7 juli 2018

Yari en Opa IJsbeer gaan op zoek naar grote grazers


Vrijdag 6 juli 2018



Er zijn van die dagen dat je van tevoren weet dit is een bijzondere dag. Nou dat is vandaag dus. En eigenlijk kijk ik er ook niet eens van op. Want, gisteren heeft mijn mama Raema al aan mij gevraagd of Opa IJsbeer mij op de fiets of op de bromfiets uit school moet halen. Voor mij is die keuze niet moeilijk. En ik denk dat iedereen dezelfde keuze zal maken.

Vanmiddag staat opa al vroeg klaar bij mijn school Het Drieluik in de Stripheldenbuurt. Als wij uit school komen, zie ik hem bijna meteen staan, trek de juf aan haar mouw dat mijn opa er is en mag dan naar hem toe lopen. Helm op en rijden maar. Alleen heb ik geen idee waarheen wij gaan.

We rijden in de richting van ons huis dus denk ik dat wij daarheen gaan. Dat is dus niet zo. Dierenpark Amersfoort dan? Ook niet. Nee, Opa IJsbeer zegt dat we ergens heen waar ik nog nooit ben geweest. We rijden onder de Buitenring door langs de Lage Vaart die ook vlakbij het huis van opa en oma stroomt. Alleen is dat de andere kant op. En we blijven maar rijden. Over wegen en fietspaden. Een stukje langs het spoor. En nog steeds weet ik niet waar we heen gaan.

Dan in Lelystad, slaan we af en rijden een stukje over de Knardijk tot het bezoekerscentrum van de Oostvaardersplassen. Zowel op Almeers als het grondgebied van Lelystad heb je zo’n centrum. Opa wil met mij op zoek naar de grote grazers, die in dit natuurgebied leven. Afgelopen winter is daar weel veel gedoe over geweest, omdat sommige mensen zeggen dat die grazers bijgevoerd moeten worden.

Maar er moet eerst worden gegeten. In het bezoekerscentrum kun je niet alleen terecht voor informatie over het gebied, maar ook een boterham met kaas, een salade, soep en zelfs patat en kroketten kun je er kopen. Ook schenken ze koffie en verse appelsap of sinaasappelsap. En als hongerige scholier lust ik uiteraard wel een broodje. Zoetigheid hebben ze niet. Dat is misschien een minpuntje, en voor mijn broertje Daeley zijn er ook geen aardbeien. Daar is hij echt gek op, lust hij wel pap van. Maar ja Daeley is er niet. Nee dit uitje is speciaal voor mij. Noem het maar een zomeruitje.

Na de boterham en de patatjes gaan we wandelen. Naar de driehoek. Dat gebied is in de winter afgesloten. Om meerdere redenen. Een groot gedeelte van het gebied is vrij toegankelijk, maar sommige stukjes mogen alleen worden bezocht onder begeleiding. En in sommige tijden dus niet, bijvoorbeeld in de broedtijd.

We zien een fuut op een nest zitten. Er zijn in de Oostvaardersplassen heel veel soorten watervogels, van eenden tot ganzen en dus ook de fuut. Dat vind ik zelf ook wel een mooie vogel. Een die heel lang onder water kan blijven. Lekker handig bij het vissen, want de fuut is gek op een maaltje vis en dan is het maar wat makkelijk als je lang onder water kan blijven om erop te jagen.

Als je van die lange poten hebt en een lange snavel zoals de reiger, er zijn hier ook veel witte reigers, dan is duiken uiteraard niet nodig. Opa heeft voor mij een verrekijker meegenomen, zodat ik die futen en andere vogels goed kan zien. Er zijn ook zeearenden. En ik zie een zeearend vliegen, zeg ik tegen opa. Niet verder verklappen is een aalscholver, maar die is zo gewoontjes. En Opa IJsbeer die ziet toch het verschil niet. Wel ontdekt hij een bruine kiekendief. Op een informatiebord en dan ziet hij er ook meteen een vliegen.

Een van de kijkhutten, observatiehutten met een duur woord, heet de zeearend. Daar gaan we een tijdje zitten kijken of we bijzondere dieren zien. De edelherten, heckrunderen en de konikpaarden, de grazers, lijken zich wel allemaal verstopt te hebben. Tot ik in een keer, ja ik kijk nog eens goed, paarden ontdek. ‘Opa kijk, daar, daar zijn de paarden.’ In de richting van een kanaaltje heeft een groepje paarden zich teruggetrokken. Op een groen veld zie ik ook nog wat edelherten staan. Maar allemaal te ver weg om te fotograferen.

De Oostvaardersplassen zijn bij toeval ontstaan. Na de drooglegging van de polder, is dit stuk land niet meteen nodig voor de bouw van woningen en industrie. En in dit natte moerasachtige land ontstond een mooi stukje natuur met plassen, grassen en wilgenbosjes, waar vooral de watervogels plezier aan beleven.

Onderweg zie ik veel vlinders, die niet stil willen zitten. Die koolwitjes vlinderen maar wat aan. Een groot gedeelte van het gebied is helemaal geel, van het zaad. In de beginjaren van de polder waren veel akkers geel. Van het koolzaad. Maar dat is bijna overal weg in de polder.

Overal in dit gebied zijn paden waar wij vrij op mogen wandelen. Er zijn ook speciale routes uitgezet. Dichterbij ons huis heb je het Kotterbos. Dat hoort er ook bij en daar wil Opa IJsbeer ook nog een keer met mij heen gaan. En dan ook wandelen. Vind ik goed, maar dan moet wel de verrekijker weer mee.

Na ruim een uur vind ik het genoeg en wil naar huis. Bij ons vertrek komt een boswachter aan lopen met een arm vol geweien. Ik mag er eentje vasthouden. Tof hoor.

We rijden nog even langs de praambult. Daar krijg ik een laatste pakje drinken, want met dit warme weer moet je nu eenmaal veel drinken. Heel in de verte, natuurlijk te ver om ze op de foto te zetten, staan heckrunderen. Heb ik vandaag toch mooi drie soorten grote grazers gezien. Als we thuis zijn moet ik van opa nog even in mijn rugtas kijken. In een bruine zak zit een knuffel. Nou die knuffel krijgt opa niet, die is voor mij, maar hij kan wel een dikke knuffel van mij krijgen. Een echte Yari-knuffel.





Geen opmerkingen: