3 juli 2010

Balkon van Volos

Deel 19 donderdag 27 mei 2010
Opnieuw vroeg wakker en lezen. Voor ik naar de bakker ga en het ontbijt verzorg. Tineke stelt voor om vandaag de rit naar het noorden te maken. Prima, ik bekijk de kaart en zie dat het niet helemaal nodig is om volledig rond te rijden, langs de oostkust en dan naar beneden. Wel moeten we door Volos rijden. Die door mij uitgestippelde weg is echter niet noodzakelijk. Dat zie ik als we de weg - voor ik er erg in heb – voorbijrijden en zie dat we door rechtdoor te rijden langs het stadion van Olympiakos Volos op de ring uitkomen. Dat is ook goed. Daar zal ongetwijfeld een aanwijzing te vinden zijn voor de weg naar Makrínitsa of Xánia. De aanwijzing Zagorá is ook goed.
We verlaten Iolkos en op de grote weg worden de afslagen prima aangegeven. Daarna heel rustig rijden en de aanduiding (op kleine bordjes) naar Makrinítsa volgen. De berg opent zich voor ons. En dat geldt ook voor het dorp. Dit dorp wordt wel het Balkon van Volos genoemd. Het waarom wordt niet alleen van beneden naar boven kijkend duidelijk, maar ook als je vanuit de top van het dorp je blik langs de woningen naar beneden laat gaan.
Daar ver in de diepte ligt Volos, een compacte stad, die in 1955 door een aardbeving is verwoest en daarna volgens een Amerikaans principe – met rechte elkaar kruisende wegen – weer is opgebouwd. De pier en de havenblokken zijn ook heel goed zichtbaar.
Parkeren op een van de grote parkeerplaatsen buiten het dorp wordt ons aangeraden. Dus wordt de auto snel aan de kant gezet, lopen we langs de Magdalenakerk, door twee bochten en dan… Stop. ‘Zo zijn we nog wel een uurtje bezig’, zegt Tineke. Heel terecht, die opmerking. Het hoogteverschil tussen de benedenwoningen en de top bedraagt maar liefst 350 meter. En dit wandelend afleggen kan toch niet de bedoeling zijn. Voor ons heel ver in de hoogte ligt het centrum. We wandelen terug en halen de auto op. Dichterbij het centrum moet ook parkeergelegenheid zijn. En dat is er ook.
Busladingen mensen worden er hier gedropt. Vooral vrouwen en kinderen. Voor de bussen is zelfs een apart keerpunt ingericht. Op het pleintje, vlak voor je het centrum inloopt, zetten wij de auto neer. We worden bijna naar de Plateia gedragen. Volg het grote aantal souvenirwinkeltjes en je komt vanzelf bij de eeuwig stromende fontein.
De vier leeuwenkoppen op de fontein dateren al uit 1809.
De Magdalenakerk had ik al genoemd, verder zijn er nog kerken voor de Heilige Maagd Maria, Athanassios, Nikolaos en Georgios. De belangrijkste kerk staat naast de oude plataan op het plein. De kerk van Johannes de Dooper, die in 1800 is gebouwd volgens de normen die in Pilion golden. Behalve de oude houten ikonostase is er een prachtige wandschildering, met het hoofd van Johannes op een schaal.
Ook de buitenkant van het kerkje ziet er met enkele schilderingen en versieringen mooi uit.
De zoektocht naar het huis met de wandschildering van Theofilos loopt op niets uit. Vermoedelijk gaat het om de taveerne met de naam van deze schilder afkomstig van Lesvos. Die taveerne is echter dicht.
In het oude patriciërshuis van de familie Topali is tegenwoordig een museum ingericht. Een folkloristisch museum. Toen de familie het huis om die reden aan de bevolking schonk waren er iets meer dan 300 voorwerpen, dat aantal is nu vervijfvoudigd. Je ziet er oude wapens, oude gebruiksvoorwerpen, munt- en papiergeld, kleding meubels, maar ook enkele hedendaagse schilderijen.
Genoeg over Makrinítsa. Door naar Portária, waar we enkele tomaten kopen en enkele bekende kunstwerken zien hangen. Kunstwerken die horen bij een serie, waarvan een deel ook bij Naomi en Martin aan de muur hangt. De prijzen hier zijn ons te gortig, dus we laten ze rustig hangen. Sorry kinders, maar volgend jaar nemen jullie zelf maar iets mee uit Molyvos.
In het begin van de twintigste eeuw was hotel Theoxeni het meest luxueuze en grootste hotel van de hele Balkan. Tegenwoordig heeft Portária een groot deel van haar commerciële glans verloren. Het dorp dankt haar naam aan het klooster van de Maagd Maria van Portareas. Veel van de patriciërshuizen zijn omgebouwd tot hotel op appartementencomplex. Die huizen zijn gebouwd door Grieken die hun land zijn ontvlucht tijdens de Turkse overheersing en hun heil hadden gezocht in Egypte.
We trekken door naar Xánia. We klimmen naar een hoogte van ongeveer twaalfhonderd meter. Links liggen de grote jongens met namen als Pyrgáki (1303), Pliasídi (1547), Aidonáki (1533) en daarachter ligt nog Pourianós Stavrós, ook wel Xefórti genaamd met een top van 1624 meter. Dit is Mount Pilion het gebied van de centaurs.
Xánia is vooral een skidorp, iets ten zuiden ligt de Agriólefkes (1470), met diverse skihellingen. De afslag naar Drákia kom je al eerder tegen en missen we compleet. Als ik dat door heb, heeft Tineke geen zin om weer omhoog te rijden. Het was aanvankelijk de bedoeling om via Drákia naar Agriá te rijden en via dit fruitgebied een plekje langs de kust op te zoeken om te gaan zwemmen. Nu rijden we echter door naar de oostkust naar Makriráchi.
Dit bergdorp staat bekend vanwege haar bloemen; gardenia, magnolia en camelia. Verder is het de toegangspoort naar de stranden van Saránda, Bánikas, Pláka en het beroemde Aghia Ioánnis. Wij moeten echter door en passeren ook Kissós met zijn mooie watervallen en doen ditmaal drie dorpjes van Tsangaráda aan voor we via Miliés terugkeren naar ons appartement. Tineke is het duidelijk zat. Een hele rit, vol draaien en keren. Niet zo gek dus dat het avondeten ditmaal bestaat uit wat brood en een cup-a-soup op de kamer.

Geen opmerkingen: