20 september 2007

Limburg 8
Ongeluk

Het eind is in zicht. Vandaag gaan we op weg naar huis. Ik maak Naomi tegen zessen wakker. We ontbijten, pakken de laatste spulletjes in en laden de fietsen op.Om kwart voor zeven staan we gereed. Tineke houdt ons nog even op, want die wil ons op de foto zetten.
‘Heb je het geld meegenomen', vraagt zij overbodig.
De scheiding volgt.
De tassen van Tineke en Raema worden samen met de jongste dochter door de vakantiebaas naar het station gebracht. Zelf neemt Tineke de benenwagen en koopt onderweg een krant.
De trein richting Maastricht vertrekt om 9.02 uur. In de provinciehoofdstad is het een drukte van belang. Zij ruilt daarop de kaartjes tweede klasse in voor eerste klasse en reist bijzonder rustig.
Het overstappen in Amsterdam gaat ondanks de nodige bagage goed. Zij heeft daar bovendien een uitstekende aansluiting en is om een uur al weer thuis.

Naomi en ik zijn dan nog onderweg. Toch is onze reis in Valkenburg al bijna afgelopen. Naomi rijdt tegen een stoeprand en heeft nog net voldoende besef om haar linkerbeen tussen haar zadel en stuur te slingeren en van de fiets af te springen. Zij komt zo met de schrik vrij.
Na een halfuur staan we in Meerssen en via Bunde en Geulle bereiken we het Julianakanaal. Het fietspad langs het kanaal is niet al te best, maar zonder panne bereiken we Stein. Daar moeten we een omtrekkende beweging maken. Het industrieterrein met de fabrieken van DSM maken dat we niet verder kunnen. Na een kleine omweg vinden we het fietspad terug.
Vlak voor de sluizen van Obbicht nemen we onze eerste pauze. We hebben dan al zeven kwartier gefietst. Onderweg zien we - ondanks het vroege tijdstip - veel wandelaars en fietsers. Ook zijn er diverse mensen aan het trimmen, terwijl langs de waterkant vissers hun hengel uitwerpen. De dauw hangt boven de velden en er heerst een geweldige rust.

Na een kwartier is het tijd om verder te gaan. We steken de sluizen over en verlaten de route. Naar Maaseik in België. Het snijdt een stuk af en het laatste gedeelte over het fietspad is niet leuk meer. Kleine vliegjes zwermen om ons heen en willen zich tegoeddoen aan ons zoete bloed.
We vliegen door het Belgische land en bereiken voor we het in de gaten hebben ons eigen kikkerland. Naomi is vandaag de kaartlezer en dat is niet helemaal een succes. Zij is snel afgeleid. Toch laat ik haar de standaard op haar fiets houden, want op mijn stuur klapt dat ding steeds om.
Bij Ell is de tweede stop gepland. Daar is echter nog niets open. Net nadat we hebben besloten maar langs de kant van de weg te gaan zitten, zien we een café. De Molshoof is ook al gesloten. Een vrouw is binnen aan het schoonmaken. Zij heeft Naomi voor de deur zien staan en doet toch open. We krijgen op het terras iets te drinken en eten een boterham.

Tegen elven stappen we weer op. Hebben er inmiddels al zestig kilometer op zitten. Dat vlot lekker. We fietsen naar Nederweert en laten onze rustplaats even onder Weert links liggen. Naomi heeft ondertussen haar trainingspak uitgedaan. Ik houd mijn lange broek aan. Lekker tegen de zadelpijn.
Het begint warmer te worden, maar de temperatuur voelt niet extreem aan. Wel krijgen wij sneller last van een droge keel en smeer die met het meegenomen water.
Vanaf Nederweert rijden we langs de provinciale weg en de Zuid-Willemsvaart. Om een uur stappen we in de buurt van Someren en drinken appelsap.
Ze is er welsiwaar niet bij, maar onderweg komen we Raema toch tegen.
Naomi heeft een visioen van auto's en treinen, waarmee zij verder kan reizen. De billen doen zeer. In Helmond slaan we op een industrieterrein koud drinken in. We stoppen niet al te lang en blijven aan de andere kant van het water rijden, omdat de brug openstaat. Dat is geen goed idee, want het wegdek is hier bijzonder slecht. We hotsen en botsen door elkaar. Het heeft echter ook een voordeel, want er rijden nu geen auto's meer vlak langs ons heen.
Bij Beek en Donk laten we de Vaart achter ons en rijden naar Gemert. Hier nemen we de tijd. We hebben al meer dan honderd kilometer achter de rug. Ik vraag hoever het nog naar Oss is. Nog zestien kilometer, maar het blijkt het dubbele. In Uden heb ik dat al wel door.
Naomi begint moe te worden en ik probeer haar op te beuren. Zij krijgt de laatste appelsap, maar dat is zo warm geworden, dat het eigenlijk niet meer te drinken is. Een ijsco onderweg doet wonderen. Via Nistelrode bereiken we uiteindelijk Oss.
Onderweg zie ik een hotel. Ik rijd door naar de VVV, maar dat is gesloten. Dan maar terug naar het hotel. 135 Kilometer hebben we vandaag afgelegd.
Er is plaats en ik schrijf ons in. De fietsen kunnen we in een schuurtje achterlaten. De kamer is luxueus met televisie en bad. Naomi maakt daar gebruik van terwijl ik Tineke vanuit de kamer bel. Daarna duik ik ook in bad. We gaan buiten de deur eten bij een Griek en Naomi eet dapper haar Soufflaki schotel op.

De tweede dag rijden we van Oss naar huis in Almere-Haven. Het wordt voor ons een gedenkwaardige zondag. Om vijf uur rommelt en stommelt er iemand door het hotel en verschijnt in onze hotelkamer.
‘Entschuldigung', klinkt het. Zal wel een stomme Mof zijn. Of gewoon een hoteldief.
Dom ben ik natuurlijk door de hotelkamer niet op slot te draaien.
De slaap is verdwenen. We gaan daarom, maar ook omdat we nog een hele ruk hebben te gaan, vroeg op pad. Te vroeg, want de pont vanuit Oijen vaart nog niet. We moeten toch de Maas over. Dan maar de brug bij Ravenstein.Vervolgens bij Beneden-Leeuwen de Maas over en nu verder? Gokken dat de pont bij Wijk bij Duurstede de overtocht wel maakt of bij Rhenen de brug over de Rijn nemen? Ik kies voor de laatste optie. Wel wat kilometers om.
Langs de Rijn naar Elst en vervolgens over het fietspad - naast de oude weg van Arnhem naar Utrecht - tot Leersum. En dan door het bos naar Maarn.

In dat bos begint Naomi plotseling te schreeuwen. Het gillen wordt huilen. ‘Wat is er aan de hand?'
Geen antwoord. Ik geef haar een zuurtje om haar te kalmeren. Het helpt.
‘Ik ben gestoken door een wesp', stamelt mijn oudste.
‘Ik zal even kijken', zeg ik.
Naomi trekt haar trui uit. Een klein rood puntje en verder niets. Bovendien geen insect meer te vinden. Omdat ik geen aceron bij me heb, besluit ik er maar een beetje zalf op te smeren.
‘Dat helpt', laat ik haar in de waan.
‘Je arm wordt misschien een beetje stijf, maar het zal vanzelf wel weer overgaan.'
We drinken nog iets en vervolgen onze weg.

De ergste schrik is voorbij. Langs de Leusderheide gaat het richting Amersfoort. De stijgende Laan 14-18 wordt door mijn kleine meid moeiteloos genomen. Vlakbij de dierentuin van Amersfoort lassen we weer een pauze in. Op het terras eten we een tosti en lessen onze dorst.
‘Nu is het niet ver meer. Wij hebben het ergste gehad', meld ik.
‘Maar we moeten de brug nog over. Daar kom ik nooit overheen', zegt de bergkoningin.
‘Wel nee', spreek ik haar moed in. ‘Met die turbodijen van jou is het een peulenschilletje. Voor je het beseft ben je boven.'

We rijden richting Soestdijk. Juultje en Bernhard zijn thuis. De vaandel wappert immers op het paleis. We zwaaien naar de marechaussee en krijgen een groet terug. Naomi heeft ondertussen toch wel last gekregen van een ietwat stijve arm.
‘In Eemnes krijg je een ijsje en daar gaan we Tineke bellen. Misschien komt ze ons wel een stuk tegemoet.'
Met een ijsje in de hand gaan we op zoek naar een telefooncel en bellen naar huis.
‘Ik kijk wel, wat ik doe', meldt Tineke op ons verzoek om ook op de fiets te stappen, nadat ik heb uitgelegd dat Naomi is gestoken.Over de Wakkerendijk naar de Bijvanck. Bij de tennisbanen, aan het einde van de Bijvanck begin ik kinderliedjes te zingen. Naomi haakt in. De saaie weg naar de Stichtse Brug wordt zo een stuk minder saai.
In de verte aan de overkant van het Gooimeer ontwaar ik enkele kleine stipjes. ‘Dat zijn Tineke en Raema', meld ik op de gok.
Vergeten is Naomi de brug. Zingend en zwaaiend naar de overkant – ‘dat kunnen ze toch niet zien', denk ik - gaan we omhoog. De stipjes aan de overkant worden steeds groter. Bovenaan blijf ik stilstaan. Naomi stopt ook. Ik kijk achterom. Zij vraagt wat er is.
‘Ben je niet iets vergeten?', vraag ik.
‘Hoezo?'
‘Nou, je kon toch niet tegen de brug opkomen.'
Ze begint te lachen.
De stipjes worden steeds duidelijker. We zwaaien nog maar eens. Er wordt teruggezwaaid. Het zijn inderdaad Tineke en Raema. We vliegen naar beneden. Onder aan de voet wacht de rest van de familie. Gezamenlijk trappen we het laatste stukje naar de Middenhof.

Een ervaren vakantieganger wil ik mij niet noemen. Daarvoor ben ik niet vaak genoeg op pad geweest. Wel zitten er bijzondere vakanties tussen. Met school in Luxemburg met een jongerenreis in Oostenrijk. Oh ja, en met mijn ouders naar Duitsland en Italië. Dat mag ik niet vergeten.
In de verhalen over Limburg gaat het over de vakantie naar Schin op Geul. Samen met Naomi op de fiets. Tineke en Raema namen de trein zoals in het eerste stuk al gemeld de trein. Ik heb tijdens die vakantie een dagboek bijgehouden in een schrift en die stukken samengevoegd tot deze Limburg-artikelen.

Maar nu is het weer tijd voor iets anders.

19 september 2007

Limburg 7
Drielandenpunt

Twee dingen hebben wij op het programma staan. Vaals bezoeken en mijn moeder, die jarig is, bellen. Natuurlijk haalt Naomi de krant. Het ontbijt wordt binnen genuttigd. Het is - zo vroeg op de morgen - nog fris. Tineke doet haar dagelijkse wasje. De vaat wordt door Raema en mij verzorgd. Naomi drukt zich. Zij doet een grote boodschap.
De kinderen worden door Tineke ingesmeerd met zonnebrandolie, want het belooft een warme dag te worden. Daarna is Tineke zelf aan de beurt. Ik heb me zelf al verzorgd.
De weg naar Vaals leggen we snel af. Het gaat licht bergopwaarts, maar we hebben al zoveel klimkilometers onder de wielen weggetrapt dat we daar geen enkel probleem mee hebben. Om Vaals heen gaat een stuk lastiger en daarna begint het beulswerk.
We willen naar het hoogste punt van Nederland: 321 meter. Op de Vaalserberg moet ik als eerste afstappen. Tineke, die de minste punten in het bergklassement heeft, komt het verst. Bij het weer opstappen verliest Naomi haar pet en daarmee de aanloop. Samen met mij stopt zij voor de tweede keer. Ook Tineke moet - een heel stuk verder - enkele meters lopen. De laatste bocht naar de Wilhelminatoren volbrengen we tussen de wielen.
In het restaurant - boven op de berg - nuttigen de kinderen een vlaai. Tineke schaft een nieuw fotorolletje aan en denkt het drielandenpunt al bereikt te hebben. Dat ligt echter nog zo'n vijfhonderd meter verder en negen meter hoger. Daar draaien we onze hand niet voor om.
Volgens de meiden heb ik de stenen, waarop staat aangegeven waar het punt daadwerkelijk is, met mijn magische vingers neergezet. Zij rijden er pardoes voorbij en ik moet ze de juiste weg wijzen en zijn het drielandenpunt al voorbij.Op dit misschien wel beroemdste stukje land van Nederland worden enkele foto's geschoten. We stappen alle richtingen op en komen zo in België en Duitsland. Naomi krijgt enkele stickers op haar fiets geplakt en daarna gaat het weer naar beneden. Naar het centrum van Vaals. Ik probeer mijn moeder te bellen, maar krijg geen gehoor. Tineke gaat bij de VVV langs. Van een extra concert van de Stones hebben ze in het diepe zuiden nog nooit gehoord. Wel beschikken ze hier over allerlei fietskaarten. Maar die hebben we niet meer nodig.
Omdat bij het drielandenpunt geen grenspost te bekennen valt - Naomi heeft dat op weg naar Maastricht al tweemaal meegemaakt - fietsen we nog even naar de Duitse grens. Voor Raema het beseft is zij in Duitsland. Een foto - met Duitse borden - maakt duidelijk dat wij grensoverschrijdend bezig zijn geweest. Hierna keren we snel terug. De Nederlandse douane staat wel aan de grens, maar vraagt niet naar paspoorten en laat iedereen passeren. Zo gaat dat natuurlijk niet. Wij schieten daarom de twee douaniers aan en beginnen een kletspraatje.
Zij staan er toch om het grensverkeer te controleren.
‘Nog wel, maar dat gaat binnenkort veranderen. Dat komt door het Schengenakkoord. Dan vallen de grenzen binnen Europa weg. Alleen verkeer dat uit niet-Schengenlanden komt, moet dan nog worden gecontroleerd. Voor Nederland gebeurt dat in diverse havens en op vliegvelden met internationaal verkeer. Wij krijgen dan een totaal andere taak', wordt ons uitgelegd.
Na dit stukje informatie rijden we terug richting Vaals. Vanuit het westen drijven donkere wolken naderbij en we besluiten zo snel mogelijk terug te fietsen richting Schin op Geul. En snel gaat het. We merken nu pas hoeveel we op de heenweg hebben geklommen.
Tweemaal worden we overvallen door een regenbui. We fietsen door naar Valkenburg, waar Tineke bij het Kruidvat zalf koopt. De rest nestelt zich op een terrasje. Het is gelukkig weer droog geworden en de zon schijnt. Er wordt nog een fles Sonnema aangeschaft en een derde sticker voor op de fiets van Naomi.
Het bellen naar huize Van Maanen slaagt nu wel. Zoals gewoonlijk geef ik de hoorn snel door. Luisteren kan en wil mijn moeder zoals gewoonlijk niet. Zij praat aan een stuk en heeft geen belangstelling voor onze avonturen.

Terwijl Tineke in het huisje het avondeten verzorgt, neem ik de krant mee naar de slaapkamer en val pardoes in slaap. Na het eten doet Tineke een tukje en samen met Naomi wil ik de vaat verzorgen. Naomi zeurt en wordt door mij weggestuurd.
'Ik doe het wel alleen. Ga jij maar naar buiten.'
Daar krijgt zij prompt ruzie met haar zus en deelt een tik uit. Ik stuur haar meteen naar bed, waar zij al snel wegdommelt. Raema volgt een uur later. Naomi wordt daar wakker van en het duurt hierna nog uren voor het tweetal de slaap kan vatten.

Nadat ik het door mij al eerder beschreven rondje over de Keutenberg heb gemaakt, wandelen we met z’n allen naar het station van Schin op Geul.
We willen naar Duitsland - om preciezer te zijn Aken - en moeten eerst naar Valkenburg. Onderweg loopt Naomi haar winkeltje binnen om de ochtendkrant te kopen.
Op het station is geen loket voor kaartjes. Die moeten uit een automaat getrokken worden. Het duurt enige tijd voor we de werking van het apparaat doorhebben, maar dan rollen er toch vier kaartjes uit de machine.
Even voor negenen staan we op het perron klaar. Het boemeltje komt er al aan. In Valkenburg moeten we zoals gezegd overstappen naar de trein naar Aachen, die even later langs het station waar we zijn gestart kruipt. In Simpelveld wordt een tussenstop gemaakt.
Douane komt er niet in de trein. Het passeren van de grens met onze oosterburen gaat ongemerkt. Het over de grens smokkelen van drugs en allerlei contrabande is op deze manier een fluitje van een cent, ontdek ik. Niet dat ik me daar aan wil wagen. Ook voor terroristen is het op deze manier wel heel simpel om van het ene naar het andere land te hoppen.
Regelmatig kom ik in de kranten artikelen tegen van Joegoslaven die in Nederland huishouden en zelden gepakt worden. Doordat de grenzen praktisch zijn verdwenen kan de internationale criminaliteit hoogtij vieren, besef ik tijdens dit ritje.

Voor de Hauptbahnhof van Aachen staat een monument met een groep paarden. Voor de kinderen een leuk speeltuig, terwijl Tineke en ik naar het Verkehrsamt gaan. Daar nemen we enkele folders mee, waaronder een plattegrond van de stad.
We hebben het plan opgevat om de dierentuin met een bezoek te vereren, maar keren al snel op onze schreden terug. We hebben immers Duits geld nodig. Ik het Postamt kunnen ze ons aan marken helpen.
Met buslijn 31 rijden wij vervolgens naar de Zoo. De entree is - voor Nederlandse begrippen - laag. Geen wonder, want van een echte zoo is geen sprake. Het is meer een park.
We ontdekken ontzettend veel watervogels en talloze vogelsoorten. Daarnaast zijn er enkele Afrikaanse dieren, diverse runderrassen en verschillende apensoorten. Roofdieren zijn bijzonder zeldzaam in deze dierentuin.
Ruimte om te spelen is er voor de kinderen volop. Zij kunnen ook talloze dieren aanhalen. Mijn bijnaam van ijsbeer raak ik hier kwijt. Vanaf vandaag ga ik als hangbuikzwijn door het leven.

Het wandelen door de dierentuin heeft de eetlust opgewekt. In het park zelf is niets te verkrijgen. Het restaurant ligt net buiten de Zoo. Aan een broodje kunnen ze ons niet helpen. Dan maar verder zoeken. Op weg naar de Burg Grafenburg komen we vast wel iets tegen.
De burcht is aan de buitenzijde erg mooi. Toch gaan we niet naar binnen. Tineke had zich het gebouw totaal anders voorgesteld. Gegeten is er dan nog steeds niets.
Bij Hellas Grill kunnen we een kop soep krijgen. De kinderen doen zich tegoed aan een portie patat met kroketten. Gelukkig geen Bratwurst, want daar staan de Duitsers immers om bekend. Naomi moet nodig naar het toilet en vindt dat zonder echt te hoeven zoeken.
We keren hierna terug naar het hart van de stad, waar we talloze eettentjes ontdekken. Hier verkopen ze wel broodjes. De winkels in het centrum liggen vol met koopjes. Uitverkooptijd, maar daarvoor zijn we niet naar Aken gegaan.
We lopen langs de St. Nikolaaskirche en Tineke wil per se naar binnen. Ondanks dat ik een goede week eerder heb besloten ga ik mee. Ik blijf wel achterin rondlummelen. Nog steeds is mijn aversie tegen kerken groot. De drie meiden bewonderen de vele beelden en wandschilderingen. Ik verveel me.
Het Rathaus - even verderop - is zeer smerig aan de buitenkant. Een schoonmaakbeurt kan geen kwaad. Binnen schijnt het prachtig te zijn, maar wij slenteren verder.
Achter het Rathaus staat de Dom van Aken. Ook hier hetzelfde beeld aan de buitenkant: vuil. Binnen flonkert het goud je al snel tegemoet.De dom moet opgeknapt worden en daar is veel voor nodig. Talloze Marken, die uit de portemonnee van de bezoekers worden geklopt. Ik gruw opnieuw bij de gedachte hoe de Roomse kerk de mensen uitbuit. De schat aan rijkdommen mag niet worden gebruikt voor de restauratie en opknapbeurt. Nee de arme lieden moeten nog verder in het stof kruipen om de mannen in hun rokken maar van dienst te zijn.
Ik vlucht bijna het heiligdom uit. Samen met de kinderen. Tineke wandelt nog enige tijd rond. Maar kan niet overal komen. Enkele delen mogen slechts onder toezicht worden bezocht en er is net een groep onderweg. Pas over een uur kan zij verder. Dat gat haar zelfs te ver en ze komt naar buiten.
We wandelen verder door de stad en komen bij de Elisebrunnen. ‘Het gras is nat', meld ik. Maar ik sla mijn eigen waarschuwing in de wind, wanneer ik een droog stukje denk te bemerken. Natuurlijk houd ik er natte billen aan over.

We beraadslagen over onze verdere plannen. In 1976 hebben Tineke en ik al eens op een camping in een park gestaan. Daar willen we nog wel eens een kijkje nemen. De camping staat dichtbij een casino.
De busreis ernaartoe is geen succes.
De chauffeur is nors. ‘Welcher casino', snauwt hij, nadat ik naar het casino in het park heb gevraagd.
Hij wil ‘nur abfahren'.
Zoveel ongemanierdheid accepteren wij niet. Dan maar niet met de bus. Uitstappen en wandelen. Het park is gelukkig niet ver weg. Mijn voeten beginnen zeer te doen. Wandelen is nog steeds niet mijn grootste passie.
In het park zoeken we de midgetgolfbaan. We vinden wel een bordje, maar aanvankelijk geen baan. Voorbij de camping draaien we om en lopen een afgeschermd gedeelte in. Daar liggen een aantal luxe tennisbanen. Een groepje giechelende vrouwen krijgt les van een macho tennis-eminentie. Even verderop ontdekt Tineke de midgetgolfbaan.
Voor we aan een spelletje beginnen willen de kinderen eerst naar het toilet. Wij zoeken een plaatsje op het terras. In de kiosk kunnen zij geen toilet vinden. Ik loop daarom met ze mee naar binnen. Aan een Franssprekende dame vraag ik waar de meiden terechtkunnen. Zij verwijst ons naar het paviljoen van het casino.Het is hier een deftige bedoeling. We zijn hier in ons vakantiekloffie duidelijk niet op onze plaats. Een jeugdige ober wijst ons de weg. We lopen door een fraaie zaal met lila vloerbedekking. Onderweg komen we enkele duur uitgedoste mensen tegen, die nog net hun neus niet ophalen voor dat stelletje armoezaaiers.
Vanuit de zaal komen we in een gang. Daar zijn de toiletten. Even verderop is een grote hal. Daarop komen diverse deuren uit. De speelruimten. De kinderen zijn te jong. Bovendien houd ik niet van gokken. Snel weer naar buiten.
Op het terras drinken wij iets. De clubs en ballen worden klaargezet. Het begin is eenvoudig. Het middelste gedeelte een stuk lastiger. Het slot is vervolgens weer goed te doen. Ik kom rond in 69 slagen. Tineke heeft er twee meer voor nodig. Raema doet het in 75 slagen, maar daar komt wel enig gesmiechel bij. Naomi sluit af met 76 en dat is zeker niet slecht.

De tijd heeft ondertussen niet stilgestaan. Onze magen knorren. We besluiten terug te gaan naar het station en onderweg gaan we nog op zoek naar een geschikt eethuis. Het Argentijnse restaurant vindt geen genade in onze ogen. Het Vietnamees-Chinese restaurant ziet er niet uit. We belanden in restaurant Mediterran.
Het fraai ogende etablissement belooft een duur etentje. De prijzen vallen bijzonder mee. Het eten zelf is verrukkelijk. We starten met brood en kruidenboter. De uiensoep is vervolgens goddelijk.De kinderen kiezen voor een pizza. Tineke en ik nemen een Hawaii-topf. Het eten wordt afgesloten met ijs.

De laatste loodjes wegen het zwaarst. Dat geldt zeker ook voor ons. We zijn moe en nemen daarom vanaf de Elisebrunnen een bus. De chauffeur doet moeilijk over de ritprijs. De reis zelf is zeer kort. Op het station moeten we nog een uur wachten voor onze trein naar Valkenburg vertrekt.In een kiosk koopt Raema een kaartje van de paardengroep, die voor de Hauptbahnhof staat. Raema - haar zus durft niet - bestelt in de stationsrestauratie het drinken: ‘zwei Apfelsaft en ein Bitter Lemon’. We krijgen het bestelde.
In de trein mag Raema haar kaartje van de jonge conducteur zelf knippen, of beter gezegd stempelen. Zij moet vervolgens van hem haar zus maar leren hoe dat werkt, terwijl hij op het perron van Simpelveld het vertrek van de trein regelt.
Het maakt flink veel indruk op Raema.
‘Ik weet wat ik wil worden. Dit vergeet ik mijn hele leven niet meer!'
De conducteur vertelt nog dat wij in Valkenburg drie kwartier moeten wachten op de trein naar Schin op Geul.
‘Jullie kunnen beter meerijden naar Maastricht en daar de trein pakken. Dat duurt net zo lang.'
Dat willen we niet. ‘We nemen wel een taxi.'
Even later rijden we bijna stapvoets langs het station van Schin op Geul. Balen. Kan de trein hier niet even voor ons stoppen. Neen dus. In Valkenburg stappen we uit. Voordat we op zoek gaan naar een taxi bekijk ik de vertrektijden van de trein nog even. We hebben geluk. Over enkele minuten komt er een trein, die in Schin op Geul stopt.
Hierdoor zijn we nog op tijd voor het televisieprogramma 'Weg van de snelweg'. Het programma voert de kijkers door Zuid-Limburg. We zien veel bekende plekjes in Maastricht, Gulpen, Eijs, Margraten, Schin op Geul en natuurlijk Valkenburg.
De Kluis hebben we nog niet ontdekt en we besluiten daar de volgende dag een bezoek aan te brengen.

Het einde van een lange dag nadert. Een dag waarin we veel nieuwe indrukken hebben opgedaan en ook enkele nieuwe woorden hebben geleerd, dankzij Raema. 'Kruidbomeltje' is een broodkruimel en de Deutsche Bank heeft ook een nieuwe naam gekregen: Duitse Bink.

18 september 2007

Limburg 6
Het blok

Wij willen weer op pad, maar eerst moet er nog een band worden geplakt. Tineke is daar zeer bedreven in en vindt het gaatje razendsnel. Ik controleer de buitenband, maar kan niets vinden. Wanneer ik de binnenband in de buitenband stop ontdek ik toch nog een stukje glas.

Tineke heeft niet voor niets naar kastelen geïnformeerd. We besluiten kasteel Hoensbroek te bezichtigen. Het ligt in de buurt van Heerlen, dus kunnen we meteen de sterrenwacht aldaar even meepikken.
Een pittige tocht en daarom wordt het bergklassement meteen weer in ere hersteld. Wij rijden naar Ransdaal en die klim ken ik, dus moet ik als eerste boven kunnen zijn. Denk ik. Naomi is iedereen echter weer eens te slim af. Laat zich lekker trekken en sprint vervolgens gelanceerd als eerste over de top. Goed voor 75 punten. Tineke volgt als laatste. Zij pakt echter 25 punten op een viaduct in de buurt van Hoensbroek. Sprinten op een molshoogte doen de 'echte' klimmers niet, zodat wij haar die lol gunnen.Voordat wij het kasteel binnengaan wordt er nog even iets genuttigd. Naomi vraagt uiteraard om een vlaai, maar die kennen ze daar niet. Zij moet het met een appelpunt doen en ook dat is goed te verteren. Tineke neemt een kop soep. Bij het afrekenen wordt haar consumptie vergeten. Niet erg, want goedkoop zijn ze niet.

Het kasteel is eigendom geweest van de familie Van Hoensbroek. Het onderhouden van een dergelijk optrekje kost handen vol geld en nadat de centjes op waren, is het gebouw flink verwaarloosd.
De vereniging Ave Rex Christie ontfermt zich over het bouwval en de restauratie wordt in de crisisjaren dertig letterlijk ter hand genomen. Vanaf de grond wordt het kasteel weer opgebouwd. Aan de inrichting wordt nog gewerkt.
Er moet geld terugverdiend worden. Daarom is het gebouw al opengesteld voor publiek. Bovendien komen een Rotary- en Lionsclub in het kasteel bijeen.
Talloze oudheden zijn door de vereniging verzameld en tentoongesteld. Een bezoek is zeker de moeite waard, maar het kasteel haalt het toch niet bij het Muiderslot.
Het hemelbed heeft grote indruk gemaakt op Raema.
,,Zo'n bed wil ik later ook'', geeft zij aan.
Naomi ontdekt twee schilderijen over de Servaasbrug in Maastricht. De verscheidenheid aan zaken bevalt Tineke uitstekend, terwijl ik mij verdiep in de geschiedenis.
Nadat de kinderen nog even in 'het blok' zijn geslagen stappen we weer op. Ik vind dat ik in Hoensbroek 25 punten heeft verdiend bij een mierenhoop, die hij als eerste overwint. Maar ik krijg mijn zin niet.

Bovenaan ontdek ik de vroegere mijn Emma. Talloze mijnen zijn er nog steeds gedrapeerd in het landschap. Gebruikt wordt er geen enkele meer.
We rijden er langs en komen uit in Brunssum. Hier vraagt Naomi de weg naar de schaapskooi. Een goede uitleg blijft uit. Op goed geluk gaan we verder. Mijn richtingsgevoel laat mij ditmaal - in Valkenburg ging het faliekant mis - niet in de steek. We ontdekken een restaurant en ploffen neer op het terras. Tijd voor een boterham.
Op het terras heeft tevens een bruidspaar plaatsgenomen. De bruidsfoto's worden geschoten en gelijk met ons vertrekken zij weer. Aan de serveerster heeft Tineke dan al de weg gevraagd. Wij blijken in de buurt te zitten en kunnen dezelfde afslag als naar de sterrenwacht nemen.
In de sterrenwacht Schrieversheide is een tentoonstelling voor satelliet-tv. Dat trekt ons geen van allen, zodat wij niet naar binnen gaan. Sterren kijken is er bovendien vanavond niet bij. Dat doen ze hier alleen op dinsdag- en vrijdagavond. Naomi - onze sterrendeskundige - is teleurgesteld en komt even verderop bij de schaapskooi evenmin aan haar trekken.
De schapen zijn op de heide. Niet getreurd. Dan rijden we daarheen. Aanvankelijk is er nog iets van een bewegwijzering te vinden, maar al vlug - paddenstoelen en ANWB-borden kennen ze in deze omgeving niet - zijn we op ons gevoel aangewezen.
Een vriendelijke Limburger vertelt dat wij kunnen kiezen uit twee routes. Naar Katert of Nieuwenhagen. Beide onderdeel van Landgraaf. Achter ons ligt de Heksenberg.Een overblijfsel van de mijnbouw. We kiezen voor Katert, maar komen onderweg geen schaap tegen.

In Katert steken we de Slotweg in. Een naam, die wel past na het bezoek aan het kasteel Hoensbroek. We rijden langs de ruïne van Schaesberg en belanden onverwacht in het centrum van dit dorp.
We willen de kortste weg naar Voerendaal, maar dat is aan ons niet besteed. Voerendaal komt op de borden slechts eenmaal voor. En dan zitten we ineens op een industrieterrein.
Ik vraag de weg en krijg te horen, dat we terug moeten naar het centrum. Daar vertelt iemand, dat wij rechtdoor kunnen rijden en vervolgens bij het verkeerslicht linksaf moeten slaan. Dat licht zien we echter nergens. Toch belanden we in Voerendaal. Tineke ontdekt hier een slijterij en schaft een kruik Voerendaalse kruidenbitter aan.Aan het eind van Voerendaal begint de weg naar Ubachsberg. Tineke schrikt van de helling, die voor ons opdoemt. Ik stel haar gerust. ‘Die nemen we niet. We gaan naar Klimmen.' En dat moeten we ook tijdens het laatste stukje naar dit dorpje. Tineke wil ook wel eens in haar eigen tempo omhoog rijden en verdient de 75 punten, doordat zij simpel bij Naomi wegrijdt.
Ons turbomarietje begint meteen te zeuren. ‘Ik heb pijn in mijn rug.' En verdient daarmee meteen een pets om haar oren. Ik laat haar achter en rijd naar Tineke toe. We laten Naomi vervolgens aansluiten en die denkt nog even op een helling vijftig punten bijeen te sprokkelen. Daar steek ik echter een stokje voor.
In de afdaling behaal ik met Raema nog steeds achterop een snelheid van vijftig kilometer. Raema kraait het uit van plezier, terwijl de rest toch wel enigszins angstig wordt van het hoge tempo, dat wij realiseren. Ruim voor de anderen bereiken wij het huisje.

Na het avondeten gaan we op zoek naar het zwembad op de camping. We lopen het doodlopende straatje uit en moeten een stukje door een weiland. Raema is bang en weigert te lopen. Ik zet haar op mijn schouders. Tineke doet alsof zij ook bang is en begint het laatste stukje te rennen.
We komen nog een paar keer door een weiland, waarin koeien lopen. Raema bemerkt dat zij niets te vrezen heeft van de melkproducenten en loopt heel dapper zelfstandig door de laatste weide.
Het zwembad op de camping ligt vlakbij de uitgang. Het is zeker mooi, maar meer dan zwemmen is niet mogelijk. En eigenlijk was het de bedoeling van de kinderen om te gaan spelen in en rond het water. ‘Dat doen we dan nog wel een andere keer', brom ik.We lopen terug naar het huisje en beginnen aan een spelletje rummikub. Naomi kan uit, maar ziet de oplossing niet. Ik mag haar niet helpen van Tineke en doe dat volgens haar wel. Ik kort prompt Tinekes bedenktijd in. Naomi komt er niet uit en even later leg ik zelf mijn laatste steen weg, waarna ik Naomi aan de oplossing help.

De tijd gaat verder.
Ik ben absoluut niet bijgelovig. Zelfs niet op de dertiende dag van de vakantie van Naomi en mij. Dat het de dertiende dag was, zag ik toen ik ben gaan schrijven. Volgens vertelsels kan er op vrijdag de dertiende van alles mis gaan, maar die dag hebben wij al achter de rug.
Dat een dertiende vakantiedag ook nog voor verrassingen kan zorgen, dat heb ik - en niet alleen ik - ondervonden.

Ontbijten doen we net zoals de laatste dagen buiten. De spullen voor het zwemmen worden ingepakt. Het zwembad waar wij heen willen gaan ligt net even buiten Gulpen. De fietstocht kent weinig problemen. Naomi wordt door het vele klimmen met de dag sterker. Er steekt misschien nog wel een wielrenstertje in haar. Alleen mentaal zal zij sterker moeten worden.Even buiten Gulpen moeten we de weg naar Margraten oversteken. Daar is het een drukte van belang. We zijn duidelijk niet de enige, die het plan hebben opgevat om ons in het water te storten.
Bij het zwembad staat een rij van tientallen meters lang. Met lede ogen kijken wij daar naar. Opschieten doet het niet. Zeer langzaam gaan de mensen naar binnen. Talloze zwemliefhebbers arriveren nog. Moeten wij ons daar ook tussen mengen. Dat wordt straks weinig zwemmen. Baantjes trekken is niet mogelijk. Daar is absoluut geen ruimte voor.
Tineke en ik kijken elkaar aan. We hoeven niets te zeggen. Hier hebben wij absoluut geen zin in. Raema kan snel worden overtuigd van het feit, dat dit geen doen is. Naomi is het daar niet mee eens en legt zich mopperend bij ons besluit neer. Het badpak van Tineke moet nog maar even wachten op het inwijden.

We fietsen terug naar de verkeerslichten en overleggen wat te doen. Tineke oppert om naar het nog niet zo lang geleden geopende Foreldorado te gaan. Dit ligt op de weg naar Slenaken.Er is echter wel een maar. We hebben niet al te veel geld meegenomen en moeten derhalve zuinig aandoen. De entree is geen probleem. Enkele activiteiten kunnen er eigenlijk ook nog wel af, maar ik houd de vinger op de knip. Wel krijgen de kinderen alle ruimte en tijd om te spelen in de gratis speeltuin.

Eten bij Foreldorado is een verhaal apart. In de ruimte waar drankjes en ijs wordt verkocht is geen voedsel te vinden. In het restaurant wordt ons gevraagd wat wij willen eten. Een kaart is in geen velden of wegen te bekennen.
‘Kunt u mij aan een kaart helpen', vraag ik beleefd.
Met enig gegrom krijg ik deze ruw in de handen gedrukt. Op de menukaart staan dure diners. Dat gaat mijn budget te boven. Wij hebben meer het nuttigen van broodje voor ogen. Bij het nemen van een kop soep en een huzarensalade zijn we al volledig door ons geld heen.
‘Misschien kunnen we bij de snacks een broodje kopen', stel ik voor, terwijl ik naar een bordje wijs. Wij stappen op, maar de afdeling met de snacks is gesloten.
De laatste mogelijkheid om toch nog iets te eten is in het pannenkoekenhuis. Naomi en Raema zoeken buiten een tafeltje uit. Tineke en ik bestellen binnen pannenkoeken en nemen al vast iets te drinken mee. Wanneer wij bij het tafeltje komen, is daar een stelletje met een baby neergestreken. Het is overal ontzettend druk en nergens is er verder plaats. Geen probleem. Zij plaatsen hun bestelling en nu is het wachten geblazen.
Binnen is de organisatie volledig zoek. Onze pannenkoeken blijken aan anderen geserveerd te zijn. Hetzelfde overkomt ook onze tafelgenoten. En niet alleen aan onze tafel zitten mensen te wachten op hun bestelling. Overal wachten mensen of krijgen het verkeerde aangeleverd. Nieuwigheid moet ik maar denken. Een oplossing heb ik wel voorhanden. Gewoon met nummertjes werken. Dan is er niets aan de hand.‘Onze gasten’ krijgen uiteindelijk toch wat zij hebben gevraagd. De pannenkoeken voor ons laten nog even op zich wachten. Tineke gaat met de meiden voor de tweede keer de broedvijvers bekijken, terwijl ik geduldig wacht. Het duurt nog even, maar dan zijn ze er toch eindelijk. Eet smakelijk. Nou ja. ‘Jouw pannenkoeken thuis zijn toch echt veel lekkerder', zeg ik tegen Tineke, nadat ik de helft van mijn portie heb verorberd.

Voor ons is de pret eraf en na de maaltijd breken we op. Maar weer een stukje fietsen. Naar Margraten. Een flinke klim volgt. Naomi schakelt verkeerd terug in een bocht en belandt naast de weg. Ik wacht haar op, terwijl Tineke naar boven snelt om wat puntjes te verzamelen. Naomi en ik volgen. Op de langste helling krijgt Naomi de 75 punten van Tineke cadeau.
Even voorbij Margraten ligt het beroemde kerkhof van Amerikaanse oorlogsslachtoffers. Tineke wil dat graag bezoeken en we maken van de gelegenhuid - we zijn immers toch in de buurt - om de Cemetry te bekijken.Zeer indrukwekkend. Een groot monument voor wat nooit meer mag gebeuren. Talloze namen van Amerikanen, die in het Limburgse land zijn gesneuveld voor onze vrijheid, staan in een muur gegrift. Velen zijn begraven zonder dat echt bekend is wie daar zijn laatste rustplaats heeft gevonden.Het duurt Raema veel te lang. Al die witte kruisen. Zij loopt vooruit en belandt bij een vijver met prachtige waterlelies en gaat daar zitten. Ik loop naar haar toe. Naomi en Tineke bekijken ondertussen de kapel.
‘Wanneer ik nu mijn badpak aantrek, dan kan ik alsnog zwemmen', stelt zij voor.
Uiteraard kan dat niet. Wel mogen onze namen in het bezoekersregister worden geschreven. Tineke doet dat, zodat onze namen voor het nageslacht bewaard blijven.
Hierna is het tijd om terug te rijden. Via Sibbe duiken we naar beneden naar Valkenburg. Een kwestie van in de remmen knijpen en afstand bewaren. Vooral dat laatste is geen overbodige luxe.
Vooral Tineke is zeer oplettend. En maar goed ook. Naomi verliest haar pet en stopt abrupt. Tineke schrikt en kan haar nog net ontwijken. Zij wordt boos op de bergkoningin en bijt haar het een en ander toe. Naomi begrijpt gelukkig dat die woorden niet zijn gemeend, maar dat het van de schrik komt.

In de tuin gaan we voor het eten - dat grotendeels al is voorbereid - eerst nog zonnen. De vaat doe ik met de kinderen, terwijl Tineke de borden weer opruimt.
Na de maaltijd scheiden onze wegen. De drie vrouwen gaan naar de Vinkenhof en eten op het terras een ijsje. De bediening duurt sommige mensen te lang. Zij stappen op.
Zelf stap ik weer op de fiets voor het rondje via Ransdaal en Simpelveld. Klimmen gaat me nog steeds niet goed af. Verscholen achter de rug van een man op een racefiets klauter ik moeizaam omhoog. Naar beneden is een fluitje van een cent en gaat de kilometerteller simpel naar 54.
De weg naar Ubachsberg kent geen geheimen meer voor me en is gewoon zwaar. In Simpelveld kan ik naar beneden niet lekker vaart maken. Zowel voor als achter mij rijdt een auto. Oppassen geblazen dus.
Ik besluit het rondje iets uit te breiden naar Bocholtz. Daar wijk ik echter van mijn verdere plan af. Ik wil naar Bocholtzerheide en kom daar vermoedelijk automatisch terecht, wanneer ik de weg volg. Tot deze conclusie kom ik bij het bekijken van de kaart.
Ik kom bij Bahnerheide uit en moet daar doorheen rijden naar Overeijs. Ik sla echter af richting Vaals en kom vervolgens via Nijswiller, Wahlwiller en Wittem over veel vlakker terrein te rijden, dan mijn bedoeling is. Toch ben ik uiteindelijk blij weer terug te zijn. Het begint flink fris aan de benen te worden.
De vakantie vordert. We hebben besloten om weer een zwempoging in Gulpen te wagen. De dag begint fris. Ik maak het ontbijt en ben bang dat het zwemmen erbij zal inschieten. De kinderen willen samen de krant halen, maar treuzelen ontzettend. Daarom wordt er eerst gegeten en vervolgens gaat Naomi alleen De Volkskrant halen.
De drie meiden gaan samen een spelletje rummikub spelen. Raema wint. Ik pak mijn puzzelboekje en werk de laatste opgave af.
Raema krijgt een buggy om mee te spelen en Naomi doet vrolijk mee. Tegen het eind van de ochtend breekt de zon door de bewolking heen en langzaam wordt het iets warmer.
Ik stel voor om het mooie Gulpen met een bezoek te vereren. Tineke gaat akkoord en we stappen met z'n allen op de fiets. Bovendien nemen we onze zwemspullen mee voor het geval het weer ook nog aangenaam wordt.
In Gulpen gaan we eerst naar de AMRO-bank. We nemen geld op en wisselen onze overtollige D-marken. We lopen langs een fraai waterwerk en besluiten de Gulpenerberg te beklimmen. Vanaf deze kant is het panorama over Gulpen prachtig.
Ik zie onder andere het zandpad liggen, waarover ik naar beneden ben gereden na mijn tochtje over de Keutenberg. Van Valkenberg valt niets te ontdekken. We lopen nog enkele trappen op en bereiken de top. Wittem en Partij liggen nu ook aan onze voeten.Twee mannen komen vanaf Partij de berg op. Een hele toer en wij moedigen het dappere duo flink aan. Staand op de pedalen halen zij de top. Draaien naar rechts om bij het grote Mariabeeld te eindigen.
We willen niet de gehele dag in hogere sferen blijven en dalen, grotendeels over de asfaltweg, af. Een bordje, waarop staat dat fietsers beter kunnen afstappen, roept de verbazing van Naomi op. De weg is stijl en voor onervaren fietsers is het inderdaad verstandiger om te lopen. Een toerfietser negeert het gebod en rijdt rustig naar beneden. Hij vormt duidelijk geen gevaar voor de overige medeweggebruikers en neemt beheerst de T-afslag.

Wij keren terug naar onze fietsen en gaan toch alsnog naar het zwembad. Dat hebben meer mensen zich voorgenomen. Toch is het niet zo druk als afgelopen zondag. Voor de kassa vormt zich een kleine rij.
Een plekje vinden bij een van de buitenbaden is niet moeilijk. We gaan tussen het diepe en het middenbad zitten. Naomi en Raema willen meteen het water in.
Naomi mag van ons bovendien alleen van de glijbaan af. Er zijn drie grote banen naast elkaar en zij werkt ze alle drie achter elkaar af. Ik peins er niet over om van die helling af te glijden, heb ook geen behoefte aan het onveilig maken van het spartelbad of rond te stampen in het pierebad. Het diepe met Raema in vind ik prima.
Raema is er wel voor te porren en springt er pardoes in. Ik houd mijn bril op. ‘Anders zie ik niets'.Het duurt lang voordat ik door ben, want echt warm is het water niet. Uiterst langzaam steek ik mijn grote teen in het water. ‘Brr, dat valt tegen. Toch doorzetten, want ik heb het Raema beloofd.' Na mijn teen volgt een voet en langzaam daal ik langs een trapje naar beneden. Tineke bekijkt het schouwspel lachend en legt het vast op de foto voor het nageslacht.
Naomi is Raema gevolgd en de meiden spatten mij doornat. Voor mij het sein om volledig te water te gaan. Het hoofd - met bril - houd ik boven water. De kinderen houden het niet zolang vol en kruipen na wat rond gespetterd te hebben weer op het droge. Ik trek een paar baantjes langs de kant. ‘Zie je wel dat ik kan zwemmen. Ik houd er echter niet van dat mensen om me heen spelen. En ik wil graag de kant vast kunnen pakken of kunnen staan.'

Nadat ik het bad heb verlaten neemt Tineke Raema mee naar de gezinsglijbaan. Dat bekomt haar slecht. Op de glijbaan komen is geen probleem, maar daarna begint het gedonder. Een stel opgeschoten klieren houden zich aan de bovenkant vast en voorkomen zo dat anderen naar beneden kunnen glijden. Na enige tijd gaan zij toch naar beneden.
Onderaan houden zij zich opnieuw vast. Tineke heeft dat niet meteen in de gaten en laat zich gaan. Met enige moeite trekt zij Raema nog net langs de vervelende obstakels, maar zelf komt zij met het opgeschoten grut in aanraking. De pubers lachen daarom, maar Tineke is flink geraakt en zo voelt zij zich ook.
Zij is laaiend en strompelt terug naar onze handdoeken. In eerste instantie is er op haar been weinig zichtbaar van de botsing. De pijn is er echter niet minder om.
Zij wil verhaal halen bij de eikels, nadat zij met Henk enkele broodjes heeft gekocht. De meeste jongens reageren stupide op haar aanklacht. Slechts één jongeling begrijpt haar: ‘Sorry mevrouw. Het was niet mijn bedoeling u pijn te doen.'

De kinderen gaan ondertussen verder met hun spel en willen weer het water in. Raema laat zien absoluut niet bang te zijn voor water en springt van de duikplank in het diepe zonder dat ik in de buurt ben en zwemt terug naar de kant.
Zij heeft nu de smaak te pakken en het ritueel herhaalt zich enkele malen zonder dat een van ons aan de rand van het bassin op wacht staat. Haar zelfstandigheid wordt nog verder opgevoerd door haar alleen een ijsje te laten kopen.
Tineke en ik vinden het welletjes. Wij gaan het water niet meer in. Ik omdat het te koud is en Tineke omdat haar been aardig geblutst is.

Om ongeveer half vijf verlaten we het zwembad. In het dorp ziet Tineke een fietsenzaak en kijkt wat rond bij de wielrenspullen.
We fietsen naar Etenaken om bij Smeets boodschappen te doen. Ik stel voor om bij kasteel Oud te gaan eten en dat wordt door iedereen aangenomen. De boodschappen worden de boodschappen gelaten.
Na het diner verdwijnen de kinderen naar de speeltuin. Wij - de oudjes - kletsen onder het genot van een kop koffie nog even na. Voor een avondrit is het mij te laat geworden en we brengen de rest van de avond in ledigheid door.
Het dijbeen van Tineke is inmiddels bont en blauw gekleurd en begint aardig te zwellen. Met een koud bierblikje probeert zij de zwelling te bezweren.