24 oktober 2007

Kapelletjes
Woensdag 26 september 2007

Ik heb een nachtje zonder apparaat geslapen. Aanvankelijk heel verfrissend, maar ’s morgens voel ik me al snel weer moe. Als ik van de bakker terugkom met brood en wat koekjes is de tafel al gedekt. Er begint een aardig ritme in onze bezigheden te komen en vullen elkaar lekker aan. Opruimen, vaat doen, stofzuigen.
Stofzuigen? Nee, dat niet. Maar wel even ons plaatsje vegen voor we gaan wandelen.Een dubbele wandeling, die ongeveer 3,5 uur moet gaan duren. Inclusief wat stops zijn wij uiteindelijk zo’n vijf uur onderweg.
Het is een wandeling die in de brochure van Ross staat beschreven en die we thuis al vanaf internet hebben geprint. Zoals gezegd gaat het om twee routes, die heel goed in een ronde zijn te lopen, maar waarvoor wel enig doorzettingsvermogen is vereist. En in een rolstoel niet is te doen. En ik? Ik kan onderweg best zo nu en dan een zetje gebruiken.

Wij starten bij ons appartement en wandelen zuidwaarts en nemen de eerste afslag naar links. Op die weg ligt het kapelletje van St. Anna dat als officieel startpunt van de wandeling geldt. Deze tocht gaat grotendeels over onverharde wegen. Natuurlijk twijfelen we onderweg of we nog wel op de goede weg zitten. Wat moet je ook met een vermelding als ‘na de open kippen en kalkoenenren’ ziet u een zandpad naar rechts. Zeker als de kippen en de kalkoenen geslacht zijn. Die weg naar rechts betekent bovendien klimmen naar een kapelletje en is buiten het fraaie uitzicht verder niet van belang, want dezelfde weg moet ook weer in omgekeerde richting worden afgelegd. Nou mooi niet dus.Onderweg groeit veel faskomilo (bergthee), dat vrij geplukt mag worden. Na drogen op een koel plekje kan hier een heerlijk kopje thee van worden getrokken. Maar aan mij is dat drankje niet besteed. Ik droom echter na een uurtje al wel van een heerlijk glas donkere frappé. We steken linksaf een riviertje over en houden onze voeten droog. Geen wonder na zo’n droge zomer is er geen druppel water te vinden. Dat zit wel in onze flessen in de rugtassen. De weg loopt nu licht omhoog.We ontmoeten onderweg een stel Nederlanders, die de omgekeerde route lopen. Voor hen is het de laatste dag op het eiland. Wij hebben nog een weekje tegoed.
Tegen de heuvels ligt een militair kamp. Niet fotograferen Henk. Niet doen.Wel dus.
Niet veel later staan we bij de hoofdweg, die vanaf de Chora richting vliegveld gaan. Het eindpunt van deze tocht. We slaan rechtsaf en wandelen naar een kapelletje dat iets verderop langs de weg staat.Dat is ons beginpunt voor de tweede wandeling; de twaalf kapellen route, die officieel een drie kilometer (asfalt) eerder bij de kerk Agios Georgios begint.
Maar eerst een rustpauze inpassen, deels in de schaduw van een boom. Een slokje water nemen en een blikje werpen op het binnenste van de kapel, naar de iconen en overige versieringen.Ik ben nog niet op en durf het tweede deel van deze wandeling ook aan. We steken de weg over, een landweg in. Langs de weg en verder in het landschap liggen kapelletjes geplant. Sommige gebouwtjes zijn heel sober andere heel rijk ingericht.Het landschap wordt dor. Landbouw kan ik nog steeds niet ontdekken. Of is de oogst al binnengehaald? Dat laatste moet haast wel, want er lopen wel geiten, maar niet in van die grote hoeveelheden.Rechts van ons ligt de Olymbos, met in het midden van grote afstand zichtbaar de witte pilaren van de kapel Lympiani.Achter woningen staan kapelletjes. Ik raak de tel kwijt; zes, zeven, acht. Welke moet ik wel meetellen en welke niet? Weer een foto.Het wordt zwaarder en zwaarder. De zon stijgt hoger en hoger. De stevige pas wordt langzamer en gaat over tot ordinair slenteren. De pezen in mijn kuiten staan gespannen. Ik verlang naar een heerlinke massage. Mijn rug begint te protesteren.Langs de weg liggen enkele verlaten gebouwtjes, rustplaatsen voor herders en boeren. En een enkel woonhuis van een geitenhoeder. Op het hek zijn de schedels van geiten geplaatst.Nog steeds liggen er verspreid in het landschap kapelletjes.
Ineens gaat de zandweg over in asfalt. Het einde is in zicht. De stad blinkt in de zon tegen de rots aan.Ik droom ervan om het laatste stukje van Skyros-stad naar ons appartement met een taxi af te leggen. We steken het dal Anavalsa over en komen aan de buitenkant van de Chora, of beter gezegd een buitenwijkje. Tijd voor een nieuwe rustpauze. Het trapje ligt er uitnodigend bij en is een prima zitplaats.
Maar het is slechts voor even. Een oud besje heeft ons gehoord en steekt haar hoofd om de hoek van haar woning en ziet ons zitten.
Ze spreekt ons ik denk de woorden dipsáte? (hebben jullie dorst) en pino (drinken) te herkennen. Maar misschien behoort het gebaar van drinken en het gebaar dat we moeten komen daar ook wel bij. En wat doe je dan? Zoiets sla je niet af. Er worden stoelen aangesleept. Het woord nero (water) is simpel. En heerlijk koel. De Griekse gastvrijheid. Het leven heeft hier stil gestaan. Siega, siega.
Kafe? – Né, vraagt onze gastvrouw. En dan gaat het mis.
Ik loop nog wel achter haar aan, haar kleine woning in. Hier staan inderdaad nog de kleine stoeltjes zoals we in het museum van Faltaits hebben gezien. Alles is klein. Er staat een rustbank en achterin bevindt zich een bed. Het is een ruimte. Met alles erop en eraan.
Geen suiker, dat is nog goed, maar het wordt een kopje koude koffie, geen ijs zoals bij frape. Wel melk. Het smaakt niet. Maar dat zeggen we alleen tegen elkaar. Haar bedoelingen zijn immers goed. En het water smaakt prima.
Er komen druiven op tafel, een nectarine wordt geschild. Wat een weelde. We genieten. En de Griekse oma ook.
Een gordijn wordt opzij geschoven en daarachter bevindt zich een deur en als die opengaat zien we de opkamer. We moeten haar mooie kamer bekijken. Met fotogalerij. Haar man en zoon zijn overleden. Haar kleinzoon (aggonas) is al volwassen, zit bij de luchtmacht en woont in Gyrismata.Ik vertel trots over onze kleinzoon: Gianny. Zo heette haar zoon. Zeg ook dat wij in Gyrismata verblijven (menoeme). De Griekse staat toe dat ik foto’s maak en vertelt over haar gezondheid aan Tineke, die de gebaren begrijpt. Maar haar Grieks beperkt zich tot jasas, jasou, jamas en parakalo.Dit bezoek doet ons goed. Maar we willen toch weer verder. Ik maak de Griekse duidelijk dat we weer weg moeten. (Pianoeme stin Gyrismata). Ze begrijpt me volledig. Sorry Themistocles het werkwoord wandelen (perpatao) verbaster ik en wordt iets in de trant van perpatoeme, terwijl het perpatame had moeten zijn. Ach het gebaar van marcheren is wel duidelijk.
Wij bedanken haar uitgebreid voor de gastvrijheid en krijgen nog een hint mee voor de kortste weg naar het dorp.Vervolgens is het even opletten. Links of rechts af. We twijfelen. Ik wil de weg naar Molos vragen aan een militair, maar die davert door in zijn auto. Een Griek op een motor is wel behulpzaam. Een klein stukje doorlopen, omhoog en dan aristera (linksaf). Het half jaar les is niet voor niets geweest.We komen op de weg met de verkeerslichten. Nog een uurtje wandelen.

Onderweg zien we eindelijk diverse vormen van landbouw. Of misschien hebben daar nu eindelijk wel oog voor. Gaat het in de auto toch te snel, want we lopen langs de weg die we al een paar keer met de auto hebben gereden. Het zijn kleine veelal kleine veldjes en een aangeschakeld veld met tomaten, aubergine, kruiden, pepers, paprika en meloenen.Op sommige velden is er al geoogst.
Bij een woning is het gras wel heel erg groen. Een groot slot op het hek maakt duidelijk dat dit pand niet permanent is bewoond. De tuin moet haast wel door een Skyriaan worden bijgehouden, want anders zag alles er niet zo fris uit.De laatste kilometers leg ik netjes af. In het appartement is Tineke bijzonder zorgzaam voor me. Haar conditie is nu eenmaal beter dan die van mij. Een echte jonge blom. Ik krijg een kussen onder mijn vermoeide voeten, les mijn dorst, schrijf en lees.En natuurlijk gaan we ’s avonds uit eten bij Stélios.

Geen opmerkingen: