9 juli 2007

Almere
Mensen zegen wel eens tegen me ‘Goh, woon je al zolang in Almere, dan behoor je wel zo’n beetje tot het meubilair’. Nou zo voelt het niet. Wij kwamen in de tweede helft van 1977 naar de polder en volgens ingewijden behoren we bij de eerste duizend inwoners.
Ben ik dan een pionier? Zelf vind ik van niet. Maar dat vind ik ook niet van de eerste bewoners van de Schoolwerf, die zichzelf op de borst kloppen en zeggen dat zij de eerste Almeerders zijn.
Nee, voor mij is er maar een klein groepje echte pioniers. Echt de eersten. De mensen uit het bivak.

Dat groepje woonde in houten woninkjes, langs de toegangsweg naar de bouwput die Almere toen nog was. Op die plek is later De Meergronden gebouwd. Die mensen waren volledig op zichzelf en op elkaar aangewezen. Daar woonde de Bromsnor van de polder, een loodgieter en een postbode. Zij waren er al toen op 30 november 1976 de eerste sleutels van de huizen aan de Schoolwerf werden afgegeven.

Die eerste jaren in Almere is het behelpen. Ook voor ons. Dat geldt later in mindere mate ook voor de eerste mensen in Stad en Buiten en straks ook in Poort. Maar die kunnen altijd nog terugvallen op de andere woonkernen. De mensen uit de beginjaren in Haven moeten naar Lelystad of naar het oude land. De meeste mensen komen uit Amsterdam en gaan daar vaak heen. Anderen gaan winkelen in het Gooi of verder weg in Utrecht.
In Haven is dat nauwelijks mogelijk. Bij de start is er heel weinig. Een noodwinkelcentrum, houten gebouwtjes waarin behalve wat winkeltjes ook het postkantoor is ondergebracht.
Achter dat winkelcentrum ligt het Bivak en daar weer in de buurt De Haak, het dokterscentrum, ook al in houten keten. De zalen boven café De Roef doen op zondag dienst als kerk en doordeweeks komen hier gezelschappen, die rondgeleid worden door de stad in aanbouw. Gezelschappen waarvan bedrijven zich in de polder gaan vestigen en waarvan verwacht wordt dat een deel van de werknemers hier ook gaat wonen.


Ons huurhuis, aan een fietspad in de Middenhof, wordt een jaar na de eerste huurwoningen opgeleverd. Almere is nog openbaar lichaam ZIJP, Zuidelijke IJsselmeer Polders. Later wordt dat RIJP met de R van Rijksdienst.
Via een zelfverhuizer gaan we over van Huizen naar Almere. Maar er is wel een probleempje. De verhuistruck kan niet voor de deur komen. Zelfs niet in de straat. De oplegger wordt daarom uiteindelijk op de Voorstraat, ter hoogte van de afslag naar de Parkwerf, neergezet en met een karretje brengen we de spullen weg. Tussen de huizen in aanbouw door naar het hofje dat er achter ligt. Dat gaat goed tot er een bulldozer komt, die een groot gat graaft. Met de verhuizers wordt geen rekening gehouden. Wij moeten nu een heel stuk om.
De laaddeur van de truck blijft al die tijd gewoon openstaan, terwijl wij heen en weer gaan. Kom daar tegenwoordig eens om. Wedden dat de truck half leef is als je terugkomt. Maar toen kon dat nog. Door al het omlopen en omrijden hadden we de truck niet op tijd leeg en de chauffeur heeft ons op het laatst nog geholpen. Twee dagen later liggen er wel straatstenen en ook een fietspad. We zijn gewoon te vroeg.

Tineke komt ’s avonds, terwijl de truck leeg is. Zij is herstellende van een kijkoperatie aan haar knie. De boel is dan nog lang niet aan kant. En dat zal de eerste dag ook niet meer gebeuren. Ondanks dat we hard werken, krijgen we het langzaam maar zeker koud. Dus moet de verwarming aan. Dat doen we. En als het donker wordt, moet het licht aan.
Hè verdorie, de stoppen slaan door. Nieuwe stoppen erin. Dat helpt niet. Zelfde euvel.
Mijn vader aarzelt geen moment en neemt de beslissing op te breken. ‘Dit is geen werken’. Hij neemt ons mee naar Huizen, waar we nog een nachtje blijven slapen.

De volgende dag hebben we gewoon weer elektriciteit. Tot we de verwarming aandoen. Ja, dan weet je het wel. Daar zit het probleem. De monteur wordt gewaarschuwd en komt op dag drie langs. Maakt de ketel open, vindt een ‘blote draad’ en gaat naar de overkant naar de woningen in aanbouw om even een draadje om te wisselen.
Een maandje later hebben de overburen een probleem. De stoppen slaan door.

Geen elektriciteit is iets dat vaker gebeurt. Bijvoorbeeld omdat er bij het heien een kabel is kapot geslagen. Of gewoon zomaar. Er hoeft niet altijd een ‘vet’ aanwijsbare reden te zijn. Iedereen is daar al snel aan gewend en met kaarsen en waxinelichtjes heb je in de avonduren toch licht. Er is bijna niemand die klaagt als er weer eens geen stroom is. Dat gaat vanzelf over en ach, die vriezer zit toch nog niet helemaal vol.

In die beginjaren zijn er twee toegangswegen. Een voor de bouw en een voor de bewoners. Die voor de bewoners is al lang geleden verdwenen. Er ligt nog een klein stukje asfalt dat aan die tijd herinnert. De weg voor het bouwverkeer loopt over de dijk en wordt in de weekenden afgesloten met een slagboom.
Bijna ieder weekend is het raak en wordt die slagboom gekraakt. Door mensen die niet opletten, verblind worden door de ochtendzon. Eigenlijk maakt de reden niet veel uit. Hij wordt gewoon kapot gereden. En dus wordt er tenslotte maar besloten om die bouwweg niet langer af te sluiten. Hierdoor zijn de bewoners meteen verlost van dat stukje omrijden.

Geen opmerkingen: