7 augustus 2007

Luxemburg

Driemaal ben ik naar Luxemburg geweest en dan bedoel ik het land. De eerste keer is in mijn schooltijd. Ik zit in de derde klas van de ULO en raak verliefd op een klasgenote. Kalverliefde, zou de overleden Robert Long het genoemd kunnen hebben.




Het schoolreisje naar Echternach heb ik al een keer kort aangehaald in een verhaal over mijn schooltijd. We zaten toen in de jeugdherberg.


De wandeling door de kloven zoals de Teufelschlucht en grotten, maar ook langs het beroemde watervalletje Schiessentümpel hebben toen grote indruk op me gemaakt. Die wandeling tijdens het schoolreisje zou ik best nog wel eens over willen doen, maar om die tocht zonder begeleiding of zonder wandelroute/boekje maken is vermoedelijk niet mogelijk. Er zijn wel wandelroutes in het gebied,we hebben daar later ook een stukje van gelopen. Maar dat is toch niet hetzelfde als die tocht van toen.








Uiteraard heeft toen een bezoekje aan de hoofdstad niet ontbroken.

Halverwege de jaren zeventig ben ik met Tineke naar Luxemburg geweest. Om preciezer te zijn, we zitten, kamperen in Nommern. Niet op de grote Euro-camping maar we zijn neergestreken op een kleinere familiecamping. Bijna iedere avond brengen we kaartend in de kantine van de camping door. Aan het eind van de vakantie komen we daar in contact met een paar Marokkaanse of Algerijnse jongeren en daarbij komt het (toen nog niet verleerde schoolfrans) uitstekend van pas.
Vanuit Nommern maken we diverse tochten met de auto, onder andere naar de hierboven al vermelde waterval, maar ook naar Echternach, dat toen een bijzonder verlaten indruk op ons maakt. Om de grote Willibrord-abdij, uit de zevende eeuw, kun je bijna niet heen, figuurlijk gesproken dan. En Tineke heeft daar, ook tijdens ons tweede bezoek van Luxemburg, een kaarsje gebrand.

De prachtige ligging van Esch sur Sûre in het westen is me altijd bijgebleven. De bochtige rivier met tussen de oevers ingeklemd dit plaatsje. Een bezoek aan het zuiden met de hoofdstad mag niet ontbreken. Door de parken slenteren en op afstand gehouden worden, omdat de groothertog (?) uit rijden gaat. Zo fantaseren wij er in ieder geval op los en houden dat voor de waarheid. De kazematten van de hoofdstad hebben we alleen vanaf de buitenkant gezien.

Ook hebben we tijdens die vakantie een bezoekje aan het noorden gebracht, door de Luxemburgse Ardennen. We bereiken het prachtige kasteel van Bourscheid, waar men ijverig bezig is met restauratiewerkzaamheden. Het kasteel is wel open. Het beheerst de omgeving, de omliggende heuvels en het dal van de Sûre, dat zo’n 150 meter onder de voet van het kasteel stroomt.

Wat ook niet onvermeld mag blijven zijn de borden die de richting aangeven. Ze zijn er wel, maar je ziet ze niet. Of beter je ziet ze meestal te laat. We hebben een redelijke kaart, die ik gebruik om overal te komen. Maar het gaat toch, in de dorpen en steden regelmatig mis. De Luxemburgers hebben de gewoonte om de borden laag bij de weg neer te zetten. En meestal zo dat je er al voorbij bent en achterom moet kijken om te zien wat erop staat. Natuurlijk midden op de weg stoppen is ook een mogelijkheid, maar dat nemen de Luxemburgers je niet in dank af. Ze razen net als de Belgen ons toch al vlak voor bochten voorbij en van zomaar stoppen houden ze helemaal niet. De gok nemen dat we goed zitten bij een afslag in een dorp pakt niet altijd goed uit, maar levert wel enerzijds een lachwekkend tafereel op, maar anderzijds schamen wij ons op dat moment om Nederlander te zijn.
Na een verkeerde afslag komen we op een prachtige weg uit, we rijden tussen de velden door naar beneden. Op zeker moment zien we een auto half in de greppel staan. Nederlands kenteken; stoppen dus.
Onze landgenoot denkt slim te zijn, door tijdens de afdaling de motor uit te schakelen wil hij benzine besparen. Zijn zoontje is behulpzaam en haalt de sleutel uit het contactslot. De auto springt meteen in het stuurslot, er is geen houden meer aan en het voertuig is niet op de weg te houden. Een dranklucht komt ons tegemoet op het moment dat wij de uitleg horen. Natuurlijk begrijpen wij dat er geen politie bijgehaald moet worden, maar op brandstof besparen om zo nog een neut te kunnen kopen staat ons ook tegen. We kunnen niets doen, ook de auto uit de greppel trekken zal ons niet lukken, zodat wij ietwat beschaamd en toch ook gierend van het lachen onze tocht voortzetten.

Jaren later, begin jaren negentig, gaan we nog een keer naar dit prachtige land. Het is een beetje schipperen, maar het lukt. Naomi gaat op voetbalkamp en Raema zit gelijktijdig in het hoge noorden waar ze bij een manege een paardenkamp heeft.
Wij huren een huisje in Rosport, aan de oever van de lage Sûre, de Saur op zijn Duits of is het toch de Moezel. Tot op de dag van vandaag weet ik het niet. Vanuit dit dorp maken we enkel prachtige wandelingen en zoals meestal raken we daarbij ook de weg kwijt dus wandelen we kilometers te veel in de verzengende zon en smachten naar een verfrissing, die we in een onooglijk dorpje, langs de weg vinden.
Tijdens de vakantie maken we opnieuw een autotocht naar het zuiden. We bezoeken een oude kolenmijn en belanden ook weer in de stad Luxemburg, waar het ditmaal een stuk drukker is en kijken naar de prachtige oude en moderne bruggen in en half over de stad, nog zuidelijker komen we in Schengen, dat inmiddels al bekend is van zijn verdrag. En inderdaad we rijden ook zomaar zonder grens/controle Frankrijk binnen.
Nee, Frankrijk is niet mijn land. Ook toen al.

Op onze noordelijke route belanden we bij het kasteel van ridder Pekjas in Vianden. Persoonlijk vind ik dat van Bourscheid toch indrukwekkender. In Vianden besluiten we een hapje te eten. Bij een restaurant op een terras, met meerdere afdelingen De kaart geeft diverse mogelijkheden aan, van redelijk aan de prijs tot duur. De ligging van het terras blijkt daarbij bepalend te zijn, maar dat merken we pas veel later. We gaan op het rustige gedeelte zitten, ook nog eens lekker in de zon. En krijgen een kaart met haute-cuisine voor onze neus. Nee, we laten ons niet kennen. En bestellen. En eten een bolletje rijst, twee worteltjes en een stukje vlees, dat net niet in een holle kies past. Ja, het bierglas heb ik meegenomen. Wel gevraagd aan de ober.
De prijs van deze maaltijd? Ik ben het echt vergeten, maar normaal eten we daar twee of drie dagen van.

Het bezoek aan Echternach pakt ditmaal beter uit. Het is er ook een stuk drukker. We gaan zelfs tweemaal op een dag. Omdat er ’s avonds een fraai cultureel festival is. Met overal muziek, plus een open luchtconcert. Dat willen we best meepakken.
Luxemburg een klein land, waar de bewoners best trots op mogen zijn.

1 opmerking:

zilvervis zei

Wie van Esch houdt, houdt van de hele streek oesling. Met een wandelmakker doorkruisten we twee dagen lang het gebied. lees dit verslag:
http://zilvervis.wordpress.com/2010/11/12/zwerven-door-de-oesling/