18 juni 2008

Kus

Woensdag 14 mei 2008
Als ik de luiken van kamernummer drie in Marin open, denk ik even dat er buiten is gesproeid. Het plaatsje is vochtig en ook op ons ‘balkon’, waar onze schoenen staan, is alles nat. Ik wrijf de slaap goed uit mijn ogen en zie dan dat het regent. Mensen schieten snel voorbij door de straat, met geopende paraplu.
Welkom in Griekenland, welkom op Samos. Gisteren stuurde Raema ons nog een sms-je met het verwijt dat wij de zon hadden meegenomen uit Nederland. Nou uit wraak heeft zij dan kennelijk de regen op ons afgestuurd. Dat hemelwater weerhoudt mij er niet van om naar de bakker te lopen en even bij de mini-market afwasmiddel te kopen, waarna ik het ontbijt en aansluitend de vaat verzorg. Gelukkig is het droog geworden, zodat we buiten kunnen ontbijten. Binnen is daar nauwelijks plaats voor of het moet een ontbijtje op bed zijn.
Tineke heeft een route uit het ANWB-boekje over Samos uitgezocht. De tocht begint in Koumaradéi. We zijn nog maar net op pad en rijden nog op de hoofdweg in Kokkári als ik Frans van Barneveld met Joke van Diemen zie lopen. Krijg nou wat. We stoppen en ik brul de naam van Frans over straat. Met Joke heb ik vroeger gevolleybald en Frans is een tijdje sportmedewerker geweest bij het Dagblad van Almere. Zo’n twee maanden eerder ben ik ze al eens in een boekhandel in Almere Stad tegen het lijf gelopen. Frans was op zoek naar muziekliteratuur en ik zocht boekjes over Samos. We praten even bij. Ze wonen tegenwoordig in Zaandam en hebben nog niet zolang geleden geboekt. Zij zijn op dezelfde dag als wij gearriveerd en zaten in de tweede vlucht. Zij blijven elf dagen en we zullen elkaar zeker nog wel zien.
Na dit intermezzo gaan we toch echt op pad en nemen een route, die we nog wel vaker zullen rijden; langs Samos-stad, door Pythagório en Chóra, de vroegere hoofdstad van het eiland. Bijna aan het eind van Koumaradéi slaat Tineke linksaf, op zoek naar een parkeerplaats. Ze is ook meteen het dorpje uit en draait daarom ter hoogte van het klooster Moni Megális, dat onder ons ligt te schitteren. We besluiten om Koumardéi op de terugweg te bezoeken en eerst door te rijden naar Pirgos. Onderweg staan langs de weg diverse stalletjes waar honing en andere eilandproducten worden verkocht. Slechts twee zijn er open. Het toeristenseizoen is nog niet echt op gang gekomen.
Aan het begin van Pirgos parkeert Tineke haar Chevrolet. Er komen twee bussen langs, die een lading Duitsers op het dorp loslaat.Wij wandelen een stukje langs de doorgaande weg en steken daarna het dorp in. Opvallend veel oude vervallen krotten worden afgewisseld door opgeknapte huizen. Pareltjes soms. De muren van de huizen zijn veelkleurig. We genieten van iedere seconde, van iedere minuut.Een groep toeristen marcheert ons tegemoet. Langs de kant van de weg zit een oude vrouw met een mandje op haar schoot. Ze maakt een groente schoon. We nemen de tijd en zij neemt de tijd voor ons. Ik krijg een stronk in mijn handen geduwd en moet mee, haar huis in. Ik moet de maróuli schoonmaken onder de kraan en daarna er een stukje vanaf breken en opeten. Ze vraagt of ik een Duitser (Germanikós) ben. ‘Ochi, Den eimai Germanikós, eimai Ollandaisós.’ De in het zwart geklede dame geniet. Ik ook. Van het moment en van de knapperige bladsla. Ik bied Tineke een stukje aan en ook die waardeert de frisse sla, waar je eigenlijk een stukje knoflook, een vijf of een olijf moet rollen voordat je het eet. Die hebben wij niet voorhanden. We bedanken haar en ik ga met de Griekse op de foto. Ik ben niet zo knuffelbeer, meer het type ijsbeer, maar toch geef ik haar twee dikke zoenen als afscheid.Die gekke Hollander. Nee, die gekke Duitsers, die hebben dit prachtige tafereel volledig aan zich voorbij laten.Wij gaan voorbij aan het aquaduct dat hier moet staan, maar nemen wel een kijkje bij de ruïne van de kerk op het plein, met in het bouwval een kerkje dat gebouwd is in 1971.Het gebied rond Pirgos leeft deels van de landbouw en ligt in een omgeving die door bosbranden (in 1996 en 2000) is geteisterd.
Dat is goed te zien als we langzaam omhoog klimmen naar het boerendorp Spatharéi, dat zo’n vier kilometer zuidelijker ligt. Hier rijden we wel een klein stukje het dorp in voor we parkeren.We belanden al snel op het plein van dit dorp, waaraan ook de grote Taxiarchuskerk is gevestigd. Op zo’n plein hoort uiteraard een plataan te staan, waaronder het heerlijk toeven is terwijl met geniet van een frappé. Ook hier hebben we weer geluk.Een ezeldrijver komt aanlopen. Een Duitser weet niet hoe snel hij de man met het lastdier op de foto moet zetten, maar slaat het aanbod om zelf met de ezel op de foto te gaan af. Hij is bang dat men thuis het verschil niet ziet. ‘Ich bin doch kein Dummkopf.’ Dat valt nog te bezien. Tineke is het zeer zeker niet en heeft geen enkel bezwaar om voor het thuisfront met de goedlachse Griek en zijn dierbare bezit op de foto te gaan.Ook hier in de omgeving zijn de naweeën van branden te zien, die hebben gewoed op de hellingen van Óros Mpournias. Vanaf de weg hebben reizigers goed zicht op het eilandje Samioroúla, dat uitnodigend voor de kust ligt.Vanuit Pythagório en Votsalákia is het mogelijk om met een excursie dit eiland te bezoeken. ‘Maar niet via mij’, zegt juf Femke. Waar er wel geboekt kan worden. Die vraag laat zij tweemaal onbeantwoord.
In Mýli stoppen we en nuttigen bij een kafé een frisse xoriátiki, waar de waardin extra haar best op heeft moeten doen, omdat zij niet alle ingrediënten in huis heeft en daarvoor de deur uit moet.Het wachten wordt beloond.
Natuurlijk hebben Nederlanders niet het alleenrecht om op Griekse eilanden te komen. Ook toeristen uit Engeland, Italië, Scandinavië en de Balkan zie je er regelmatig. Dat geldt uiteraard ook voor Samos, maar een land is wel heel goed vertegenwoordigd op dit eiland: Duitsland. Dat hoor je niet alleen aan de bezoekers. Veel producten worden ook in het Duits gepresenteerd en er heeft zich een heel contingent Duitsers op dit eiland gevestigd. Dat komt omdat veel bewoners van dit eiland ooit naar Duitsland zijn vertrokken als gastarbeider. Een deel is weer teruggekomen en heeft zich weer op het eiland van herkomst gevestigd. Vanuit Duitsland wordt vervolgens een omgekeerde route gevolgd. Veel Duitsers willen wel eens naar het eiland waar zoveel buitenlandse streekgenoten vandaan komen. Sommigen blijven er hangen en zijn Samos creatief actief.Dat wordt ons in Mýli al snel duidelijk.
Daarvoor zijn we hier echter niet gekomen. De Mycener tombe in dit dorp is geen bezoek waard en niet meer dan een kikkerpoel in een rotswand, of beter gezegd dat is het geworden doordat er geen enkel onderhoud aan wordt gepleegd.
Het bezoek van het klooster moeten we nog even uitstellen, omdat er strikte openingstijden gelden. Maar ook aan de buitenzijde van dit imposante klooster valt er genoeg te genieten.Zo staan er in de omringende velden bijzonder veel bloeiende wilde bloemen, zoals de klaproos.
’s Avonds eten we op ons gemak bij Meravilia en kiezen beiden voor een ovenschotel. We zitten op een overdekt terras en dat is geen overbodige luxe bij een geweldige stortbui. De eigenaar van dit restaurant kent de uitdrukking dat God de wereld heeft geschapen, maar dat de Hollanders Nederland hebben gemaakt. Maar snappen doet hij dat niet. Wij doen een poging door hem in woord en met een tekening uit te leggen hoe de Hollanders hele stukken (Zuider)zee hebben ingepalmd en andere meren hebben drooggelegd.

Geen opmerkingen: