19 oktober 2007

Een rondje
Vrijdag 21 september 2007

De wind is in kracht toegenomen en zorgt ervoor dat het een frisse dag is. Ik wandel ’s morgens om een uur of acht op mijn gemak naar de bakker en neem brood en verse eieren mee. Een van de eieren sneuvelt onderweg. Dat is pech hebben, maar met drie eieren hebben we er in ieder geval alle twee een en een in reserve. Toch goed nieuws, niet dan?
Terug maak ik het ontbijt en Tineke is wat bedrevener in het koffiezetten, dus dat neemt ze van mij over. Water koken in een waterkoker gaat inderdaad sneller dan in een pannetje op een elektrische plaat, daar geef ik haar helemaal gelijk in. Weer iets geleerd.
Maar de eieren zijn in ieder geval zacht gekookt, dus daar scoor ik weer mee.
De vaat pakken we met zijn tweeën aan en zijn zo al vroeg voor een tweede (grotere) verkenning van het eiland.
We pakken de noordkant van het eiland, in vleugelvlucht. Want er valt nog genoeg te zien en om te zeggen dat we aan het eind van de vakantie alles hebben gezien, gaat me trouwens ook te ver. Voor de afslag naar het vliegveld krijgen we eerst een afslag naar Palamari, waar nog steeds opgravingen plaatsvinden en waar heel voorzichtig en omzichtig wordt gewerkt aan het zichtbaar maken van de ommuurde fortificatie van dit noordelijke steunpunt van het eiland. Voor de werkzaamheden zijn onder andere Italianen ingehuurd, die zich zeker niet druk maken om de weinige toeristen die hier een kijkje nemen, terwijl zij beitelen en poetsen. Beneden jaagt de wind de golven tegen de rotswanden aan en de baai in, die aan de oostzijde ligt en waar zich een klein zwemstrandje bevindt.
Zelfs Tineke kijkt geboeid toe, terwijl zij zoiets toch meestal niet meer dan een grote hoop opgestapelde stenen vindt.
In dit gebied zijn sporen van bewoning gevonden die teruggaan tot de periode van 2500 tot 1800 voor Christus. De vroegere gebouwtjes werden gekenmerkt door een hoge schoorsteen, die dienst deed als rookkanaal, maar ook zorgde voor verlichting in de nietige pandjes.
In een stenen gebouw op het terrein wordt gewerkt aan een ontvangstruimte, stukje bij beetje wordt een maquette van het terrein in elkaar gelijmd.
De mensen hier trekken zich ook al niets van ons aan en gaan gewoon heel voorzichtig door met hun precisiewerk. Eigenlijk is er maar een man die echt bezig is, terwijl de overige aanwezigen kritische op- en aanmerkingen plaatsen. Het moet immers wel allemaal kloppen.
Op het terrein staan een aantal borden met informatie over de geschiedenis van het gebied, vondsten en wat daarmee is gebeurd.
Een aantal vondsten is naar het archeologisch museum in Skyros-stad verhuisd. Ook ligt er foldermateriaal, onder een steen tegen het wegwaaien.
Natuurlijk slaag ik erin om het foldermateriaal te laten wegwaaien, omdat ik de steen niet op tijd terugleg. Dat betekent dus een hardloopwedstrijd met de wind, want we zijn niet naar dit eiland gekomen om daar onze rotzooi achter te laten, of beter gezegd om onze sporen achter te laten.
De volgende stop maken we aan de westkust van het eiland in het kleine Atsitsa, dat nagenoeg uitgestorven is en dateert uit de tijd van de Turkse overheersing. Het hotel dat boven de baai uittorent wordt winterklaar gemaakt. Hiervandaan heb je wel een prachtig uitzicht over de zee. Door de bewolking valt er van Evvia, weinig of niets te zien.
Aan de baai ligt een eenzame taveerne van Antónis. Buiten staat een auto, de deur is open, maar mensen zijn er niet te ontdekken.Aan de overkant van de straat staat een prachtig huis. Aan de voorzijde is een vis afgebeeld, aan de zijkanten springt een mozaïek van kleine steentjes eruit.Op het terrein ontdek ik enkele beelden. Een man zit op een terras aan de achterzijde. Ik vraag of het is toegestaan om te kijken, maar dat mag niet. De mensen zijn hier erg op zichzelf. Niks Griekse vriendelijkheid. Wel krijg ik een Engelstalige folder in mijn handen gedrukt. Het betreft een centrum dat in 1979 is opgericht en door Engelsen wordt gerund via Skyros Holidays en onderdeel is van Skyros Center dat in de Chora ligt. Er worden diverse workshops gegeven van reiki tot yoga en schrijfcursussen. Aan de noordzijde van de baai staan enkele pilaren, deels tegen de heuvelrug op. Ik veronderstel dat hier misschien wel een aquaduct is geweest. Hoewel de ligging, doorlopend tot in de zee, mij op andere gedachten had moeten brengen. Even navragen wat het werkelijk is. Op het terrein voor de pilaren is een biologisch centrum gevestigd. De mensen bekommeren zich niet om ons, maar geven ook niet de indruk dat we echt welkom zijn. De sfeer benauwd Tineke enigszins en we besluiten door te rijden en Atsitsa te laten voor het wat het is; een uitgestorven gat. En ook het kerkje Agiós Andréas, dat dateert uit 1899, laten wij links tegen de wand liggen. Inclusief de uit hout gesneden iconostase en de vier grote iconen, we geloven het wel.We willen de doorsteek vanuit Atsitsa naar de Chora maken. Al snel merk ik dat we vermoedelijk op de verkeerde weg zitten. De onverharde weg, die we moeten hebben, zijn we al gepasseerd. De weg zuidelijker, die eerst een stuk langs de kust gaat, is echter ook goed te berijden. We rijden door een groen en rustig gebied. We zeggen geen woord tegen elkaar. Onder de indruk van wat we zien en uiteraard moet Tineke ook nog eens haar aandacht verdelen over de (onverharde) weg en het natuurschoon.
De afstanden zijn bijzonder klein. Het eiland telt slechts vijftig kilometer asfalt. Uiteraard zijn er ook nog onverharde wegen, maar er komt in rap tempo asfalt bij. Schapen en geiten zijn er in overvloed, maar van de landbouwgebieden in het noorden kunnen we tijdens deze tocht bar weinig ontdekken.Agia Fokas passeren we. Zwemspullen hebben we niet meegenomen, hoewel ik vermoed dat gezien de windrichting zwemmen daar echt mogelijk was geweest, in tegenstelling tot de stranden aan de noordzijde van het eiland.
De bergtoppen in dit gebied hebben fraaie namen zoals Lissothouria en Dekatria.
Na het nodige stofhappen belanden weer bij een verharde weg en nemen de afslag naar Pefkas. Hier liggen diverse vissersbootjes en aan de baai staat een gesloten taveerne. Wel staan er een paar trucks, dus er zullen vermoedelijk ook enkele boten de zee op zijn gegaan en misschien gaat de taveerne alleen open in het hoogseizoen als de Grieken zelf vakantie hebben. Mensen zien we er sowieso niet.
Het strand is leeg. De Grieken zijn naar huis.De huizen met privé-strand zijn gesloten.
Op de terugweg rijden we door Aspous en doen daar boodschappen. Bij het visrestaurant annex ouzeri met de fraaie naam Ashmenos willen we soep eten. Tineke werkt twee vissen weg en doe me tegoed aan de bouillon en zijn een ‘graat uit mijn lijf’ kwijt voor deze mij niet welkome maaltijd.Via Magazia en Molos waar we een bezoek brengen aan het kerkje van Agios Nikolaos, dat in een rotsblok is uitgehouwen. Dit is vermoedelijk het meest gefotografeerde kerkje op het eiland.
De avond begint zonder licht, maar dat floept ook zoweer aan. Tineke eet bij O Stélios grote garnalen, terwijl ik me voed met vlees, gevuld met kaas. Verder een zachte kaas van het eiland, dat bijna te vergelijken is met yoghurt.
Gezellig in het restaurant?
Nou nee, opnieuw staat de tv loeihard aan en de eigenaren zitten met hun ruggen naar ons toe en verstaan ook nauwelijks Engels. Dat geldt zeker voor Stélios.

Geen opmerkingen: