21 juli 2008

Geschiedenis

Voor de ontstaansgeschiedenis van Ameland (en evenzo van de andere waddeneilanden) moet ik volgens de geschiedschrijving zo’n negenduizend jaar terug in de tijd. Na de laatste ijstijd ontstaan in de Noordzee langgerekte strandwallen van zand, die van elkaar worden gescheiden door de mondingen van rivieren. Tussen die wallen en het vaste land liggen (veen)moerassen.Door de werking van eb en vloed in samenhang met de wind verandert het landschap voortdurend. En eigenlijk is dat nog steeds zo, waarbij de mens tegenwoordig ook wel een handje helpt.
De wind voert zaden mee. De zaadjes nestelen zich in het zand. De wallen raken begroeid en worden steviger, groeien. Zo rond onze jaartelling steken er woeste stormen op. Die slaan het veen achter de wallen deels weg. De gaten tussen de wallen (duinen) worden breder. Een nieuw eiland is geboren. Een eiland? Nee, een hele reeks eilanden. De waddeneilanden, die zich niet alleen voor onze kust uitstrekken, maar ook voor Duitsland en Denemarken.
Vermoedelijk tegen het eind van de achtste eeuw trekken de eerste mensen naar Ambla, zoals Ameland in historische stukken in die tijd wordt genoemd. Zeker is in ieder geval dat het eiland in de Middeleeuwen permanent wordt bewoond. Door zeevaarders, die de eilandjes eerst gebruiken als schutplaats tegen de woeste golven en het er zo naar hun zin hebben dat zij zich er blijvend vestigen.
Ameland bestaat aanvankelijk uit drie eilandjes. Ballum en Nes zijn van elkaar gescheiden door een slenk en in het oosten ligt Oerd, het gelijknamige dorpje is al lang verdwenen.De bewoners voeren een voortdurende strijd tegen het water: Noordzee en Waddenzee. Achter de duinen hebben zij een redelijke beschutting. Maar ook de zandverstuivingen zorgen voor veranderende vormen van hun woongebieden. Het gevaar komt vooral uit het zuiden uit de Waddenzee, die bijna vrij spel heeft en vaak voor overstromingen van de landbouwgronden zorgt. Regelmatig moeten de bewoners hun houten huisjes afbreken en elders weer opbouwen. Rond de Mieden – de landbouwgronden – worden dijkjes van graszoden en wier gebouwd, ongeveer anderhalve meter hoog. Het is niet genoeg. Regelmatig luidt letterlijk de noodklok, als een van de dijkjes het begeeft. Dan trekken de eilanders massaal naar de Mieden om erger te voorkomen en de schade te herstellen.
Op 3 februari 1825 overstroomt bijna het gehele eiland. Alleen de hogere duinenrijen blijven gespaard. Dijken worden echter in de storm weggeslagen. Veel huisjes raken onherstelbaar vernield. Het vee wordt naar de hogere gedeelten in veiligheid gebracht. De visserscheepjes slaan kapot en ook menig vracht- en beurtschip zinkt.
Zoals de storm van 1953 het sein is voor de Deltawerken wordt ook deze watersnoodramp aangepakt om het water de oorlog te verklaren. Of dat met een Nobeltje of kruidenbitter in de hand gebeurt, dat zeggen de boeken niet.
Onder leiding van burgemeester Daniël Wigbold Crommelin van Heeckeren start omstreeks 1840 de aanleg van dijkjes met een stenen beschoeiing aan de wadkant. En daarmee wordt het er meteen een stuk veiliger op. Hierna is de slenk tussen Nes en Ballum aan de beurt. Met een houten constructie – het molbord – voortgetrokken door paarden wordt het zand bijeen geschoven. Vijf jaar doet men erover om aan de noordzijde het gat tussen West- en Oost-Ameland te dichten. Aan de zuidkant komt gelijktijdig een steendam, die het water geleidt en het gevaar van die kant temt.
Veel mensen, die tegenwoordig van Nes naar het westen fietsen breken hun hoofd over het hellinkje halfweg. Dit dijkje/heuveltje moet bijna wel een rol hebben gespeeld in het samenvoegen van de twee gedeelten. Ja en nee. Het is enamelijk een dijk zonder functie en ligt er louter en alleen vanwege de meningsverschillen tussen de waterschappen van West- en Oost-Ameland. De Grieën (Hollum en Ballum) willen per se een volwaardige zeedijk. Nes en Buren vinden het maar niets. Hollum en Ballum gaan hun gang en leggen tussen 1913 en 1915, deels landinwaarts een halve dijk aan. Zo’n vijftien jaar later is de zuidelijke dijk, onder Nes en Buren door, voltooid en heeft het dijkje landinwaarts zijn nut praktisch verloren. Het is nu een kuitenbijtertje voor de onervaren fietser.
Later (zelfs tot begin vorige eeuw) komen er in het noorden stuifdijken, die de duingebieden bij Hollum/Ballum, bij Nes/Buren en bij het Oerd met elkaar verbinden.
Is daarmee de oorlog tegen het water definitief gewonnen? Nou, denk dat maar niet. Aan de westkant is even na de Tweede Wereldoorlog sprake van een geweldige kaalslag aan de kust. Blijft Hollum wel behouden?Komt de beroemde vuurtoren in het water te staan? Die vragen houden veel mensen bezig. In 1947 wordt begonnen met een geweldige operatie. Met zware basaltblokken wordt de kust versterkt en het wassende water een halt toegeroepen. Een operatie die ongeveer twintig jaar duurt.
Toch is ook heden ten dage de strijd met het getij niet beslecht. De krachten die viermaal per dag in het Borndiep – de geul tussen Ameland en Terschelling – los worden gelaten door Zeuss en Poseidon, hebben grote gevolgen voor de geulen en de zandplaten in het gebied. Grote zandmassa’s worden dagelijks verplaatst. De zandplaat bij Ballum wordt oostwaarts geduwd. Bij eb ontstaat er een groot binnenmeer, dat slechts mondjesmaat wordt opgevuld met zandbezinksel.De verwachting is dat land en water langzaam maar zeker weer naar elkaar toe zullen groeien.

Geen opmerkingen: