29 juli 2007

Omniworld 2

In dit deel heb ik het over een aantal mensen bij de basketbaltak van Omniworld. Ik begin met Jan Eggens, de eerste coach van Omniworld. De Meppeler overleed vorig jaar op 49-jarige leeftijd. Een man die geen blad voor zijn mond nam. Hij had een aantal jaren bij Red Giants in Meppel gewerkt en was ook enkele jaren bondscoach geweest. Maar bovenal kon hij uitstekend leiding geven aan jeugd. Dat was een van de redenen om hem in 1998 bij de start aan Omniworld te linken. Doordat hij te lastig was, mocht hij het karwei in Almere niet afmaken en moest hij weg.
Niet alleen zijn mondigheid speelde Eggens parten. Kritiek kreeg hij ook omdat hij volgens de een de jongeren onvoldoende speeltijd gaf, terwijl anderen juist weer op hem afgaven omdat hij er niet voor terugdeinsde om falende ‘vedetten’ naar de kant te halen. Het was een bijzonder man.

Eggens werd opgevolgd door Jan Willem Jansen, tegenwoordig topsportcoördinator bij de basketbalbond. Jansen had net als zijn voorganger een uitstekende reputatie wat betreft omgaan met de jeugd. Voor de pers was Jansen net zo toegankelijk als Eggens. Toch was hij een heel ander persoon. Urenlang zit hij in zijn kantoortje in sporthal Waterwijk. Daar bekijkt hij video-opnames van wedstrijden en trainingen, praat hij met spelers en lees. Nee, geen thrillers of sportboeken, maar literatuur. Nadenken over bijzonder mooie gedichten, over het leven filosoferen. Ook daar gaan de gesprekken met Jansen over.

Cees van Rootselaar, ook enige tijd coach van Omniworld is voor mij echter vooral de guard, de spelbepaler. Een man met een grote staat van dienst, bij het nationale team en Den Helder. Hij komt afbouwen bij Omniworld, of toch niet? Nee, Cees komt zeker zijn zakken niet vullen in Almere. Door menigeen is hij al afgeschreven als hij naar Omniworld komt, maar hij is nog zo gedreven en bijna een slavendrijver voor zijn teamgenoten. Zijn kritiek is vaak niet mals; ook voor de jongere spelers. Ook buiten het basketbal om is Van Rootselaar veel in de sporthal te vinden. Met de jongens van het sportcafé heeft hij al snel een hechte band en regelmatig is hij daar achter de bar te vinden.
Als coach heeft Van Rootselaar het moeilijk; zeker bij Omniworld. Het valt ook niet mee om boven de spelers te staan, waar je eerst midden tussenstond.

Het gaat (in de beginjaren) deels om het opleiden van jonge spelers. Ook de huidige coach Marco van den Berg heeft daar zijn mening over. Maar daar kan ik niet over oordelen. In de beginjaren zitten de jongens bijna allemaal bij elkaar in een woning. Sommige zaken worden voor hen geregeld, maar niet alles. Er zijn spelers die naast het basketballen hard studeren, maar dat valt niet voor iedereen mee. Djoenie Steenvoorde blijft het langst (zeven jaar) bij de Almeerse club hangen, haalt ook het nationale team, maar de guard breekt maar niet door en blijft te lang een talent. Niels Vorenhout heeft moeite om zichzelf in de hand te houden, is misschien wel de talentvolste speler uit die tijd, maar moet met onmiddellijke ingang vertrekken na een drugsincident. Ardan Cusell stopt in 2004 met topbasketbal vanwege zijn studie. Maar bovendien is Cusell vaak te bescheiden. Cusell kan loepzuiver schieten en is een begenadigd driepuntschutter. Helaas geeft hij liever de bal af dan het schot zelf te nemen. Tenslotte noem ik Niels Meijer nog. Blessuregevoelig is de center, die nog bezig is aan een groeistuip. Hierdoor komt Meijer onvoldoende aan spelen toe. Hij is in zijn Omniworld-tijd ook nog aan de lichte kant. Via het opleidingsteam van Astronauts haalt hij daarna in Amsterdam toch de nationale top.

De jongeren moeten steunen op een groep ervaren spelers. Cees van Rootselaar heb ik al genoemd. Maar er zijn ook andere Nederlanders zoals Jerome de Vries en Harm van Woerkom, die in Almere nooit hun top halen en moeite hebben met het systeem, verder Ronald ‘Kuifje’ van Velzen, die vaak verguisd wordt.

En natuurlijk een heel regiment buitenlanders. Echt geluk heeft Omniworld in die beginfase niet met het aantrekken van spelers. Het mag ook geen of beter gezegd weinig geld kosten. Ja, dan haal je natuurlijk ook geen kwaliteit, hoewel – eerlijk toegegeven – een enkeling ook echt wel zijn stinkende best doet. Kwaliteit heeft de stille Eric ‘Lord’ Nelson wel. Zoveel kwaliteit dat het zonde is dat hij bij Omniworld blijft. Hij vertrekt naar Eiffel Towers in Nijmegen waar de forward een zeer gewaardeerde kracht wordt. Nelson heeft overzicht, is een goede rebounder en heeft ook een uitstekend schot. Quasi verontwaardigd pakt de Amerikaan zijn p’tjes, maar hij lokt er ook veel uit. Veel praten doet hij niet, ook niet na de wedstrijden.

Met Derrick Tilmon en Travis Young (topscorer van het seizoen heeft Omniworld twee Amerikanen waaraan het veel plezier beleeft. De club haalt in 2003 (niet voor het eerst overigens) de play-offs en komt ook heel ver. Het hoogtepunt blijft echter net uit. In de finale is Nijmegen met 4-1 duidelijk te sterk.


Ik eindig met het noemen van Rob Weber, vanaf de start als scout verbonden aan het team. Bij het woord scout moet je niet denken aan iemand die op zoek gaat naar (verborgen) talenten om die voor de vereniging binnen te halen. Weber zit tijdens de wedstrijden bij het team en noteert alles wat er gebeurt. De scores, de missers, de passes, de fouten. En dat gaat allemaal de computer in en wordt na afloop aan coaches, spelers en pers uitgedeeld, de cijfertjes worden ook naar ANP en baketbalsites gezonden. Met die statistieken gaat dan weer veel mensen aan de slag, bijvoorbeeld voor hun verslagen (werk) of gewoon voor hun plezier. Een scout kan het werk niet alleen af. Soms werkt hij samen met de scout van de tegenstander, maar meestal heeft hij iemand naast zich. Tegenwoordig is dat Elles Bartels, inderdaad een van de slager.

Geen opmerkingen: