13 juni 2010

Dolfijnen

Deel 7 zaterdag 15 mei 2010
Het heeft een groot deel van de nacht geregend. En als ik wakker word dan regent het nog steeds. Niet veel maar net genoeg om nat te worden. Vanmorgen dus niet in de tuin ontbijten, maar in ons appartement zelf. Vervolgens een plan de campagne maken, voor wat we vandaag gaan doen. Ergens heen rijden en daarvandaan een wandeling maken heeft vermoedelijk weinig zin, want zeker de kaldarimi zijn nu spekglad.
De keuze is uiteindelijk snel gemaakt, want een tochtje door de bergen met de auto ziet Tineke ook niet zitten, dus zakken we af naar het zuiden. Ook nu ontkom je niet echt aan klimmen, maar het valt eigenlijk allemaal reuze mee. De wegen zijn bovendien goed berijdbaar, over het algemeen lekker breed. En er is, zeker niet onbelangrijk, weinig verkeer. Niet alleen naar het zuiden, maar in heel Pilion valt het wel mee. Ho, stop. Volos is een uitzondering, maar daarover morgen meer. Daar weet ik nu nog niets vanaf. Bijna niets vanaf, want we zijn er alleen met de bus doorheen gereden.
Na het verlaten van Kalá Nerá zitten we bijna automatisch in Korópi, glijden langs Áfissos en nemen bij een grote driesprong de zuidelijke (rechter) route naar Argalastí. Hier wordt op zaterdag markt gehouden. Altijd leuk, maar nu niet want we willen zoals gezegd door naar het zuidelijke puntje. Ter hoogte van Xórto komen we.weer bij de zee uit. Of moet ik iets eerbiediger zijn en praten over de Golf van Volos of nog beter Pagasitikós Kólos. Het is een pot nat. Nat van het water dat hier stroomt en nat van de regen, die gelukkig wel is opgehouden, waardoor de straten de gelegenheid krijgen om een droog jasje aan te trekken.
Net onder Milína begint een watersportgebied. Met een aantal campings aan de kust en zeilclubs, verhuurders van zeilboten en ook liggen hier en daar verspreid enkele jachtjes. En verspreid langs de kust ontdek ik enkele strandjes. Allemaal grint, lekker zo zonder waterschoentjes. Langs de kust in de baai van Valtoúdi ligt het eilandje Alatas. We komen nu langs nog een aantal baatjes Órmos Limiónas en strandjes met namen als Tzásteni, Panaghiá en Diakófti. Allemaal aan de voet van het Tisséo-gebergte.
Bij Diakófti komen we bij de teen van Pilion. Met als belangrijkste plaats Trikéri. De bewoners van dit stadje woonden vroeger op het eiland Pallio Tríkéri. Vanaf dit eiland startte Jason zijn zoektocht naar het Gulden Vlies. De drager van deze mantel gemaakt van een gevleugeld ram, was onzichtbaar. Met zijn Argonauten moest Jason vervolgens diverse opdrachten uitvoeren, voordat hij aan het Gulden Vlies kwam.
Op dit eiland kun je overigens nog steeds komen. Maar autorijden lukt niet. Is daarvoor te klein. Wel kan er worden overnacht in een hotel. Vanaf het strand van Alagóporos zet een watertaxi je over. Op dit eilandje vind je behalve enkele kerken ook Evangelistrías-klooster. Maar goed wij zijn er niet naar toe gevaren, zijn wel even bij het strandje geweest.
Voor we daar heen zijn gegaan zijn we eerst doorgereden naar Tríkéri en vervolgens Aghios Kyriakí, op de zuidpoot. Hier zie je de opening van de Golf van Volos en aan de overkant van het water ligt Evvia, het onbereikbare, mysterieuze Evvia.
Terug naar Aghios Kyriakí, een lieflijk vissersdorpje dat veel toeristen trekt. En die verzamelen zich allemaal bij de diverse visrestaurantjes.
Manolas, is de eerste die je tegenkomt, en ook de enige die open is, terwijl wij er zijn. Wij lopen eerst een stukje door het dorp en verbazen ons er eigenlijk over dat de vissersbootjes hier bijna allemaal een oranje of rode kiel hebben. Luie vissers die hun boot wel in de menie hebben gezet maar niet hebben afgeschilderd? Heeft hostess Henny hier een antwoord op?
Het kerkje Aghia Kyriakí is dicht. Had ik eigenlijk ook zelf ook kunnen bedenken. Toch is de korte wandeling daarheen de moeite waard geweest. En daardoor smaakt het hapje bij Manolas ook uitstekend. Voor ons echter geen vis, iets wat de meeste mensen wel kiezen. Niet alles is bovendien onze eerste keus. Aardappelsalade wordt gewoon patat en de gigandes worden ingeruild voor worstjes, verder staat er een tzatziki op tafel en gebakken courgette, een flesje water en een flesje citroenlimonade, goed voor de dorst. Ook wel nodig wat de worstjes zijn aan de zoute kant. Niet erg, maar je krijgt er wel dorst van.
We zijn nog maar net aan het eten of Tineke ziet iets in het water, of beter gezegd uit het water springen. Dolfijnen. En wat is er dan nog mooier als het lukt om ze met een toch redelijk eenvoudige camera ook nog eens op de foto te krijgen. Alleen op grote afstand, want als de beesten zijn razendsnel en onberekenbaar. Je weet nooit waar ze hun kop boven water steken, hun sprong inzetten. Een keer gebeurt dat op zeer korte afstand. Jammer, die plaat hebben we niet.
Ik maak – van bovenaf bij een parkeerplaats boven het dorp – nog wat foto’s van de bootwerf. De scheepsbouwer Stathis Kouris is vandaag niet aan het werk. Er liggen heel wat boten waar nog wat aan te doen valt. Sommige boten zijn echter dermate beschadigd dat er geen houden meer aan is. Een exemplaar is zelfs half verbrand.
Het wordt tijd om terug te rijden. Tineke begint het zat te worden, wil onderweg nog wat drinken. Het liefst water. Bij een kiosk kan ik wel aan ijsthee komen en citroenlimonade, maar dat is niet te krijgen, dus koop ik twee blikjes ijsthee en twee blikjes lemonade. Goed voor de dorst, of juist het opwekken van de dorst. Daar ben ik nog steeds niet achter. Wel weten we weer eens dat je niet moet weggaan zonder water. Zelfs niet als je besluit om geen (grote) wandelingen te maken.
Bij terugkeer in Kalá Nerá zien we dat de wind lekker onstuimig is en tegen de kust aanbeukt. Ik praat nog wat met mensen over wandelingen, met de hostess die mij een internetmogelijkheid in Kalá Nerá wijst en dan wordt het tijd om te douchen en uit eten te gaan. De fototoestellen gaan mee. Niet alleen die van mij, maar van ons allebei. De wind is verder aangewakkerd en de zee gaat flink tekeer. Vliegt over het strand heen en hier en daar over straten. De terrasjes aan de zee blijven gesloten, stoelen worden opgestapeld. De wind heeft vrij spel, sleept steentjes mee over de straat en zet hier en daar wegen onder water.
Bij taveerne Paganisitikas gaat het er nerveus aan toe. De vier man bediening loopt te rennen alsof zij vrezen voor hun leven. En echt druk is het er nou ook weer niet. Het vaste welkomstdrankje schiet erbij in. Vooraf neem ik een schoteltje gebakken aubergine, melitzanes, en als hoofdgericht een karbonade met champignonsaus. Tineke vraagt om een kleftiko en deponeert de patat die bovenop de ‘Lamp’ ligt op mijn bord. Een Fischer om alles weg te spoelen. Tineke krijgt een kannetje rode wijn, uhhh dat moet witte zijn. En die wordt dus ook prompt omgewisseld. Bordjes voor het brood en het voorafje: ontbreken. Nee, in de bediening gaat hier wel eens iets mis.
Tegen de tijd dat ik wil afrekenen, krijgt Tineke een allergische aanval. Waarvan? Geen idee. Zij gaat al naar buiten voor ik de schade heb opgemaakt en ga haar met twee ijsjes achterna. Daarna zeilen we terug naar Kamèlia en duik ik onder.

Geen opmerkingen: