vanwege een bezoekje aan Alonissos, ook al zo'n apart eiland. Groen, met heel veel vriendelijke mensen.
Na een extra rondje - langs Kalamáki - stuur ik Tineke de goede weg op naar Lambinoú. Hier moeten we wat drinken kopen. Maar we zijn er al voorbij voor we er erg in hebben en passeren het klooster van Panaghias Lambidónas. Volgens een legende is hier een boot gered. In een vreselijke storm geraakt leidde een goddelijk licht het scheepje tussen alle ondieptes en rotsen door naar de baai. Als dank voor die steun bouwde de kapitein dit kloostertje. Het is deels gerestaureerd, maar nog niet klaar.
Voor Tineke een reden om niet te stoppen en door te rijden naar die baai, waar zij pootje baadt en anderhalf uur lang de zon op zich laat inwerken. Ik ga onder. Wel koud, maar ik houd het toch minimaal een halfuur vol. De waterschoentjes krijg ik niet aan. De hoge wreef speelt mij parten. Het walsen over het grind is pijnlijk, volgende keer toch nog maar eens die schoentjes proberen.
Tijd om te vertrekken naar ons hoofddoel Tsagkaráda. Eigenlijk zijn dit vier dorpen. Aghia Kiriakí, Aghia Stéfanos, Aghia Paraskeví en Taxiárches. In het laatste deel staat een ongeveer duizend jaar oude plataan naast een eeuwig spuitende fontein. Maar ja waar is dat ding. Ongetwijfeld op het plein, maar dat staat nergens aangegeven. Op zoek naar water slaan we af en komen bij de kust.
Mylopótamos heet het hier. De weg houdt op. Er zijn hier een prachtige stranden. Nee, alleen ben je daar niet. Wij eten bij Angelika op het terras, dat boven een tien meter diepe afgrond zweeft. En stampen op de houten vloer mag ik niet. Want er liggen enkele verrotte dikke balken. Onder mijn voeten. Ons maal bestaat uit tzatziki en worstjes, plus een niet bestelde xoriatiki. Maar er wel voor betalen. Hoe dat zo komt, gewoon de Griekse toevoeging bij de worstjes klinkt bijna als het woord voor de Griekse salade. Omdat we aan eten toe zijn, komt het toch wel op.
Op pad maar weer. De ruim duizend jaar oude plataan in Aghia Paraskeví - meer dan veertien meter dik volgens de overlevering - zien we ook niet. Wij rijden terug. Tineke moet tanken, draait netjes het station, maar de Griek die achter ons rijdt heeft andere bedoelingen. Hij moet ook tanken en steekt zijn auto voor die van Tineke naar binnen. Ja niet iedere Griek neemt overal zijn tijd voor. Zet een Griek achter het stuur van een auto en hij verandert in een snelheidsmonster. Zelfs de doodgraver heeft hier haast en jakkert ons - vlak voor een bocht - voorbij. Nee de doden zelf hebben geen haast.
We rijden via Miliés terug en doen in Kalá Nerá boodschappen. Vullen wat vocht aan en nemen vleeswaren mee en sap voor het ontbijt mee. '
's Avonds gaan we om een uur of negen naar Pagasitikos. Daar is het hartstikke druk. Een bus met Grieken zit hier binnen. De bus niet, maar de bejaardenclub wel. Voor een ander Hollands stel wordt er nog een tafeltje gehaald en wij kunnen even later plaatsnemen op een leeg gekomen plekje. Dat is het voordeel als je niet al te vroeg gaat eten. Ik kies voor een melitsanasalata (vooraf) en een Kleftiko, Tineke neemt de lambstifado.
De oudjes zorgen voor veel reuring. In de goede betekenis. Zij vragen om muziek - als hun eten is verorberd en dansen de sirtaki. Niet het bekende sirtakinummer maar de muziek. Steeds weer, in andere samenstellingen. Vooral de vrouwen houden zich hiermee bezig. Een enkele man laat zich verleiden tot een dansje, tot een macho de dansvloer betreedt en als een stier de vrouwen probeert te verleiden. Wij genieten. Tineke heel zichtbaar, en zij ondergaat de avances van een Griek. Het wordt vanzelf laat en het is toch tegen twaalven dat wij teruggaan. Pas nadat Henk een tweede Fischer naar binnen heeft laten glijden.

Geen opmerkingen: