We vervolgen onze weg vanuit Vierhouten naar het noordoosten. Het mooie Drentse land lonkt. Maar eerst moeten we nog een stukje over de Veluwe, door een bosrijke omgeving. Met de fietskar achter me zoek ik een rustige route uit. Maar het blijkt ook een zware gang, met name in het begin. Dan rijden we vooral over onverharde wegen.
Dat betekent voor mij hard werken met de fietskar achter me. Maar het is ook een aanslag op de wielen van de kar, die regelmatig over omhooggewerkte boomwortels bonken. Ik stop daarom al snel en zoek op de kaart naar een alternatieve route. Dat valt echter nog niet mee. We moeten sowieso ergens de IJssel over. En er zijn niet al te veel oversteekplaatsen. Bruggen bij grote plaatsen als Deventer of Zwolle vallen af, want we willen niet door een stad heen jakkeren. En zeker niet met de kar. We willen bovendien onderweg ook nog wat zien en we hebben tevens geen zin om onnodig kilometers ver om te rijden. Want het moet wel leuk blijven voor onze kinderen.
Met dat omrijden suggereer ik dat we een einddoel voor ogen hebben. Dat is echter niet het geval. Ja, Harlingen. Maar dan praat ik wel over ongeveer anderhalve week, dan moeten we daar zijn. Maar eerst dus die IJssel nog over. Olst of Wijhe, bij een van die twee Hanzedorpen moet het lukken.
De bossen gaan over in landelijke tafereeltjes. Akkers en weilanden wisselen elkaar af. We rijden door Oene. Alleen de naam al. Hier is de maandag nog wasdag. De lakens zijn er nog wit. Nee, ze liggen niet meer op de bleek, maar hangen te wapperen aan de waslijn. Onder aan de dijkjes, waarover wij fietsen. We steken bij Olst met het pontje de rivier over. Aan de andere kant van de IJssel zien we nog veel meer weilanden. Het landschap oogt hier wijdser. Verbeelding? Wil ik iets geloven wat niet bestaat? Het verzet in ieder geval even mijn gedachten. Niet bezig zijn met de fietskar, of die het wel houdt.
We laten de blauwvingers van Zwolle links van ons liggen. We passeren bij Dalfsen de Overijsselse Vecht. We vorderen gestaag richting Tineke-land, de streek waar Tineke een deel van haar jeugd heeft doorgebracht. In die omgeving wil ik ergens kamperen.
Vlak voor IJhorst slaat het pechduiveltje toe. Bij het oversteken van een provinciale weg klapt een wiel van de kar om. De kar zakt scheef. Daar kom ik niet ver meer mee.
Snel improviseren, het is nog dag. In IJhorst is een camping: De Witte Bergen. Daar maar heen. Ik koppel de kar los van mijn fiets en laadt een tent op mijn fiets. Het is onverantwoord, maar Naomi moet even achterblijven bij de kar om op onze spullen te passen, terwijl wij naar de camping rijden. Daar laad ik snel de boel af en rijd terug.
De andere, kleine tent gaat achter op mijn fiets. De picknicktafel zet ik op het bagagerekje voor op mijn fiets en houd ik vast. Nog wat klein grut gaat in de fietstassen, waardoor de kar nu bijna leeg is. Het is een echte sleurbak geworden.
Op de camping heb ik de spullen achtergelaten onder een naaldboom. Tineke is al begonnen met het schoonvegen van ons plekje waar we zeker een paar dagen zullen blijven.
Het wiel van de kar repareren kan ik niet. Dus moet ik op zoek naar een fietsenzaak, de volgende dag. De fietsenmaker is in het dorp te vinden. Nee, dat wiel repareren lukt daar niet. En het is een afwijkende maat, bovendien niet dubbelassig, zodat een nieuw wiel ook niet voorradig is. Bestellen kost zeker een paar weekjes.
Oei, wat nu?
Iets verderop zit een smederij, misschien kunnen die het wiel recht krijgen, waarna het met wat sterkere, dikke spaken weer in balans kan worden gebracht.
De smederij weet ik te vinden, daar zijn we langs gereden op weg naar IJhorst. Daar kijkt men eerst wat meewarig, maar de smid is ook heel behulpzaam. Het is voor hem een uitdaging om ons weer op weg te helpen. Hij neemt alle tijd en laat zelfs werk, waarmee hij bezig was, even liggen. Met het nodige geduld weet hij het wiel eerst van de kar los te krijgen, iets wat mij niet was gelukt. Waar ik veel geweld zou hebben toegepast, gaat de smid met fluwelen hand te werk. Het lukt hem om het wiel te rechten en te richten, maar garantie voor een lang leven kan hij niet geven. Er wordt alleen wat materiaalkosten gerekend. Het uurloon laat hij zitten.De volgende dag ga ik terug naar de fietsenmaker en laat het wiel verder uitrichten en verstevigen. Opnieuw krijg ik de raad mee om zo snel mogelijk een ander wiel aan te schaffen, want een garantie dat deze het lang volhoudt kan men niet geven. En onderweg nog even de spaken goed nakijken en spannen of losmaken. Al naar gelang het nodig is.
Tineke heeft de tijd, die ik bij fietsenmaker en smederij heb doorgebracht, samen met de kinderen goed besteed. Zij heeft onder andere de Havixhorst laten zien, daar heeft zij vroeger gewoond. Ze is bij familie in Koekange langs geweest en naar de ooievaars in De Wijk gereden.
We zijn er klaar voor. Het wachten is nu nog op Naomi. Want die is met sv Almere op voetbalkamp en komt op zaterdag terug.
Het einddoel van de eerste dag is Vierhouten. We rijden naar De Paasheuvel een plek met historie, waar ik als kind heb gekampeerd, met veel andere Philips-kinderen.
Langs de Vaart fietsen we, richting Bloemenbuurt. Wat zou zo'n jochie eigenlijk zien achter die brede rug. Boo, boo, klinkt het al snel, als we langs een aantal boten rijden. Overal zitten de mensen buiten, op hun terrasje of gewoon langs het water. Genieten van de laatste zonnestralen. Nog even voor er een nieuw onweer losbarst.
Dan toch maar weer naar de Chinees. Door de Stripheldenburt, met zijn prachtige woningen aan het water. De bootjes liggen kont aan kont. Vanuit hun tuin hebben de bewoners een hengeltje uitgegooid. De barbecue staat te roken. 'Bu, bu', klinkt het achter me. Goh, hij slaapt nog steeds niet en is goed wakker, want als we de busbaan oversteken en net komt er zo'n stadsdienst aanwaaien.

Ja, nou en of.
Verder is niet iedere commandeurswoning een echte commandeurswoning. Een rij ‘muizentanden’ betekent dat hier slechts een stuurman woont. Twee rijen gekantelde stenen geeft aan dat de bewoner de kapitein/commandeur is van een walvisvaarder.
Ik ben op tijd terug bij hotel Hofker om twee mensen om acht uur bij de bus uit te zwaaien. Ik sta gelukkig niet helemaal alleen. Er is er nog een vroeg haar bed uitgekomen met hetzelfde doel. Twee anderen willen op dat tijdstip ontbijten, maar krijgen nul op het rekest. De ontbijtzaal gaat namelijk pas een half uur later open en weer een kwartiertje later hebben we toch afgesproken gezamenlijk te ontbijten. Een tijdstip waarop de boot naar Holwerd net is vertrokken, zodat ik de vroege vertrekkers niet bij de kade kan uitzwaaien.
Een van de politieagenten die hier speciaal voor de zomer op het eiland zijn gestationeerd en in Hofker verblijven, gaat op pad. Zijn nachtdienst zit erop, maar dat is voor hem geen reden om meteen tussen de lakens te schuiven. Nee, eerst nog even wat aan de conditie doen middels een stuk hardlopen. Een uurtje later, nauwelijks bezweet, keert hij terug. Een prima conditie, dat straalt hij helemaal uit en zo ziet hij er ook uit.
De route is uitgezet door een kantonnier van Rijkswaterstaat. De Bureblinkertroute begint bij het parkeerterrein aan het eind van de strandweg en wordt aangegeven door paaltjes met witte kop. Dat blinkert staat voor een hoog duin waarvan het witte zand in de zon blinkt. Logisch toch? Op Ameland zijn er drie van die blinkerts: van links naar rechts de Ballummerblinkert, de Bureblinkert en de Oerdsblinkert.
Aan de rand van het bos hebben we al genoten van de grote variatie aan flora en diversiteit van het terrein. Maar dat haalt niet bij wat we te zien krijgen bij de blinkert. Over het wad vaart de Amelandexpres.
Het buurtschap Kooiplaats met zeven woningen/boerderijen is herkenbaar. De eendenkooi in de Kooiduinen, iets ten noordoosten van Kooiplaats, is begin deze eeuw in zijn oorspronkelijke staat hersteld. Meer naar het oosten ligt het Nijlandsreid, een kweldergebied, dat een paar keer per jaar onder water staat waardoor het gras een hoog zoutgehalte heeft.
Ten noorden van de kwelders ligt de Kooioerdstuifdijk, waardoor het eiland Het Oerd aan de Ameland is verbonden. Veel van deze informatie is terug te vinden op het informatiepaneel dat hier is geplaatst. Over het gehele eiland verspreid, op wandel- en fietsroutes, staat er zo’n dozijn van deze borden.
We gaan nu naar het strand en zien heel duidelijk een gasplatform liggen, dat het gas onder Oost-Ameland weghaalt. In grootte is het gasveld het derde van Nederland. Een forse knaap dus, een echte schatkist waar jaren strijd om is geleverd.
Of we zo goed willen zijn om verder te lopen. Want die andere mensen hebben allemaal betaald voor de uitleg en dat wij hier onbetaald staan mee te luisteren is niet netjes.
Echt veel overredingskracht is er niet nodig. Het dorp is afgeladen. Het lijkt wel of iedereen er met het mooie weer opuit is getrokken. Een ijsje? Daarvoor moet ik zeker tien minuten in de rij staan. Zolang is de rij wel. Een broodje dan? Nee, ook geen zin. Ik neem plaats op een bankje in de schaduw, terwijl de rest bij Metz zich verlekkert aan de vis. De zoen van Tineke als ze mij ophaalt is gemeend, maar smaakt naar? VIS, bah, ajakkes.
Met zeven mensen zijn we vrijdag tegelijk gekomen. Van dat septet is een duo vanmorgen vroeg al vertrokken. Met zijn zevenen gaan we toch weer weg.
Het tweetal dat als laatste is gearriveerd besluit nog even te blijven op het eiland. Nee, uitzwaaien is er niet bij. Ze willen nog even genieten van…?
Op het bovendek van de veerboot waaien we heerlijk uit, praten nog wat, doen onze ogen dicht.
En doen de ogen dicht.
Een verdwaalde zeehond(?) zorgt voor enige opwinding.
De boot laveert door de geulen om een vrachtboot heen.
Op weg naar Holwerd. Daar doet zich weer een voor mij nieuw fenomeen voor.
Met de chipknip betalen gaat wel. Maar met een pinpas niet. Wel met een creditcard en dat is ook de snelste manier. Gepast geld, kan ook. Maar niet ieder briefje wordt geaccepteerd. Dat levert oponthoud en nogmaals oponthoud op. Tineke heeft de auto al gehaald, is ongerust. ‘Waar blijft-ie nou.’
Vanaf het vaste land krijgen we signalen dat er toch over de wadden gelopen wordt. De gidsen van Dijkstra, waar Tineke heeft geboekt, geven echter niet thuis. Of beter, zij blijven thuis en maken de overtocht niet.
Dat betekent voor ons tweemaal de gang naar de veerhaven maken om mensen op te halen. Dat betekent ook tweemaal een duo begroeten.
En twee keer wachten bij het huren van fietsen. Hen begeleiden naar Hofker, waar ze inchecken. En dan gaat het met zijn allen opnieuw naar het westen.
Dat met zijn allen moet je niet te nauw nemen, want bijna iedereen rijdt in zijn eigen tempo. En bij de Ballumerbocht maken er bovendien twee een uitstapje, om met een omweg via Ballum en de duinen naar Onder de Vuurtoren te rijden. Nee, de rest hoeft niet mee.
Tineke is verguld met haar kleurplaat, die ze volledig naar eigen wijze inkleurt.
De oudgedienden blijven aan de voet en vertrekken eerder dan de groentjes. Onderweg geef ik aan dat Tineke – en de rest - zich niet om mij hoeven te bekommeren, als ik achterblijf.
Ik wil onderweg nog wat mooie plaatjes schieten, bijvoorbeeld van de schuifduinen. Achteraf valt het iets tegen. Als ik die mededeling doe heb ik het mooiste stuk al achter de rug. Ik peddel nog wel tegen een duin op, waar een stuntvlieger op het strand zijn ‘bedje’ in de lucht houdt.
Ik zwaai naar de achterblijvers, die mij zien staan, even terugzwaaien en dan doorrijden. De afspraken zijn duidelijk; iedereen kan zijn gang gaan. En doet dat ook. Toch is de sfeer veranderd.
De meeste wokkers laten zich daar met een taxibusje naartoe rijden. Drie van de vier nieuwkomers kiezen voor de benenwagen. Geen probleem als je gewend bent om te fietsen, of in ieder geval over een goede conditie beschikt. Dat kan helaas niet iedereen zeggen en in plaats van een ritje van drie kwartier volgt nu een lijdensweg van anderhalf uur. Wij wachten gelaten en horen vervolgens het relaas aan. 
Ik stel tot tweemaal toe voor het fietsen over te nemen. Ondanks dat ik geen regenjas mee heb genomen. Maar het wordt vriendelijk maar resoluut afgeslagen.
Iedereen schept namelijk op wat hij wil eten en dat wordt dan al dan niet met een sausje in sneltreinvaart gegaard. Voor het sausje zijn er diverse mogelijkheden: pittig of liever iets milder, zurig of zoetig, lemon, cocos, koriander. Ik noem zo maar wat mogelijkheden op. En ga rustig voor een tweede of derde ronde. Dat laatste doe ik, waarbij ik steeds uitga van een kleine hoeveelheid en met de sausjes varieer.
Ik heb het duidelijk naar mijn zin. Hoewel? Even verlang ik naar een rustig moment. De kinderen in het restaurant produceren wel heel veel lawaai en dat wordt allemaal nog eens versterkt door mijn gehoorapparaat. Zo erg, dat eerst het volume lager wordt gezet. Nee, niet van de kinderstemmen, maar van mijn hulpstukken. En tenslotte gaan ze helemaal uit. Nadeel is wel dat bijna alle conversatie dan langs mij heen gaat.
Ik loop naar buiten om nog wat foto’s van de omgeving van noord, oost, zuid en west te maken. Buiten ontstaan groepjes. Een enkeling waagt zich niet naar buiten. Een volgende regenbui dient zich aan. Het busje komt zo.
En inderdaad het arriveert en dan in gestrekte draf door Ballum naar Nes. Op zoek gaan naar het eerder genoemde kasteel van Ballum hoef ik niet. Dat is al in 1829 afgebroken en daar staat tegenwoordig het gemeentehuis. Een ook van de oude stoeterij die de familie Oranje-Nassau beheerde in Ballum is niets meer terug te vinden.
Ik zeg toe ze te zullen uitzwaaien. Niet bij de boot, want dan wordt van mij verlangt dat ik aan het ontbijt zit. Maar wel buiten bij het hotel.
In de ontbijtzaal is voor ons een lange tafel gereserveerd. Goed geregeld 10us.
Heel gewoon. In Nes zijn diverse leuke winkeltjes. Ja, en daar moet eerst worden geshopt door de dames. Een nieuw shirt en nog wat spul. Zoiets kost nu eenmaal tijd en dan ga je niet meer wandelen, maar pak je de tweewieler. Dat is duidelijk.
De bewolking toe. Net over de strandovergang ligt paviljoen De Heksenhoed. Snel naar binnen als een buitje zich aankondigt.
De regen houdt ook weer snel op, zodat we geen bestelling plaatsen, maar ons verplaatsen naar het strand voor een korte wandeling. De blauwe vlag hangt uit. Ten teken dat het strand hier veilig en schoon is. De reddingsboot staat achter een tractor en kan zo de branding in worden gereden, als er in het water iets mis dreigt te gaan. Maar wie gaat er met dit weer nu het water in. Nou een groep Duitse kinderen bijvoorbeeld.
Daar wemelt het trouwens toch van op Ameland.
Een telefoontje brengt uitkomst. Het wadlopen gaat niet door. Te veel wind, in combinatie met hoog water. Dijkstra durft het niet aan.
Onze bediening heeft er wel schik in. Tenminste niet van die zije sokken, gewoon mensen die lol durven maken. En daar hoef je niet jong voor te zijn. Toch nog een minpuntje gevonden. Het speciaalbier wordt veel te koud geschonken en heeft strak tegen het pilsje aangelegen, terwijl 14 graden Celsius een uitstekende temperatuur is voor een stevige dubbel.
De luie stoel maakt echter alles weer goed.