Limburg 5
Pijnigen
Vakantievieren is bijkomen van alle stress van de afgelopen maanden. Vakantievieren is ontspannen. Vakantievieren is lol hebben met elkaar.
Wat doe ik mezelf aan. Ik moet wel een zeer verwrongen geest bezitten om mezelf zo te pijnigen. Vanaf het eerste moment, dat ik de bult gezien heb, weet ik: 'hier moet en zal ik tegenop'.
Ik kan de beelden van vervlogen tijden nog zo voor de geest halen. De Keutenberg is tijdens menige wielerwedstrijd al scherprechter geweest. Het is geen lange klim, maar wel venijnig. Mensenmassa's, die coureurs langs de kant aanmoedigen, maken het er allemaal niet gemakkelijker op. Zwalkende fietsers, die van links naar rechts over de steentjes slingeren in de hoop niet te hoeven afstappen. Want dat doe je niet als professionele wielrenner.
Bij iedere wedstrijd zijn er echter weer ongelukkigen, die de top niet weten te halen. Niet omdat ze niet sterk genoeg zijn, want iedere wielrenner moet dit bergje kunnen bedwingen. Neen, ze moeten afstappen, omdat ze gehinderd worden door medecoureurs, die op hun beurt weer worden opgehouden.
Ik heb de Keutenberg al beklommen. Wandelend. Geen pretje met dat kapotte rechterbeen van me. In mijn hoofd duizelt het. Hier wil ik tegenop stampen. Maar hoe moet ik ooit die berg beklimmen? De schande om halverwege terug te keren is te groot. De mensen zullen mij uitlachen als ze mij zien zwoegen. Toch wil ik er tegenop.
Al dagen ben ik vroeg wakker. Een echt ochtendmens. Meestal blijf ik nog enige tijd liggen. Lees of schrijf wat. Maar vandaag, dinsdag 17 juli 1990, dwing ik mezelf op te staan. In mijn notitieboekje schrijf ik met grote letters Keutenberg en leg het boekje open in een stoel, zodat Tineke - ik heb haar niets over mijn hersenspinsels vertelt - het boekje vindt wanneer zij wakker wordt en op zoek gaat naar mij. Zij zal onmiddellijk begrijpen waar ik mee bezig ben.
Om even over zes stap ik op mijn citybike. Het is fris. De Keutenberg licht bijna om de hoek. Op weg naar de hel kom ik een krantenbezorger tegen op zijn fiets. Hij groet mij en kijkt mij deerniswekkend aan. Ik zie hem denken: 'Weer zo'n stakker, die zo nodig moet'.
Zou hij stiekem om de hoek gluren, wanneer ik met mijn martelgang bezig ben, gaat er door mij heen. Ik schakel nerveus om de juiste versnelling te vinden. Pak het verkeerde voorblad.
De eerste meters in de bocht zijn steil en te overbruggen. Het gaat goed. Daarna komt het zware rechte gedeelte. Ik probeer terug te schakelen naar het kleine blad. Maar dat lukt niet. Ik begin van rechts naar links te zwabberen en ga weer terug naar de rechterkant van de weg. De spieren in mijn rechterbeen spelen op. Ik val bijna stil.Moeizaam - staand op mijn pedalen - kom ik vooruit. Nogmaals proberen naar een kleiner blad te schakelen. Het lukt nadat ik het steilste stuk heb overbrugd. De rest is een peulenschilletje.
Ik hijg wel, maar niet zo erg als bij de beklimming naar Ransdaal, dan lijk ik net een oude stoomlocomotief. Het tempo is bedroevend, maar daar gaat het niet om. Ik wil boven komen en dat lukt me.
Ik sla de weg nar Gulpen in en neem - dom - een onverhard pad met grint en grote stenen. Mijn dikke brede banden kunnen daar wel tegen. Het pad voert naar beneden en met flink wat doorzettingsvermogen en via de nodige stuurmanskunst kom ik heelhuids beneden.
De weg naar Margraten ligt nu open voor mij. Het werkverkeer begint op gang te komen. De automobilisten zijn onwetend betreffende mijn prestatie. Niemand steekt zijn duim op, zo van goed gedaan jochie.
Fietsers zijn op de vingers van een hand te tellen. Gegroet wordt er niet. Iedereen gaat stil zijn eigen weg. Via Margraten fiets ik naar Sibbe en Vilt.De weg gaat licht omhoog en daarna steil naar beneden.
Ik kom eindelijk tot leven. Dit gaat lekker. Met een vaartje van boven de zestig dender ik door. Via Valkenburg bereik ik mijn vakantieadres in Schin op Geul. Iets meer dan een uur ben ik weg geweest. Het gemiddelde ligt net boven de twintig kilometer. Niet gek voor iemand, die nog moet leren (toer)fietsen en absoluut niet kan klimmen.
Ik maak de rest van de familie wakker.
‘Krijg ik nu de bolletjestrui', vraag ik aan mijn gezin.
‘Je kan wel zeggen, dat je daar tegenop bent gereden, maar eerst zien', antwoordt mijn eega.
Weg is mijn feeststemming. Nogmaals die verschrikking doormaken en dan ook nog met publiek. Nee, daar begin ik (voorlopig) maar niet aan.
Een paar dagen eerder.
Het ontbijt wordt buiten genuttigd, nadat Naomi de krant heeft gehaald. De wind is enigszins aangewakkerd en maakt het er zo 's morgens vroeg niet echt lekker op. Daarom heb ik er geen trek in om uitgebreid de krant te lezen.
Na het eten verkas ik naar binnen en neem de stofzuiger ter hand. Tineke komt achter mij aan. ‘Wat is er', vraagt zij.
‘Niets.'
‘Jawel, je bent zo stil. En je gaat ineens naar binnen. Ik ken je er zit je weer iets dwars.'
‘Nou, ik vind het gewoon nog te fris om buiten te zitten. Kan dat ook. Jij bent lekker aan het lezen en doet meestal het huishouden. Ik vind dat ik ook weleens kan poetsen.'
Het huisje krijgt een grote beurt van mij en daarna gaan we boodschappen doen. Raema zoekt kaarten uit om te versturen. Naomi heeft de pech dat een wesp haar bloed erg lekker vindt en steekt haar in haar keel. Ze heeft pijn. Laat dat ook weten en zorgt derhalve voor een hoop kabaal.
In de winkel dept een meisje een servet met wat azijn. Dat druk ik op haar keel. Tineke en Raema gaan vervolgens door met hun bezigheden en ik ga met Naomi naar buiten. Op de trap van het 'Ljubljana-Schin op Geul vriendschap monument' wordt het servet nog een paar keer nat gemaakt en knoei daarbij azijn. Dat bijt meteen lekker uit op de traptreden.
Raema heeft zin in een luie dag. Geen wonder want zij heeft het wel enorm druk gehad. Iedere dag weer achterop zitten, daar word je wel flink moe van.
Wij hebben wel zin om er op uit te trekken. Voor een wandeling. De meerderheid telt, zodat we kiezen voor een tocht van ongeveer vijf kilometer. Het pad voert aanvankelijk enige tijd door de weilanden, waarna we de provinciale weg tussen Valkenburg en Wijlre bereiken. Deze steken we over in de buurt van Etenaken en kuieren omhoog tussen talloze akkers.
Raema baalt en voert een act op. Zij volgt op meters achterstand en wil gedragen worden. Ze krijgt haar zin niet en blijft mokken. De weg gaat uiteindelijk weer omlaag en dat is voor haar het sein om zich verder maar stil te houden. De tocht eindigt officieel schuin tegenover de Eikenderweg. Wij bouwen echter nog een extraatje in en wandelen door naar 'Ons Koffiehoes' van Limburgiaster Frits de Graaf. Hij herkent Naomi nog van ons eerdere bezoek. Zij zat toen enige tijd te puzzelen. ‘Is de puzzel al af', vraagt de ex-international.
‘Ja', zegt onze meid dapper.
Tineke wil graag een coupe ijs. Het ijs is bijna op, maar met flink schrapen komt de oude baas een heel eind. Voor de kinderen is er de traditionele Limburgse vlaai.
In het huisje kijken we televisie. We zijn alle vier moe en vallen pardoes in slaap. Een hazenslaapje zo vlak voor het eten is zo verkwikkend. Het broodje gezond (met knakworstje) geeft mij weer energie. De vaat doen we met zijn allen en na het werk staat de koffie al te pruttelen.
Ik wil nog een rondje fietsen. Wil weten hoe de weg naar Meersen eruit ziet. Die route wil ik gaan rijden, wanneer we naar huis gaan.
‘Ga je mee Naomi?', vraag ik. ‘Dan gaan we de weg naar huis verkennen.'
Ze heeft geen zin, maar vlak voordat ik vertrek, komt zij alsnog aanrennen. Overgehaald door Tineke. De weg naar Meerssen nemen we probleemloos. Met een gemiddelde van boven de twintig. We rijden via Rothem door naar Maastricht. Naomi ziet daar tegenop, maar voor zij het beseft is de gemeentegrens van de provinciehoofdstad gepasseerd. We komen langs het stadion van MVV en ik vraag de weg. Het valt mij iedere keer weer op hoeveel mensen hun eigen omgeving niet kennen. We worden verkeerd gestuurd en belanden op een doodlopende weg.
Terwijl wij terugrijden ontdek ik een herkenningspunt. Ik volg de route naar het pension, waar wij enige tijd hebben verbleven. Op de Keerderstraat weet ook Naomi waar we zijn. De rest van de weg naar Valkenburg zoeken is een peulenschilletje. Het afleggen is echter totaal iets anders. Er staat flink veel tegenwind en dat breekt Naomi naar Berg op. Zij stelt zich vervolgens op de molshoopjes naar Valkenburg aan en kijkt vooral op tegen de Cauberg. Dat is echter weer een fluitje van een cent. Net als een week eerder is het een kwestie van dalen. Er is wel een verschil. Ditmaal hebben we geen bagage bij ons. Met ingeknepen remmen halen we de 45 kilometer per uur.
Beneden in het dorp is het razenddruk. De vakantietijd is inmiddels goed op gang gekomen en de vakantiegangers nemen bezit van Limburgs vakantieoord nummer één.
We laveren tussen de toeristen door. Hier en daar ontvangen we een kwade blik, wanneer we luid bellend ons door de menigte wringen. We bereiken heelhuids het andere eind van Valkenburg en rijden linea recta door naar ons verblijf.
Raema ligt al op één oor. Ik heb Naomi nog een ijsje beloofd, mar eerst wil zij nog wat water drinken. Zij durft niet alleen naar de Vinkenoog te gaan en daarom wandel ik met haar mee.
Buiten drijft een hete luchtballon (Limburgs Dagblad) over het fraaie landschap. Ik vind dat altijd weer een magistraal gezicht en blijf enige tijd staan kijken.
In het restaurant kiest Naomi voor een Cornetto.
‘Weet je dat zeker', vraag ik enigszins teleurgesteld. Ik hoop dat zij toch een coupe zal nemen, zodat ik op het terrasje kan plaatsnemen en een bak koffie kan nemen. Zij blijft bij haar beslissing. Ik laat de koffie nu maar voor wat hij is en samen gaan we terug. Thuis duikt Naomi snel onder de wol. Samen met Tineke maak ik de kruik kruidenbitter soldaat.
Tijdens een luierdag kan je nog heel wat aan de weet komen. Ik kom in gesprek met de eigenaar van het vakantiehuisje aan de Eilanderweg.
Ik bewonder zijn tuin en hij begint met mij uit te leggen hoe en wanneer er gesnoeid dient te worden. Ik luister aandachtig, maar ben het meeste al snel vergeten. Ik kan genieten van een fraai aangelegde tuin met mooie bijzondere bloemen en planten, maar ook gewone bloemen en de kleurenpracht kunnen mij bekoren.
Zelf een snoeischaar ter hand nemen, zal niet snel gebeuren. Dat laat ik toch echt aan Tineke over, die daar niet alleen meer plezier aan beleeft, maar bovendien ook meer verstand van heeft. Ook zie ik vaak het verschil tussen gewone gewassen en onkruid niet. Laat mij daarom maar genieten.
De Awacs, die wij regelmatig zien vliegen in de buurt van Valkenburg, maken in deze omgeving gebruik van de warmere lucht om al cirkelend op te stijgen.
In de hogere sferen bewaken zij vervolgens tot ver in Europa het luchtruim. De koude oorlog is inmiddels zo'n beetje voorbij. Toch komt het nog weleens voor, dat er ingegrepen dient te worden. Een enkele keer probeert een Rus onze westerse verdediging uit. Laag invliegend weet het rode gevaar talloze radarsystemen te omzeilen. Pas ver in Frankrijk wordt hij door een Awacs ontdekt en vervolgens weggejaagd.
Geen prettig idee, dat de 'commies' zover kunnen komen. Nu is het nog vredestijd, maar in oorlogstijd kunnen ze al toegeslagen hebben, voordat wijk er erg in hebben. Wat te denken ook van de talloze raketsystemen. Erg veilig voel ik me ineens niet meer.
Ik weet al van mijn diensttijd, dat een leger tegenhouden - of beter gesteld enige tijd ophouden - geen gemakkelijke opgave is. Kanonnenvoer zijn de soldaten tegenwoordig. Het gevaar komt vooral uit de lucht en in de toekomst zal de luchtmacht een steeds grotere rol gaan vervullen.
Het Limburgse land is niet zo schoon als wij wel eens denken. De Geul heeft bijvoorbeeld veel weg van een open riool en is eigenlijk absoluut niet geschikt om in te zwemmen of te pootjebaden.De camping Schoonbron - even verderop gelegen - is niet aangesloten op het riool. Er zijn putten geslagen om de drek in te bewaren, maar het komt regelmatig voor dat deze putten overstromen en dan verdwijnt de viezigheid in het riviertje.
De woningen aan de Eilanderweg en nog enkele straten in de buurt zijn evenmin aangesloten op het rioleringssysteem. ‘Maar we moeten er wel voor betalen. Deze situatie zal nog wel enige tijd duren', laat de appartementeigenaar weten.
Aan de vervuiling van het milieu werken we dus allemaal mee. Velen doen dat ongemerkt, maar tallozen ook bewust. Ondanks dat er zoveel over milieuvervuiling gepraat en geschreven wordt.
Weer een paar dagen later
Een ezel stoot zich in het gemeen geen tweemaal aan dezelfde steen. Mensen zijn soms dommer dan ezels en maken dezelfde fout vaker dan een keer.
Neem Naomi. Zij is al eens bij het inrijden van de tuin onderuit gegaan, doordat zij in het losse grint te hard remt. Vandaag doet zij dat opnieuw en prompt slipt Naomi.
Een bloedbad - ter grootte van een speldenknop aan de vinger - is het gevolg. De schrik is er uiteraard veel groter.
‘Kijk. Bloed', laat zij aan Tineke zien.
Tineke speelt het spel mee en doet de arm in een zelf gefabriceerde mitella. Naomi is daar zo verguld van, dat zij met haar arm in de theedoek op stap wil naar De Kluis.
Op de aangeschafte wandelkaart hebben we zelf een route uitgestippeld, die wij willen afleggen. Het traject begint bij kasteel Schaloen. We dollen even wie zich over de kaart moet ontfermen. Tineke is geen licht in het kaartlezen. Zelf neem is sommige punten te letterlijk en ga daarom nogal eens de mist in. Toch word ik tot opperkaartlezer gebombardeerd.
Tineke is veel slimmer dan ik en volgt de paaltjes, die in het landschap zijn neergezet om een vaste route te volgen. Zo komt zij toch op haar bestemming.
Zo bereiken we de drie beeldjes. Volgens de overlevering zijn deze bij de brug neergezet, omdat de Heer van Schaloen niet met zijn paarden over de brug kan rijden. Alleen al bij het idee weigeren de beesten. Na plaatsing van de heiligenbeelden zijn de dieren echter zo mak als een lammetje.
Bovenop de Schaelsberg staat De Kluis, zoals de hermitage vaak wordt genoemd. Het gebouwtje is vanaf ver in de zeventiende eeuw tot 1930 bewoond geweest door een of meer kluizenaars. Tegenwoordig doet het dienst als een klein museum. Het leven van de kluizenaars wordt uitvoerig uitgelegd.
Zowel binnen als buiten is de kruisweg van Jezus uitgebeeld. Buiten ontdekt Tineke bij de laatste beeltenis een aantal mijnwerkersattributen. Een vreemde gewaarwording. Ik geef er een andere betekenis aan: de doornenkrans, de gesel en de spies.
We wandelen verder door het bos en langs akkers. Ondereg hebben we een fraai uitzicht op het gehucht Euveren, maar ook Valkenburg zien we liggen.
Bij kasteel Oost - opgetrokken uit mergelsteen - vermaken de kinderen zich in de speeltijd, terwijl Tineke en ik iets drinken.
In het gebouw is tevens een goedkoop restaurant gevestigd. Daarnaast dient het als vakantieoord voor de jeugd.
Onze weg voert verder langs de Geul. We ontdekken enkele kleine stroomversnellingen. Tevens komen we bij de uitmonding van een bron: de St. Jansbron. In de Geul komen talloze van deze bronnen uit. Het water uit deze bronnen is voor het merendeel zeer schoon. Dat komt ook omdat de boeren in de omgeving hun landerijen niet zomaar mogen bemesten. Er is namelijk sprake van een waterwingebied. Toch is het water van de Geul zelf niet overal schoon.
Voordat we via 'de beeldjes' naar onze fietsen teruglopen ontdekken we - net als in het eerste gedeelte van onze wandeling - een zeldzaam plantje in de berm.
Dit plantje intrigeert ons. Het is ons al eerder opgevallen in de buurt van de steenkolenmijnen. Later op de dag ontdekt Naomi de naam van het plantje.
Voordat het zover is, vervult Raema nog een komische hoofdrol. Zij scheert met een steen langs het hoofd van Tineke.
‘Hoe vaak heb ik je nu al gewaarschuwd om niet met stenen te gooien', vraagt Tineke.
Raema denkt nadrukkelijk na en telt op haar vingers tot drie.
Tineke kan vanaf dat moment niet langer kwaad zijn.
We fietsen hierna naar de orchideeëntuin. Het is te laat voor een bezoek, maar dat kunnen we op een andere dag nog doen. Wel wordt er nog even gekeken van hoe laat tot hoe laat we in de tuin terechtkunnen. We maken daarvoor een kleine omweg. Vanaf 1 juli is de tuin niet meer open voor het publiek ontdekken we tot ons verdriet.
We bezichtigen enkele borden, die buiten op de muren zijn opgehangen. Op deze borden wordt de groei van de orchidee uitgebeeld. Tevens zijn er enkele voorbeelden van deze bloem geportretteerd. Naomi ziet ineens een afbeelding van onze mysterieuze plant: de Aronskelk.
Vakantievieren is bijkomen van alle stress van de afgelopen maanden. Vakantievieren is ontspannen. Vakantievieren is lol hebben met elkaar.
Wat doe ik mezelf aan. Ik moet wel een zeer verwrongen geest bezitten om mezelf zo te pijnigen. Vanaf het eerste moment, dat ik de bult gezien heb, weet ik: 'hier moet en zal ik tegenop'.
Ik kan de beelden van vervlogen tijden nog zo voor de geest halen. De Keutenberg is tijdens menige wielerwedstrijd al scherprechter geweest. Het is geen lange klim, maar wel venijnig. Mensenmassa's, die coureurs langs de kant aanmoedigen, maken het er allemaal niet gemakkelijker op. Zwalkende fietsers, die van links naar rechts over de steentjes slingeren in de hoop niet te hoeven afstappen. Want dat doe je niet als professionele wielrenner.
Bij iedere wedstrijd zijn er echter weer ongelukkigen, die de top niet weten te halen. Niet omdat ze niet sterk genoeg zijn, want iedere wielrenner moet dit bergje kunnen bedwingen. Neen, ze moeten afstappen, omdat ze gehinderd worden door medecoureurs, die op hun beurt weer worden opgehouden.
Ik heb de Keutenberg al beklommen. Wandelend. Geen pretje met dat kapotte rechterbeen van me. In mijn hoofd duizelt het. Hier wil ik tegenop stampen. Maar hoe moet ik ooit die berg beklimmen? De schande om halverwege terug te keren is te groot. De mensen zullen mij uitlachen als ze mij zien zwoegen. Toch wil ik er tegenop.
Al dagen ben ik vroeg wakker. Een echt ochtendmens. Meestal blijf ik nog enige tijd liggen. Lees of schrijf wat. Maar vandaag, dinsdag 17 juli 1990, dwing ik mezelf op te staan. In mijn notitieboekje schrijf ik met grote letters Keutenberg en leg het boekje open in een stoel, zodat Tineke - ik heb haar niets over mijn hersenspinsels vertelt - het boekje vindt wanneer zij wakker wordt en op zoek gaat naar mij. Zij zal onmiddellijk begrijpen waar ik mee bezig ben.
Om even over zes stap ik op mijn citybike. Het is fris. De Keutenberg licht bijna om de hoek. Op weg naar de hel kom ik een krantenbezorger tegen op zijn fiets. Hij groet mij en kijkt mij deerniswekkend aan. Ik zie hem denken: 'Weer zo'n stakker, die zo nodig moet'.
Zou hij stiekem om de hoek gluren, wanneer ik met mijn martelgang bezig ben, gaat er door mij heen. Ik schakel nerveus om de juiste versnelling te vinden. Pak het verkeerde voorblad.
De eerste meters in de bocht zijn steil en te overbruggen. Het gaat goed. Daarna komt het zware rechte gedeelte. Ik probeer terug te schakelen naar het kleine blad. Maar dat lukt niet. Ik begin van rechts naar links te zwabberen en ga weer terug naar de rechterkant van de weg. De spieren in mijn rechterbeen spelen op. Ik val bijna stil.Moeizaam - staand op mijn pedalen - kom ik vooruit. Nogmaals proberen naar een kleiner blad te schakelen. Het lukt nadat ik het steilste stuk heb overbrugd. De rest is een peulenschilletje.
Ik hijg wel, maar niet zo erg als bij de beklimming naar Ransdaal, dan lijk ik net een oude stoomlocomotief. Het tempo is bedroevend, maar daar gaat het niet om. Ik wil boven komen en dat lukt me.
Ik sla de weg nar Gulpen in en neem - dom - een onverhard pad met grint en grote stenen. Mijn dikke brede banden kunnen daar wel tegen. Het pad voert naar beneden en met flink wat doorzettingsvermogen en via de nodige stuurmanskunst kom ik heelhuids beneden.
De weg naar Margraten ligt nu open voor mij. Het werkverkeer begint op gang te komen. De automobilisten zijn onwetend betreffende mijn prestatie. Niemand steekt zijn duim op, zo van goed gedaan jochie.
Fietsers zijn op de vingers van een hand te tellen. Gegroet wordt er niet. Iedereen gaat stil zijn eigen weg. Via Margraten fiets ik naar Sibbe en Vilt.De weg gaat licht omhoog en daarna steil naar beneden.
Ik kom eindelijk tot leven. Dit gaat lekker. Met een vaartje van boven de zestig dender ik door. Via Valkenburg bereik ik mijn vakantieadres in Schin op Geul. Iets meer dan een uur ben ik weg geweest. Het gemiddelde ligt net boven de twintig kilometer. Niet gek voor iemand, die nog moet leren (toer)fietsen en absoluut niet kan klimmen.
Ik maak de rest van de familie wakker.
‘Krijg ik nu de bolletjestrui', vraag ik aan mijn gezin.
‘Je kan wel zeggen, dat je daar tegenop bent gereden, maar eerst zien', antwoordt mijn eega.
Weg is mijn feeststemming. Nogmaals die verschrikking doormaken en dan ook nog met publiek. Nee, daar begin ik (voorlopig) maar niet aan.
Een paar dagen eerder.
Het ontbijt wordt buiten genuttigd, nadat Naomi de krant heeft gehaald. De wind is enigszins aangewakkerd en maakt het er zo 's morgens vroeg niet echt lekker op. Daarom heb ik er geen trek in om uitgebreid de krant te lezen.
Na het eten verkas ik naar binnen en neem de stofzuiger ter hand. Tineke komt achter mij aan. ‘Wat is er', vraagt zij.
‘Niets.'
‘Jawel, je bent zo stil. En je gaat ineens naar binnen. Ik ken je er zit je weer iets dwars.'
‘Nou, ik vind het gewoon nog te fris om buiten te zitten. Kan dat ook. Jij bent lekker aan het lezen en doet meestal het huishouden. Ik vind dat ik ook weleens kan poetsen.'
Het huisje krijgt een grote beurt van mij en daarna gaan we boodschappen doen. Raema zoekt kaarten uit om te versturen. Naomi heeft de pech dat een wesp haar bloed erg lekker vindt en steekt haar in haar keel. Ze heeft pijn. Laat dat ook weten en zorgt derhalve voor een hoop kabaal.
In de winkel dept een meisje een servet met wat azijn. Dat druk ik op haar keel. Tineke en Raema gaan vervolgens door met hun bezigheden en ik ga met Naomi naar buiten. Op de trap van het 'Ljubljana-Schin op Geul vriendschap monument' wordt het servet nog een paar keer nat gemaakt en knoei daarbij azijn. Dat bijt meteen lekker uit op de traptreden.
Raema heeft zin in een luie dag. Geen wonder want zij heeft het wel enorm druk gehad. Iedere dag weer achterop zitten, daar word je wel flink moe van.
Wij hebben wel zin om er op uit te trekken. Voor een wandeling. De meerderheid telt, zodat we kiezen voor een tocht van ongeveer vijf kilometer. Het pad voert aanvankelijk enige tijd door de weilanden, waarna we de provinciale weg tussen Valkenburg en Wijlre bereiken. Deze steken we over in de buurt van Etenaken en kuieren omhoog tussen talloze akkers.
Raema baalt en voert een act op. Zij volgt op meters achterstand en wil gedragen worden. Ze krijgt haar zin niet en blijft mokken. De weg gaat uiteindelijk weer omlaag en dat is voor haar het sein om zich verder maar stil te houden. De tocht eindigt officieel schuin tegenover de Eikenderweg. Wij bouwen echter nog een extraatje in en wandelen door naar 'Ons Koffiehoes' van Limburgiaster Frits de Graaf. Hij herkent Naomi nog van ons eerdere bezoek. Zij zat toen enige tijd te puzzelen. ‘Is de puzzel al af', vraagt de ex-international.
‘Ja', zegt onze meid dapper.
Tineke wil graag een coupe ijs. Het ijs is bijna op, maar met flink schrapen komt de oude baas een heel eind. Voor de kinderen is er de traditionele Limburgse vlaai.
In het huisje kijken we televisie. We zijn alle vier moe en vallen pardoes in slaap. Een hazenslaapje zo vlak voor het eten is zo verkwikkend. Het broodje gezond (met knakworstje) geeft mij weer energie. De vaat doen we met zijn allen en na het werk staat de koffie al te pruttelen.
Ik wil nog een rondje fietsen. Wil weten hoe de weg naar Meersen eruit ziet. Die route wil ik gaan rijden, wanneer we naar huis gaan.
‘Ga je mee Naomi?', vraag ik. ‘Dan gaan we de weg naar huis verkennen.'
Ze heeft geen zin, maar vlak voordat ik vertrek, komt zij alsnog aanrennen. Overgehaald door Tineke. De weg naar Meerssen nemen we probleemloos. Met een gemiddelde van boven de twintig. We rijden via Rothem door naar Maastricht. Naomi ziet daar tegenop, maar voor zij het beseft is de gemeentegrens van de provinciehoofdstad gepasseerd. We komen langs het stadion van MVV en ik vraag de weg. Het valt mij iedere keer weer op hoeveel mensen hun eigen omgeving niet kennen. We worden verkeerd gestuurd en belanden op een doodlopende weg.
Terwijl wij terugrijden ontdek ik een herkenningspunt. Ik volg de route naar het pension, waar wij enige tijd hebben verbleven. Op de Keerderstraat weet ook Naomi waar we zijn. De rest van de weg naar Valkenburg zoeken is een peulenschilletje. Het afleggen is echter totaal iets anders. Er staat flink veel tegenwind en dat breekt Naomi naar Berg op. Zij stelt zich vervolgens op de molshoopjes naar Valkenburg aan en kijkt vooral op tegen de Cauberg. Dat is echter weer een fluitje van een cent. Net als een week eerder is het een kwestie van dalen. Er is wel een verschil. Ditmaal hebben we geen bagage bij ons. Met ingeknepen remmen halen we de 45 kilometer per uur.
Beneden in het dorp is het razenddruk. De vakantietijd is inmiddels goed op gang gekomen en de vakantiegangers nemen bezit van Limburgs vakantieoord nummer één.
We laveren tussen de toeristen door. Hier en daar ontvangen we een kwade blik, wanneer we luid bellend ons door de menigte wringen. We bereiken heelhuids het andere eind van Valkenburg en rijden linea recta door naar ons verblijf.
Raema ligt al op één oor. Ik heb Naomi nog een ijsje beloofd, mar eerst wil zij nog wat water drinken. Zij durft niet alleen naar de Vinkenoog te gaan en daarom wandel ik met haar mee.
Buiten drijft een hete luchtballon (Limburgs Dagblad) over het fraaie landschap. Ik vind dat altijd weer een magistraal gezicht en blijf enige tijd staan kijken.
In het restaurant kiest Naomi voor een Cornetto.
‘Weet je dat zeker', vraag ik enigszins teleurgesteld. Ik hoop dat zij toch een coupe zal nemen, zodat ik op het terrasje kan plaatsnemen en een bak koffie kan nemen. Zij blijft bij haar beslissing. Ik laat de koffie nu maar voor wat hij is en samen gaan we terug. Thuis duikt Naomi snel onder de wol. Samen met Tineke maak ik de kruik kruidenbitter soldaat.
Tijdens een luierdag kan je nog heel wat aan de weet komen. Ik kom in gesprek met de eigenaar van het vakantiehuisje aan de Eilanderweg.
Ik bewonder zijn tuin en hij begint met mij uit te leggen hoe en wanneer er gesnoeid dient te worden. Ik luister aandachtig, maar ben het meeste al snel vergeten. Ik kan genieten van een fraai aangelegde tuin met mooie bijzondere bloemen en planten, maar ook gewone bloemen en de kleurenpracht kunnen mij bekoren.
Zelf een snoeischaar ter hand nemen, zal niet snel gebeuren. Dat laat ik toch echt aan Tineke over, die daar niet alleen meer plezier aan beleeft, maar bovendien ook meer verstand van heeft. Ook zie ik vaak het verschil tussen gewone gewassen en onkruid niet. Laat mij daarom maar genieten.
De Awacs, die wij regelmatig zien vliegen in de buurt van Valkenburg, maken in deze omgeving gebruik van de warmere lucht om al cirkelend op te stijgen.
In de hogere sferen bewaken zij vervolgens tot ver in Europa het luchtruim. De koude oorlog is inmiddels zo'n beetje voorbij. Toch komt het nog weleens voor, dat er ingegrepen dient te worden. Een enkele keer probeert een Rus onze westerse verdediging uit. Laag invliegend weet het rode gevaar talloze radarsystemen te omzeilen. Pas ver in Frankrijk wordt hij door een Awacs ontdekt en vervolgens weggejaagd.
Geen prettig idee, dat de 'commies' zover kunnen komen. Nu is het nog vredestijd, maar in oorlogstijd kunnen ze al toegeslagen hebben, voordat wijk er erg in hebben. Wat te denken ook van de talloze raketsystemen. Erg veilig voel ik me ineens niet meer.
Ik weet al van mijn diensttijd, dat een leger tegenhouden - of beter gesteld enige tijd ophouden - geen gemakkelijke opgave is. Kanonnenvoer zijn de soldaten tegenwoordig. Het gevaar komt vooral uit de lucht en in de toekomst zal de luchtmacht een steeds grotere rol gaan vervullen.
Het Limburgse land is niet zo schoon als wij wel eens denken. De Geul heeft bijvoorbeeld veel weg van een open riool en is eigenlijk absoluut niet geschikt om in te zwemmen of te pootjebaden.De camping Schoonbron - even verderop gelegen - is niet aangesloten op het riool. Er zijn putten geslagen om de drek in te bewaren, maar het komt regelmatig voor dat deze putten overstromen en dan verdwijnt de viezigheid in het riviertje.
De woningen aan de Eilanderweg en nog enkele straten in de buurt zijn evenmin aangesloten op het rioleringssysteem. ‘Maar we moeten er wel voor betalen. Deze situatie zal nog wel enige tijd duren', laat de appartementeigenaar weten.
Aan de vervuiling van het milieu werken we dus allemaal mee. Velen doen dat ongemerkt, maar tallozen ook bewust. Ondanks dat er zoveel over milieuvervuiling gepraat en geschreven wordt.
Weer een paar dagen later
Een ezel stoot zich in het gemeen geen tweemaal aan dezelfde steen. Mensen zijn soms dommer dan ezels en maken dezelfde fout vaker dan een keer.
Neem Naomi. Zij is al eens bij het inrijden van de tuin onderuit gegaan, doordat zij in het losse grint te hard remt. Vandaag doet zij dat opnieuw en prompt slipt Naomi.
Een bloedbad - ter grootte van een speldenknop aan de vinger - is het gevolg. De schrik is er uiteraard veel groter.
‘Kijk. Bloed', laat zij aan Tineke zien.
Tineke speelt het spel mee en doet de arm in een zelf gefabriceerde mitella. Naomi is daar zo verguld van, dat zij met haar arm in de theedoek op stap wil naar De Kluis.
Op de aangeschafte wandelkaart hebben we zelf een route uitgestippeld, die wij willen afleggen. Het traject begint bij kasteel Schaloen. We dollen even wie zich over de kaart moet ontfermen. Tineke is geen licht in het kaartlezen. Zelf neem is sommige punten te letterlijk en ga daarom nogal eens de mist in. Toch word ik tot opperkaartlezer gebombardeerd.
Tineke is veel slimmer dan ik en volgt de paaltjes, die in het landschap zijn neergezet om een vaste route te volgen. Zo komt zij toch op haar bestemming.
Zo bereiken we de drie beeldjes. Volgens de overlevering zijn deze bij de brug neergezet, omdat de Heer van Schaloen niet met zijn paarden over de brug kan rijden. Alleen al bij het idee weigeren de beesten. Na plaatsing van de heiligenbeelden zijn de dieren echter zo mak als een lammetje.
Bovenop de Schaelsberg staat De Kluis, zoals de hermitage vaak wordt genoemd. Het gebouwtje is vanaf ver in de zeventiende eeuw tot 1930 bewoond geweest door een of meer kluizenaars. Tegenwoordig doet het dienst als een klein museum. Het leven van de kluizenaars wordt uitvoerig uitgelegd.
Zowel binnen als buiten is de kruisweg van Jezus uitgebeeld. Buiten ontdekt Tineke bij de laatste beeltenis een aantal mijnwerkersattributen. Een vreemde gewaarwording. Ik geef er een andere betekenis aan: de doornenkrans, de gesel en de spies.
We wandelen verder door het bos en langs akkers. Ondereg hebben we een fraai uitzicht op het gehucht Euveren, maar ook Valkenburg zien we liggen.
Bij kasteel Oost - opgetrokken uit mergelsteen - vermaken de kinderen zich in de speeltijd, terwijl Tineke en ik iets drinken.
In het gebouw is tevens een goedkoop restaurant gevestigd. Daarnaast dient het als vakantieoord voor de jeugd.
Onze weg voert verder langs de Geul. We ontdekken enkele kleine stroomversnellingen. Tevens komen we bij de uitmonding van een bron: de St. Jansbron. In de Geul komen talloze van deze bronnen uit. Het water uit deze bronnen is voor het merendeel zeer schoon. Dat komt ook omdat de boeren in de omgeving hun landerijen niet zomaar mogen bemesten. Er is namelijk sprake van een waterwingebied. Toch is het water van de Geul zelf niet overal schoon.
Voordat we via 'de beeldjes' naar onze fietsen teruglopen ontdekken we - net als in het eerste gedeelte van onze wandeling - een zeldzaam plantje in de berm.
Dit plantje intrigeert ons. Het is ons al eerder opgevallen in de buurt van de steenkolenmijnen. Later op de dag ontdekt Naomi de naam van het plantje.
Voordat het zover is, vervult Raema nog een komische hoofdrol. Zij scheert met een steen langs het hoofd van Tineke.
‘Hoe vaak heb ik je nu al gewaarschuwd om niet met stenen te gooien', vraagt Tineke.
Raema denkt nadrukkelijk na en telt op haar vingers tot drie.
Tineke kan vanaf dat moment niet langer kwaad zijn.
We fietsen hierna naar de orchideeëntuin. Het is te laat voor een bezoek, maar dat kunnen we op een andere dag nog doen. Wel wordt er nog even gekeken van hoe laat tot hoe laat we in de tuin terechtkunnen. We maken daarvoor een kleine omweg. Vanaf 1 juli is de tuin niet meer open voor het publiek ontdekken we tot ons verdriet.
We bezichtigen enkele borden, die buiten op de muren zijn opgehangen. Op deze borden wordt de groei van de orchidee uitgebeeld. Tevens zijn er enkele voorbeelden van deze bloem geportretteerd. Naomi ziet ineens een afbeelding van onze mysterieuze plant: de Aronskelk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten