21 augustus 2007

Francorchamps

Tijdens een dagtocht met mijn ouders met een bus van Bussums Bloei naar de Belgische Ardennen rijden we een stukje over het circuit van Francorchamps: onwijs gaaf.
Vele jaren later kom ik er terug, met Tineke.
Met dit verhaal sluit ik de serie motorsport af. Dit stuk gaat bovendien over veel meer dan motorsport.

Zoals de TT van Assen eigenlijk (bijna) altijd op de laatste zaterdag van juni valt, zo wordt in de jaren zeventig de Grote Prijs van België op Francorchamps een week later op zondag gereden. De eerste keer dat wij daar heen gaan, maken wij er een vakantie-uitje van. Op zaterdag naar Assen, snel naar huis om ’s avonds laat de televisiebeelden te kunnen zien en dan ’s nachts op veel te zwaar beladen fietsen (zonder versnelling) op pad.
Net voorbij Leusden hangt er grondmist en zien we ‘witte wieven’ in de wei. In de Betuwe dutten we even in, in de schaduw van een appelboom. Ik word gewekt door de zonnestralen van de zon die steeds verder naar het westen draait. Onze eerste dagtocht eindigt in Mook, bij Tineke Elbers, een voormalig collega van Tineke.
Op maandag trekken we verder, bij Venlo gaan we de grens over. Ik moet mijn fietstassen leegmaken. We trekken Duitsland in. Onderweg vragen we aan een Limburger de weg. Zijn Duits is beter te verstaan dan zijn Limburgs, waarin hij overgaat. Via een prachtig stukje natuurgebied komen we in Aken, waar we overnachten.
De tocht gaat verder naar het oude Eupen en langs het prachtige stuwmeer van Gileppe omhoog naar Baraque Michel. Na een oneindige klimt met ook een flink stuk vals plat bereiken we na een te licht ingeschatte tocht ruimschoots op tijd Francorchamps.

Op een T-kruising in Francorchamps vinden we op een gelegenheidscamping een plekje voor onze tent. Het bordje circuit staat naar links, wij gaan de volgende dag die kant op. Na een tocht van talloze kilometers komen wij in de buurt van Stavelot bij de baan aan. De trainingen zijn al volop aan de gang. Met onze fietsen steken we over, rijden via het ruim bemeten binnenterrein naar de andere zijde van het circuit en eindigen uiteindelijk bij de tribunes tegenover de pitstraat.
Maar ja, dan moet je ook nog terug. Die hele weg. Een uitgang vinden is geen probleem. We zitten vlakbij La Source, de befaamde punt van het circuit en ongeveer driehonderd meter (!) ligt onze camping. De visioenen van een lange tocht naar het circuit zijn voor niets geweest.

Op de camping komen we in contact met een groep Deense motorrijders, die ons iets te drinken aan bieden; wodka-jus. Nee, niet andersom, het zit weliswaar in een fles sinaasappelsap, maar de mixed is minimaal driekwart sterke drank en een kwart vruchtensap. Er wordt door die mannen flink doorgedronken. Geen wonder dat ze zat worden. Een blijft er echter nuchter, steeds weer een ander. Die krijgt ook de sleutels van de motoren, zodat ze niet met hun dronken kop op de motor stappen.
In het café kun je ook eten. De bediening weigert Nederlands te spreken en te verstaan. Aan de bar proberen wij dat met een paar Denen uit. Als onze Hollandse benadering, we begrijpen ineens in geen enkele taal meer hoeveel we moeten afrekenen en verstaan alleen Nederlands, een bijzonder kwade blik van de bardame oplevert en we in het Nederlands/Vlaams een bedrag Belgische franken te horen krijgen, is het bewijs geleverd. De Deense ‘vriend’ schatert het uit.
Na de races rijden we via Spa en Luik, een bijzonder vieze stad, richting Nederland. In Luik kamperen we boven op een stijle heuvel. In de stad zelf parkeren we onze fietsen bij een kerk, gemakkelijk terug te vinden. Behalve als je over de stad zelf heen kijkt, dan vind je diverse kerken terug. Welke is nu eigenlijk de juiste. Eten doen we in Luik in een achterkamertje, bij Marokkanen of waren het Algerijnen?
Onze vakantierit eindigt even boven Hasselt in Zonhoven. Daar schopt Tineke per ongeluk een pitje met kokend water om. Ze gaat met de voet onder een oude zwengelpomp. Haar voet is verbrand, van een oud dametje (een heks) krijgt ze een zalfje, die de pijn vermindert. Een Vlaamse ‘wegenwachter’ brengt haar naar het ziekenhuis in Hasselt. Een hospitaal vol met nonnen. Daar zijn ze ontzet, vrezen het ergste, want ze zien de vette smeersels aan voor het ergste. Dokter Marx wil haar doorsturen. Daar komt niets van terecht. We gaan terug naar de camping.
Mijn vader komt Tineke halen. Hij heeft een imperiaal geleend van buurman Dessauvagie. Ik wil de volgende ochtend op de fiets in een keer met de tent terugrijden. Het gros van mijn bagage zal ik meegeven. Voor ik het besef is de tent echter al helemaal afgebroken en staat mijn fiets ook op het dak. Onderweg begint de imperiaal te schuiven en een groot deel van de rit hang ik met een arm buitenboord om het gevaarte tegen te houden. Een vreemd slot van een fiets/motorsport/vakantie.

Ook onze volgende bezoeken aan Francorchamps hebben allemaal iets bijzonders. Zo nemen we een keer Robert mee en laten een deel van een tentstok thuis liggen.. Het gaat om een stuk voor de voortent. Die kun je eigelijk niet missen. Ja, wat doe je dan. Tentstokken zijn er niet te koop in Francorchamps. Ik koop tenslotte een wandelstok en ga snijden, tot ik de juiste maat heb en vervolgens schillen om er een punt aan te maken, zodat het past.
Of in de zaal van het café om een halve kip vragen. Een groep Nederlandse motorrijders doet dat, buiten etenstijd om. De Belgische bediening doet alsof ze de Hollanders niet begrijpen. Die zeuren net zolang door tot de kip komt.


Ons laatste bezoek in 1979 zal ik ook niet snel vergeten. Het oproer kraait. De coureurs vinden het circuit te gevaarlijk. Het asfalt laat los en ze willen niet racen. Als een lopend vuurtje komt het verhaal naar buiten dat de renners de avond voor de race al aan het inpakken zijn. De motorliefhebbers stromen naar het circuit, zien auto’s, campers en trucks vertrekken. We kunnen ongehinderd het rennerskwartier in. Strobalen worden in de brand gestoken. Een gendarme trekt zijn pistool. Het zijn angstige momenten.
Coureurs worden tegengehouden, maar het gros vertrekt toch. 1 juli 1979 gaat de boeken in als de rijdersstaking. Alleen de zijspanrace is interessant de rest is een grote afknapper en niet veel meer dan een internationaal wedstrijdje.

Geen opmerkingen: