15 juli 2007

Hobby

Stille wens, nooit geuit. Ik heb als kind al over sport willen schrijven. Leek me fantastisch. Toen ze bij de vv Huizen iemand zochten om kleine stukjes naar de Huizer Courant te sturen, heb ik me meteen aangeboden. Ik bestookte ook de Gooi en Eembode met artikeltjes, maar die deden er niets mee en ik had contact met de volleybalmedewerker van de Gooi en Eemlander over de wedstrijden van de eerste teams.

Toen we in Almere kwamen wonen waren er diverse blaadjes actief met namen als De Almare, Stadscourant, Flevoparool. Bij de oprichting van de volleybalclub was er geen echte pr-functionaris. Informatie over de club werd door mij verstrekt en ik begon bij de start van de competitie meteen wedstrijdverslagen te schrijven en stuurde die naar de redacties, bracht ze rond en promootte op die manier de club en het volleybal. Toen in 1981 er een tweede vereniging bijkwam in Almere werd mij gevraagd ook daarover te berichten. Zonder een rode cent vergoeding heb ik heel wat telefoontjes gepleegd en wedstrijdverhaaltjes op papier gezet.
Die gingen ook naar het Dagblad van Almere, onder die naam kwam de Gooi en Eemlander uit in Almere. Ze hadden zoals al die blaadjes een kantoortje/redactie in Haven. Zij zaten boven de toenmalige boekhandel op de Brink.

Het is begin 1983 de stad groeit langzaam. Er zijn al drie kernen en het Dagblad van Almere besluit de activiteiten uit te breiden. De krant brengt een sportpagina met Almeerse sport op maandag en dat gaan er twee worden. Er is een sportverslaggeefster en een medewerker. Ze zoeken een tweede medewerker voor de weekenden. Ta Struik stelt voor om mij te benaderen en dat doet Loes in het voorjaar van 1983. Ik word aangenomen en ga zelf ook akkoord, mits de uitkeringsinstantie het goed vindt, want het is betaalde arbeid en ik ben begin van het jaar werkloos geworden.

De redactie is ondertussen verhuisd van de veel te kleine ruimte in Haven naar een pandje aan de Olstgracht in Stad. Voor de zomervakantie maak ik een interview met Pim Mol, de toenmalige trainer/speler van het eerste team van Almere-Haven. Hierdoor heb ik in ieder geval op de computer op de redactie kunnen werken en heb tevens een klein idee hoe groot de verhalen kunnen zijn.
Als ik aan de slag ga na de zomer blijkt Loes ziek thuis te zijn, overspannen. Ruzie met de chef van de redactie: Mieke Velsink. Die twee kunnen niet door een deur. Dat blijk eigenlijk na een half jaar opnieuw, want op de eerste werkdag van Loes is er meteen weer bonje en Loes moet het veld ruimen. Ze komt vervolgens op een aantal andere redacties terecht en vertrekt uiteindelijk bij de krant. Helaas ik heb haar nooit meer gesproken.

Die eerste werkdag (weekenddag) na de zomer is zwaar. Ik ben niet ingewerkt en in plaats van dat we met zijn drieën zitten, ploeteren we met zijn tweeën. Ta maakt me wegwijs, ik bezoek al snel wedstrijden en werk me een slag in de rondte. Leg contacten met Jan en Alleman, vraag bij sportbonden wedstrijdprogramma’s op en omdat ik werkloos ben word ik al snel ook doordeweeks ’s avonds ingezet.
Binnen een paar weken, maak ik samen met de regioredacteuren de programma’s voor de weekenden en bepaal waar foto’s moeten worden genomen. De volgende stap is dat ik die ook maar moet gaan bestellen, want dan hoeft de regioredactie zich daar ook niet mee te bemoeien. Als iemand die van niets weet ben ik binnen een paar maanden opgeklommen tot de spil waarom het draait. Een vriend van Ta, Cees van Baar, wordt na verloop gevraagd om bij te springen in de weekenden omdat het voor Ta en mij in het weekend te zwaar is. De mede-oprichter van de hockeyclub woont bij mij in het hofje en gaat ook bij ons aan de slag.







Het is de leukste tijd bij de krant. Het heeft ook zijn schaduwkanten. Doordat al het schrijfwerk zich afspeelt in de weekenden en de avonden is er weinig tijd voor vrienden en familie. De sociale contacten lijden eronder. Bovendien ben ik officieel nog steeds werkloos. Van de freelance vergoeding kunnen we niet leven. Ik beland na geruime tijd in de bijstand. De vergoeding moet ik grotendeels inleveren. Volledig terecht. Het is een mooi zakcentje waardoor we in ieder geval ons brood kunnen blijven beleggen, zeg ik altijd.



Een positieve kant is dat ik overdag veel vrij ben. Ik zie onze kinderen opgroeien en help daadwerkelijk mee aan de opvoeding en niet zoals veel vaders, alleen in de avonden (vlak voor het slapen gaan) en in de weekenden. Tineke pakt bovendien weer een studie op. Na de avondmavo, wordt het een MBO en een HBO-opleiding sociale dienstverlening. Stage lopen bij de sociale dienst in Huizen, in de Bijlmerbajes en bij Beth Shalom. Daar werkt ze nog steeds. Er volgt ook nog een Gestalltopleiding.


Samen met Bella van den Bosch maak ik twee weken lang in een zomer de Almeerse pagina, of beter zo’n anderhalve pagina. De redactie is dan al verhuisd naar de Grote Markt, De opmerking van Bella ‘We lachen de krant dicht’ zal ik nooit vergeten. Inderdaad we hebben veel lol samen. Er worden serieuze, interessante, bijzondere en vreemde artikelen geschreven. Soms gaan we ook samen op pad.

Pas na jaren als medewerker gefungeerd te hebben, word ik aangenomen in vaste dienst. Mieke Velsink, wordt ook nog een tijdje wethouder, heeft dan plaats gemaakt voor Harry Homma. Hij heeft zich ingespannen voor mijn vaste dienstverband. Van een hobby heb ik mijn beroep gemaakt.

Geen opmerkingen: