20 juli 2007

Bijzondere sporters

Bijna iedere sport en zelfs de meeste verenigingen hadden wel een speciaal iemand, waaraan ik met plezier terugdenk. Soms waren het sportief gezien kanjers andere horen onder de noemer mindere goden thuis.
Ik haal hier een aantal van die mensen aan en zal er zeker ook een paar vergeten. Ze moeten het mij maar vergeven, maar ik kan nu eenmaal niet alles onthouden. Eerst maar even een opsomming: de meerkampers Chiel Warnars en Karen Ruckstuhl, de oude rot Troy Douglas, die open over doping praat, de hordenspecialist Gregory Sedoc afkomstig uit een echte atletiekfamilie. De judoka Guillaume Elmont (wereldkampioen). Over doping gaat het ook in een van de gesprekken met de Almeerse Robin Hood Peter Elzinga. Marlies Smulders uit de bronzen acht van Athene, hockeykeepster Lisanne de Roever. En zo kan ik nog talloze namen uit mijn mouw schudden.

Vanuit de begintijd van Almere is mij Ruud Teepe bijgebleven. Ik kende hem al voor ik bij de krant ben gaan werken. Van het Dagblad was hij overigens niet gecharmeerd. Vooral op de bezorging kon hij gigantisch fitten.
Ruud was een onderdeurtje die precies wist wat hij wilde en veel werk heeft verzet voor ATC, de tafeltennisclub uit Haven. Hij had al snel door dat hij weg moest met zijn vereniging uit de gymzaal van de sporthal en ijverde voor een eigen (houten) onderkomen op het Wierdenpark. Daar genereerde de club veel geld uit de kantine en mede daardoor kon het soms knappe spelers aantrekken. Ook wist Ruud een kanjer als Bettine Vriesekoop te charteren voor het geven van een trainingsclinic.
Een ander opmerkelijk figuur in die vereniging was Ger Busé, een Muiderberger die er wel eens iets uitflapte. Daar ook soms te ver in ging en zijn medespelers absoluut niet spaarde. ,,Om ze beter te maken’’, zei Ger altijd. Hij was pas in zijn nopjes als hij ver van de tafel stond te kappen en te draaien. En dat hij nog nooit een bal met zijn mond heeft opgevangen blijft voor mij altijd een raadsel.

Ton Sprong was het gezicht van de schaakclub en ook al zo’n gedreven persoon als het ging om accommodaties. Sinds enkele jaren heeft hij zijn zaakjes voor elkaar en heeft met een aantal andere denksporten een gebouw in Stad, bij de Annatuinen.

In het rijtje speciale mensen wil ik ook Irma de Vries noemen, een bijzonder felle tante. Maar ook innemend en bijzonder lief. Irma komt uit een sportief gezin, haar broers voetbalden en haar moeder speelde tot op late leeftijd softbal een sport die door Irma ook op hoog niveau werd bedreven. Ik kwam haar echter in de zaal en op het veld tegen. Zaalvoetbal en handbal. Zij werkte zich een uur in de rondte aan de cirkel, was bijzonder rap met de breaks en had een optimisme waarmee ze haar teamgenotes meesleepte. Ook toen Irma zwaar ziek was, straalde zij – in ieder geval – dat optimisme uit. Een prachtvrouw, die met ondeugende blik de harten van menige Havas-volger wist te stelen.

Ik vind het jammer dat de badmintonvereniging Almere en Roy Calbo met ruzie uit elkaar zijn gegaan. Ik kan me de eerste kennismaking met Calbo nog goed herinneren. De BVA stelde eigenlijk nog helemaal niets voor, maar vol trots kwam voorzitter Henk Staats mij melden dat hij een kanjer van een trainer had weten te strikken.
Wat wist ik nu eigenlijk van badminton? En wat wist ik van Calbo?
Een uurtje later, of waren het er drie, had ik de cv van hem uitgeplozen. En veel meer. Het was een bijzonder persoonlijk gesprek, zoals we later wel vaker hebben gevoerd.
Ik durf te stellen dat Almere zonder Calbo niet (zo snel) op het hoogste niveau terecht was gekomen. Natuurlijk beschikte de club in de loop der jaren over veel talent, maar Roy kon daar ook mee spelen. En dat hij een beetje eigenwijs was, acht dat hoort men hem te vergeven. Iedereen heeft zo zijn fouten.
Natuurlijk was de eerder genoemde Staats ook belangrijk voor de vereniging, al net zo’n persoonlijkheid als de trainer. Een man met visie, die samen met een groep mensen erin slaagde dat de vereniging een eigen sporthal kreeg. Daarin mocht Calbo in zijn vrije uurtjes met enkele protégés aan de slag. Jarenlang was hij bijvoorbeeld de persoonlijke trainer van onder andere Judith Meulendijks, Brenda Beenhakker en Dicky Palyama, die hem ooit beloofde bij Almere te gaan spelen, maar tenslotte toch voor het geld van Amersfoort koos. Daar speelde ook al een Chinese, aan Calbo aangeboden toen Almere nog in de eerste klasse speelde. Calbo wilde echter het hoogste niveau met eigen talenten (Maartje Verheul, Gita Djajawasita, Donovan Cuntupay, Erik Staats) halen en wees het aanbod van de komst van Yao Jie af. Hij redde het (net niet), maar belandde wel in de Top Liga. Jammer dat mensen dat nu zijn vergeten. Ik kom hem vast nog wel een keer ergens tegen.

Ik ben iemand (nog steeds) die houdt van ‘doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg’. Bij de tennisclub HNL vond ik die houding ook terug. En sorry voor de overige verenigingen. HNL was de eerste met een ‘open’ toernooi en daar was het een stuk gezelliger dan bij alle andere tennisclubs.

Een heel aparte vereniging was Goliath, dat zich beter David had kunnen noemen, want dat bleef het. De Almeerse worstelvereniging leverde wel enkele nationale jeugdkampioenen op in haar korte bestaan, maar het worstelen sloeg niet aan. Daar kon bondscoach vrij worstelen Ruud Brinkman ook niets aan veranderen. De veelvuldig nationaal kampioen trainde, coachte en vocht letterlijk voor zijn clubje, waarvan hij ook nog eens voorzitter was. Het was een apart stel met mensen als bijvoorbeeld Ron Visser en Willem Hoffmeister. Jongens nog bedankt dat jullie het grove sjouwwerk hebben gedaan toen ik binnen ‘het hofje’verhuisde.

Wat moet ik zonder Floor Rosenboom. Want behalve wintersporten waren er natuurlijk ook zomersporten. En dan kom je bij Polmerians uit. Polmerians? Wat is dat? Iets met biljarten, nee geen Ap van ’t Hof en zijn haatliefde verhouding met Almere’83 en Phoenix. Ik heb het over de sporters, die op Klein-Brandt speelden, daar waar nu een stel hockeyers met een hete aardappel in de mond een balletje tegen een plankie slaan op een kunstgrasveldje. Nee in die goeie ouwe tijd werd daar wel geslagen, met knuppels. Floor Rosenboom werd ooit, bij een kampioenschap van het eerste in de plomp gegooid en leerde mij scoren. Daar heb ik heel veel plezier aan beleefd, net zoals van Carlos Arrindell. Een catcher die de hele boel kon opnaaien. Ook als hij als toeschouwers achter de plaat stond. Het was nog niet de tijd van het grote geld. Niet de tijd van Unique Giants, dat in Almere werd ondergebracht en evenmin de tijd van Gerard Stenzler, die nu aan de macht is en toen in Amsterdam een club runde.

Dennis Huenders, nog zo’n bijzonder iemand. Een talent op de fiets, die het uiteindelijk toch niet redde. Eén wedstrijd kan ik me goed herinneren. Ik was met zijn ouders naar Limburg gereden, daar was Dennis met de Giant-ploeg neergestreken voor het Nederlands kampioenschap. In een afdaling kwam hij ten val, met de ambulance werd hij afgevoerd. En later zagen wij hem terug in Stein bij een motel. Daar zat hij om de volgende af te reizen naar Tsjechië voor een grote ronde. Zijn fiets was volledig afgeschreven en een nieuwe werd door een mecanicien aan de maten van Dennis aangepast. Hij startte wel, maar het ging niet.
Niet veel later was het helemaal afgelopen met hem, althans resultaten kwamen er niet meer. Hij werd geplaagd door ‘dode benen’, aders klemden af in zijn liezen.
Dennis had het optimisme van zijn moeder, die ongeneeslijk ziek was. Maar ook zijn vader en broer (tweemaal Vinus) hoorde je nooit klagen. Daar kan menigeen een voorbeeld aan nemen.
Dennis deed nog wel wat triatlons, maar inderdaad de top was voor hem niet meer haalbaar. Wel hielp hij Chris Brands met fietsen.

Ik kan zo nog geruime tijd doorgaan, maar zal uit mijn rijke herinnering er nog een persoon uitlichten: Tommy Berden. Ooit de beste squasher van de wereld, bij de jeugd. Maar bij de senioren haalde hij het toch (net) niet. Mede omdat hij regelmatig was geblesseerd. Als hij van de ene blessure was hersteld, dan rammelde de volgende al weer aan de deur. Hij heeft veel in zichzelf geïnvesteerd en bleef ook met beide benen op de grond staan. Ooit speelde hij in de jeugd van Ajax. Zijn schoolopleiding was heilig. Hoewel? Met toestemming was hij veelvuldig in het buitenland te vinden, terwijl klasgenoten op school zaten te blokken. Maar zijn diploma haalde hij wel. Hij vond zijn geluk bij Natalie, inmiddels de nummer twee van de wereld. Een Australische uit Toowoomba, de jongste van de Grinham-sisters. Ook haar heb ik nog mogen interviewen. En ook dat werd een bijzonder verhaal.


PS Ik merk dat met het verdwijnen van ‘Het Dagblad’ er ook veel fotomateriaal verloren is gegaan.

Geen opmerkingen: