27 juni 2008

Water halen


Maandag 19 mei 2008
Na het ontbijt heeft Tineke een koude douche. Dat is echt geen uitzondering op de Griekse eilanden; een koude douche. Vooral bij de wat oudere appartementencomplexen wordt voor het douchen bijna alleen gebruik gemaakt van waterreservoirs, waarin het water wordt verwarmd door zonnecollectoren. Ja, en na een nachtje is het water toch echt zoveel afgekoeld, dat je daar niet echt warm van wordt.Klappertandend duikt Tineke nog even onder de wol om bij te komen.
Voor de beheerster hoort het een koud kunstje te zijn om even een schakelaar om te zetten, zodat het water op een andere manier wordt verwarmd. Maar daar vragen we niet om.Gewoon zelf het ritme even veranderen en ’s avonds voor het eten onder de douche stappen. Wel zo fris ook na een warme (strand)dag.
Vandaag staat er weer een rondje over het eiland op het programma. Een echte ronde bovendien. Omdat we pas na tienen wegrijden betekent dat ook dat er eigenlijk geen tijd overblijft voor een strandbezoek. Zelf vind ik dat niet zo erg, voor Tineke is dat even slikken. Voor haar is zoiets een welkome afwisseling na al dat sturen en turen naar al die bekende punten op het eiland: de torens van de raffinaderij, de rotondes bij Vathiy, snakeroad voor Pythagório, langs het Chóradal.Linksaf in Chóra, de onbemande honingstalletjes voorbij Koumaradéi. En voorbij Pirgos komt eindelijk onbekend terrein. Rechts van ons ligt het Ámpelosgebergte. De toppen zijn hier niet zo hoog en komen net boven de zeshonderd meter uit. Links dalen wegen af naar dorpjes als Neochóri en Kouméika en verder naar de kust, waar strandjes te vinden zijn met de liefelijke namen Paralia Péfkos en Paralia Mpállos. Zo nu en dan denk ik dat ik zicht heb op een eilandengroep. Dat moeten de Fourni-eilanden zijn. De weg slingert verder. In de verte en in de diepte ligt Órmos Marathokámpou, de kustplaats van Marathókampos.Tineke stopt langs de weg en vindt een gevechtspetje, achtergelaten door een Griekse militair. Pik in het is bijna zomer. ‘Niet op je hoofd zetten, je weet niet wat eronder heeft gezeten.’Die woorden zijn niet aan mij besteed. In de auto leggen we hem voor iedereen duidelijk zichtbaar op de hoedenplank.
We verlaten de hoofdweg en rijden omhoog naar het bergdorpje Plátanos, op 550 meter hoogte. Alleen Kosmadéi in het Kérkisgebergte ligt op Samos hoger.Tineke rijdt een stukje het dorp in en keert vervolgens weer, om haar auto te parkeren langs de kant van de weg. Daar hebben we goede ervaringen mee.We lopen nu Plátanos binnen, passeren het plein dat op een driesprong ligt en maken een rondje omhoog. Ook hier vinden we weer overal versierselen op de weg, maar ook wel op stenen muurtjes bij woningen.Op de hellingen worden de druivenranken besproeid. Straks zullen ze witte druiven gaan dragen. Die zijn hier favoriet.
Terug naar de pittoreske platia. Op iedere hoek van het plein is een taveerne gevestigd. Recht tegenover de toegangsweg naar het dorp staat een bron.Een legertruck verspert volledig de doorgang. Twee militairen vullen bij de bron flessen water. Flessen van tien liter. Ik tel er in de gauwigheid een stuk of twintig. ‘Thelo na fotografió’, vraag ik voor alle zekerheid. Nee fotograferen van kazernes, militaire oefenterreinen en andere legeraangelegenheden is ook op Samos ten strengste verboden.
Welk duister geheim moet worden verborgen? Griekse zuinigheid, bezuinigen. Mogen de Turken dit niet weten. Strooien zij anders peper, zout of zelfs iets besmettelijks in het water?
Om daar achter te komen, mag je wel heel voorzichtig rondvragen in het dorp, maar als je geen toestemming hebt, kun je beter je fototoestel opbergen. Voor je het weet wordt die met al je vakantiefoto’s in beslag genomen. De foto’s worden gewist en jij? Jij belandt voor enige dagen in een kot en wordt uitgezet. Het is menig toerist al overkomen. En het gebeurt nog steeds, als je de verkeerde personen tegenkomt. NAVO-lid of geen NAVO-lid. EU-partner of geen EU-partner. Het maakt niet uit. Het leger is nog steeds iets heel gevoeligs.
Toch heeft Tineke het lef de militairen van afstand op de foto te zetten. Diep in de bronspelonk weggedoken zitten de mannen op hun hurken. Tot er van twee kanten getoeter klinkt. Auto’s willen passeren, dan verschijnt er ook in de derde punt een auto. Geamuseerd kijken we toe, hoe dit probleem met veel steken en draaien wordt opgelost. De chauffeur van de legertruck besluit zijn auto helemaal weg te halen. Achterin liggen echter nog veel meer flessen, die worden eerst uitgeladen. De bijrijder werkt zich in het bronhuis in het zweet. Had hij maar een vak moeten leren. Ondertussen vraag ik me af, of een tankwagentje langs sturen een idee is. Van de Duits sprekende eigenares van de taveerne, waar wij een frappe drinken, hoor ik dat er op de kazerne een probleem is met de waterpomp. Een echt staatsgeheim dus.
Als wij opstappen zijn de militairen klaar en is de truck weg. Bij het uitrijden van het dorp duikt het legervoertuig ineens op aan onze staart. Hij achtervolgt ons een tijdje. Zouden ze de pet op de achterplank hebben zien liggen?
We hadden aanvankelijk het plan om via de rondweg door te steken naar Karlóvassi, maar veranderen met die truck op onze hielen de plannen en nemen de weg naar Marathókampos. Natuurlijk missen we de afslag (geen borden) die ons via een rustigere weg naar het noorden moet voeren. Net nadat we het plaatsnaambord Marathókampos zijn gepasseerd kan Tineke omkeren en op goed geluk slaan we de eerstvolgende weg in. Na enkele meters zie ik een groot bord, ondersteboven, op de grond liggen. Daar hebben we ook niets aan. Doorrijden dus maar en wachten op de volgende verrassing. Rechts ligt een dal, waardoor de Réma Karlóvasu haar weg zoekt naar Karlóvassi en de Egeïschezee.We volgen de route naar Kastanéa.Hier hebben de Italianen tijdens de Tweede Wereldoorlog flink huisgehouden en een ware slachting onder de dorpsbevolking aangericht. Dat wordt ieder jaar op 30 augustus nog herdacht. Bij de gesloten lagere school staan wel enkele beelden en monumenten, maar niets herinnert aan die oorlog.
Het dorpje maakt een slaperige indruk, rond een grote kerk, die wel erg fors is uitgevallen voor het aantal inwoners dat er nog woont.Veel mensen zijn weggetrokken naar de grotere steden op het eiland, of naar het vaste land. We komen twee Nederlandse toeristen tegen. Een paar bouwvakkers overleggen wat de volgende fase van de bouw van een woning moet zijn.Een huisvrouw hangt nieuwsgierig uit het raam. ‘Wat doen die toeristen hier?’ Een wijnboer verzorgt de wijnranken. Het hotel is dicht, het kafeneon gesloten. Een oude vrouw wacht op de dingen die niet gebeuren. Of het moet de bron zijn, waaruit het eeuwige water stroomt.Dit was Kastanéa. Terug naar de doorgaande weg., om af te dalen naar de kust. We rijden eerst een stukje omlaag, dat is goed en dan omhoog. En omhoog. En omhoog. We passeren twee kapelletjes en belanden dan onverwacht in Nikolóudes. Dat is verkeerd. Het volgende dorp ligt nog hoger, het al eerder genoemde Kosmadéi. We zijn pas halverwege de weg naar dit bergdorp. Tineke heeft dorst en wil eindelijk wel eens iets eten. Waar o waar? Kunnen we dat in Kosmadéi. Misschien wel, maar dan moeten we straks wel een heel eind terug met een volle of lege maag. Niet doen. Hier kunnen we keren. Onderweg vraag ik voor alle zekerheid nog maar een keer de weg en bereiken Léka. Hier zijn taveernes open. Maar ook een opgebroken weg, het parkeerterrein is nauwelijks bereikbaar. Door naar Karlóvassi met zijn troosteloze kustweg en (veelal gesloten) bedrijfspanden. Deze stad hoort te bruisen van bedrijfsactiviteiten, maar heeft zijn beste tijd gehad. Terug naar Kokkári. Vlak voor het dorp is een taveerne. Is die open? Jawel, maar we zijn nu bijna ‘thuis’. In Marin stilt Tineke haar honger met een boterham.
Ik ga naar het internetcafé voor een berichtje naar het thuisfront. Ik babbel met Nina, de Bulgaarse eigenares, die dertien jaar geleden met haar familie naar Samos kwam. Ze runt deze tent nu twee jaar en maakt in de stille uurtjes prachtige kunstwerken op glas.
De wind is aangetrokken. Het wordt snel frisser. Bij Kreta is er eindelijk een tafeltje vrij. Aan de rand van het terras. De wind neemt toe. Een plant waait regelmatig om, wordt vastgezet en gaat weer om. Tegen mijn rug. De meeste mensen zijn ondertussen klaar met hun maaltijd, vertrekken, zodat wij een ander rustiger plekje kunnen vinden, waar we onze dolmadákia en gefrituurde aubergine kunnen eten. Het wordt gevolgd door giouvétsi, kalfsvlees met op rijst lijkende kleine noedels in een dunne tomaten-komijnsaus (bijna soep).AAn het eind van de maaltijd zitten we alleen.
Met Frans en Joke spreken we af om de volgende dag samen bij Bira te gaan eten.

Geen opmerkingen: