19 juni 2008

Schilderachtig

Donderdag 15 mei 2008
De gang naar de bakker is al snel een gewoonte, evenals het ontbijt verzorgen tijdens de vakantie en aansluitend de vaat doen. Tineke staat liever ’s morgens onder de douche en ervaart dan ook meteen wat een koude douche is, want dat heb je vaak ’s ochtends vroeg op de Griekse eilanden. Laat op de middag moet je in Marin echter ook geduld hebben, want warm water moet van ver komen.
Als Tineke de deuren naar het balkon wil dichtdoen, slaagt ze daar niet. Henk moet er aan te pas komen. Ach een eitje. Ja echt! In een hoek zat een vogeltje in een eierschil. En geen nest te zien. Na even doorduwen tegen de deuren kwakte het hele zaakje naar beneden. Een vieze bedoeling. Een stukje toiletpapier en de hele boel in de container. De vraag is natuurlijk hoe dat ei daar is terechtgekomen en wanneer, want de avond daarvoor zat de deur nog gewoon dicht. Het is een raadsel dat wij niet kunnen oplossen en Pythagoras leeft niet meer. Die had er ongetwijfeld een oplossing voor geweten.
We maken ditmaal een noordelijke tocht, waarbij we de eerste afslag naar Vourliótes al meteen missen, omdat die onverwacht voor ons opdoemt en achter ons een bumperklever rijdt, zodat op het laatste moment remmen en afslaan voor meerdere voertuigen gevaarlijk is. Tineke bewandelt de veilige weg; doorrijden, doorrijden, doorrijden. Over de kustweg naar het westen tot de volgende afslag bij Platanákia en dan door Valeontátes naar Manolátes. Dit is een gebied waar de wandelschoenen aangetrokken behoren te worden. Onderaan de kustweg is daarvoor parkeergelegenheid. Ook onderweg door het Nachtegaaldal kan men nog parkeren, terwijl aan het begin van het dorp een ruime parkeerplaats is gesitueerd voor de doorrijders.
Talloze wandelingen zijn er uitgezet in dit gebied. Naar Manolátes en naar een van de omliggende dorpen, zoals Vourliótes en Stavrinides. En als je gelukt hebt, dan hoor je een vroege of late nachtegaal zingen. Dan houd je zelf je mond en klinkt er zelfs geen ‘Summertime’ meer.
Manolátes is misschien wel het mooiste bergdorpje van Samos. Officieel is het dorpje op de helling van het Ampelosgebergte autovrij. Vanaf de parkeerplaats gaat er desondanks een weg het dorp in. Achter die hoofdweg bevinden zich talloze kleine straatjes, die door Manolátes kronkelen. Een bestelbusje heeft zich door een deel van de smalle straatjes weten te wurmen. De chauffeur ontpopt zich als een SRV-man die bij diverse woningen eerst een bestellijstje ophaalt en vervolgens de boodschappen lopend – omdat hij niet bij iedereen voor de deur kan parkeren - thuis aflevert.Veel van de huisjes zijn opgeknapt, vaak door creatieve buitenlanders, waardoor het bergdorpje een hoog kunstzinnig gehalte heeft. Behalve kleinschalige winkeltjes met keramiek en sieraden zijn er diverse taveernes, zodat wandelaars na hun tocht door de wijnstreek bij aankomst even kunnen bijtanken.Voor ons is het nog te vroeg om al een taveerne te bezoeken en we rijden terug langs de rivier Kakórema, die al eeuwen lang water naar de zee brengt.
We volgen de kustweg en belanden weer in Karlóvassi en nemen daar de afslag naar de haven voor Potámi, volgens velen het mooiste strand van Samos.Maar op de noordwestpunt van het eiland is het wel een windvanger, hoewel er op het strand van Kokkári misschien wel meer wind staat. Onze zwemkleding hebben we niet achterin de Matiz gestopt, zodat we alles vanaf de weg bekijken. Een pick-up volgeladen met gillende meiden scheurt, remt, drift weg en trekt met piepende en rokende banden op. Een brede zwarte streep rubber op de parkeerplaats achterlatend. We rijden terug naar de stadzijde van het strand. Daar is op een heuveltje de fraaie moderne Nikólaoskerk gedropt.Langs de weg staan enkele taveernes. Een is er open en daar nuttigen we een lunch; omelet voor Tineke en kaas-pie voor mij.
Hierna staat een wandeling naar de beroemde watervallen van Potámi op het programma. Niets is zoals het aanvankelijk lijkt. Na een betonpad, komen we bij een oude Byzantijnse kerk, hier begint ook een pad die naar de ruïne van een kasteel voert. Wij nemen echter het pad dat langs de beek slingert. Op diverse plaatsen moeten we oversteken via aan elkaar gebonden boomstammetjes. Die houden ook mijn gewicht van honderd plus, zodat Tineke er helemaal veilig en lichtvoetig overheen kan dansen.We klauteren over smalle trappetjes langs de wanden van de kloof, waar het water door kronkelt. Vlak voor een taveerne, boven op een rots - hoe zit het met de bevoorrading er moet een eenvoudigere route zijn 0m hier te komen - knalt Tineke met haar hoofd tegen de leuning van de trap. Het weerhoudt haar er niet van om door te gaan. Maar door de beek moeten waden om een waterval te zien gaat Tineke toch te ver.Ik probeer het een stukje, maar als het water tot mijn knieën komt en het verderop nog dieper wordt, geeft ik de poging om de watervallen te bezichtigen op.
Dit is een expeditie die niet aan ons is besteed. Of hebben we de aanwijzingen weer eens niet goed gelezen?We lopen terug naar de kerk en lassen daar een korte pauze in, voor we terugrijden naar Kokkári.Op de terugweg pikt Tineke twee Duitse lifsters op. Ze wandelen graag en veel, ‘aber auch leise’.Ze moeten naar Paralia Tsampoú, een kilometer of vier voor Kokkári. Het uitstappen is voor een van de twee een probleem, vanwege het laag vliegende verkeer. Aan de bermzijde uitstappen is echt veel veiliger dan aan de straatkant, geef ik aan. Dat is een idee.
In Kokkári dumpen we eerst de ballast bij Marin en wordt er vervolgens door Tineke een trui aangeschaft tegen de avondkou en maken we een wandelingetje door de smalle straatjes van dit toeristendorp.’s Avonds eten we weer aan de haven, bij Stathis. Slechts een tafeltje – van vier – is er bezet aan de waterkant, zodat deze bofkonten eindelijk ook eens aan het water kunnen zitten. De nieuwe trui van Tineke komt meteen goed van pas, want daar aan het water zit je vol in de wind. En geniet je niet van de bescherming van de schermen die juist voor dat doel zijn neergezet. Dat moet je er dus voor overhebben. Na de aardappelsalade en de dolmadakia krijgt Tineke een Oriëntaalse souvlaki en ik lamb in wijn met tomaten.
Bij Stathis worden we nog met twee dingen geconfronteerd. Naast ons op het terras van Goal wordt door mensen naar twee verschillende voetbalwedstrijden gekeken. En achter mij heeft een eendje het schooien van de Griekse katten geleerd. Een eendje? Ja, of eigenlijk ook weer niet. Ze zijn met zijn tweeën. Twee witte eenden, die fel afsteken tegen het zwarte water en de donkere nacht. Al dobberend scharrelen ze heel wat brood bij elkaar.

Geen opmerkingen: