9 juni 2010

Gatzéa

Deel 3 dinsdag 11 mei 2010
De eerste volle dag in Kalá Nerá. Om ongeveer half acht ga ik al naar de bakker. Het dorp is nog in volle rust. De bakker is open, een beetje norse man. Zo komt hij op mij over. Misschien oordeel ik wel veel te snel. Morgen ga ik in ieder geen brood bij hem halen, een ander proberen. Denk ik.
In het dorp loopt een veegmachine rond. Zo kan ik hem het best omschrijven, want zijn tempo doet zeker niet onder voor de machines die bij ons in de stad de straten tevergeefs vuilvrij proberen te maken. Dat lukt hem wel. Daar.
Over ons appartement heb ik het nog niet gehad. Dat is niet echt ruim bemeten. En het balkon is bovendien zeer klein. Ik ben dan weliswaar 20 kilo minder Henk dan vorig jaar om deze tijd, maar om hier met zijn tweeën te gaan zitten, vind ik niets. Dus ontbijten we in de tuin. Lekkeer puh.
Dat kan hier prima. Terwijl Nederland bibbert van de kou smelt je hier bijna weg. Bij wijze van spreken dan. Na het eten gaat Tineke een halfuurtje hardlopen. En ik vermaak me ook prima. Een wasrek is er niet, een serveerplank/rek zou trouwens ook niet gek zijn. Maria is er echter niet, zodat ik om beide zaken niet kan vragen. Tineke hangt haar handdoek daarom maar over het rekje en haar renkleding deponeert ze op de grond.
Voordat we gaan wandelen. Wat dat is het doel van onze eerste dag hier. In een souvenierwinkel kopen we nog een Engelstalig boekje over Pilion en twee kaarten en daarmee gaan we op pad. Eerst langs de boulevard en daarna verder langs de kust.
Daar staan in de wildernis drie mannen een paard te beslaan. Nou ja met zijn drieën? Een man doet het echte werk, een ander houdt het paard en diens poot vast en een derde probeert met een olijftak – waar dienen die anders voor - het beest kalm te houden.
Wij wandelen verder langs de kust, waar een Nederlands echtpaar - met camper – aan de koffie zit. We komen bijna vanzelf in Káto Gatzéa, een vissersdorp.
In het haventje aan het eind van het dorp liggen bijna net zoveel vissersboten als plezierbootjes. Vooraan het dorp zit de pappas op kosten van de plaatselijke bevolking te drinken en hij geeft goede raad. Die moet je opvolgen, zolang hij er zit. En daarna weer snel vergeten.
Helemaal aan het eind dreigen we vast te lopen. Niet omdat Tineke mijn alter ego ontdekt. Op een bestelbus.
Nee er is hier geen weg meer. Er zit niets op dan een stukje terug te gaan en dan een tussenweg te nemen. Of…
Een smal gangetje komt uit op een poort, die open is. We komen nu op het terrein van een resort: Rivera. Maar ook andere gasten blijken hier gewoon te mogen komen. Niet dat het nu veel zin heeft want men is aan het opbouwen. We lopen door over het terrein en komen via een grote (open) schuifpoort bij de doorgaande weg uit.
Als je in Káto Gatzea bent geweest, dan ga je ook naar het broertje of zusje. Daar ben ik nog niet uit. Ano Gatzéa, het hoger gelegen Gatzéa, zo gezegd. De weg slingert zich zo’n twee kilometer omhoog.
In het centrum staat een prachtige kerk, daarnaast een kafenion, maar dat is vanaf twaalf uur dicht. Een kalderimi leidt naar het spoorstation van Ano Gatzéa. Iets drinken daar? Vergeet het maar, want het is dicht. Misschien ten tijde dat het stoomtreintje hier langs komt, dat het dan open is, maar nu niet. Aan het eind van de kalderimi vind je een Olijvenmuseum. Gratis entree. Dat kan ik jullie makkelijk beloven. Want… Dicht. We kunnen nu wel over het spoor gaan lopen, lach niet hoe denk je dat de auto’s hier boven komen, maar dat doen we niet.
Ook doorwandelen naar Agia Triáda, waar boven op de heuvel een klooster ligt, doen we niet. Nog niet.
Waarom niet?
Omdat wij niet van die ervaren wandelaars zijn. Omdat wij nog niet van die ervaren Griekenland-gangers zijn. Die zorgen namelijk dat ze voldoende drinken bij zich hebben en niet een schamel klein flesje water per persoon. Die hebben ook eten bij zich en gaan niet zonder op pad. Nee dan wij: Geen brood, ligt in het appartement. Ook de krentenbollen hebben we daar achter gelaten. En nu ik toch bezig ben, een scherp mesje: thuis. Waterschoentjes: thuis.
En dat geldt niet alleen voor mij, die schoentjes, ook Tineke heeft ze niet bij zich. Niet daarom, maar vanwege onvoldoende drinken en ook heel belangrijk op alleen een ontbijtje wandel je hier niet zomaar door de bergen. Daarom gaan we terug. Over de weg en dan langs de hoofdweg, daar komen Káto Gatzéa weer tegen, waar Tineke snel een rol koek koopt, om iets in haar maag te hebben. We hebben dan iets verder terug al wat drinken gekocht. De laatste kilometers gaan bijna vanzelf; in mijn gedachten. Ik weet in ieder geval genoeg verbazing op te brengen voor de parkeerwijze van een automobilist hier. Nee, het was Henny niet. Maar wat deze presteerde. Dat kan ik slechts laten zien.
In het appartement eten we snel iets en zien dat Maria een wasrekje heeft bezorgd. Dat brengt Tineke op het idee om haar hardloopspullen uit te wassen. En op te hangen. Aan het begin van de avond heb ik telefonisch contact met Raema. De aswolk heeft zich teruggetrokken. Een kwestie van de wind. De meest zuidelijke poot strekt zich uit boven Spanje en loopt via Frankrijk, Zwitserland en Duitsland ook boven Polen. Niet iets om je druk over te maken. Het vliegverkeer heeft er momenteel nauwelijks hinder van, volgens Daniël. Hem zullen we maar geloven.
Na achten ga ik douchen en vervolgens gaan we uit eten. Bij Pagasitikos. Ook hier krijgen we een tsipouro. Daar hoort een hapje bij, dat is gebakken courgette. Dat krijgen we echter pas terwijl we ons voorgerecht al op tafel hebben. Verwarring alom. De courgetten hebben we niet besteld, gaat terug en krijgen we opnieuw.
Dat voorgerecht bestaat uit Xoriatiki en wij laten de Griekse salade volgen door een varkensschnitel (nee, ik ben niet in Duitsland) met Metaxa-saus en worstjes. Drinken een huiswijn dan wel een Kaiser en sluiten af met (van het huis) een Magnum. En dat allemaal voor de somma van 23 euro..

Geen opmerkingen: