19 juni 2017

Daeley gaat op reis met Opa IJsbeer

Maandag 19 juni 2017

Mama Raema heeft wat kleren van mij bij zich als ze mij naar Opa IJsbeer en Mamoe brengt. Dat betekent vast logeren en dat wil ik niet. Hoe lief mijn grootouders ook zijn het liefste slaap ik in mijn eigen nieuwe bed of op de camping in Beilen waar we gisteren nog waren. Mijn mama loslaten is er niet bij en natuurlijk wordt er door mij een act uitgevoerd, een goed regisseur had mij meteen voor de hoofdrol gevraagd als hij dat had meegemaakt. Schreeuwen, huilen als mama toch zonder mij vertrekt. Mamoe neemt me mee naar de keuken en dan zwaaien we Raema uit.
In de armen van Mamoe ben ik al snel stil en word nog stiller als mijn opa mijn kleren in een tas doet. Gaan we naar de camping, juich ik vanbinnen. Dat vragen lukt me nog niet, want daarvoor ben ik nog te jong. Er zijn wel woordjes als opa en papa, maar mama en oma weiger ik te zeggen. Vorige week gaf mijn oma mij nog een ijsbeertje als knuffel en dat is Kiki. In de tas verdwijnen ook luiers, een washandje, zalf, een handdoek, crunchy’s, krentenbollen en pakjes drinken. Onderin de tas stopt opa nog een fototoestel. Wat sleept een mens toch allemaal mee.
‘Beertje, we gaan naar Artis’, zegt mijn opa. Beertje, zo noemt hij mij vaak, maar eigenlijk heet ik Daeley en mijn broer heet geen Boefje maar Yari. Voor mij is Artis hetzelfde als Amerika of Limburg. Geen idee waar dat is of wat dat is. ‘En we gaan eerst met de bus.’ Dat zegt me wel iets.
De ‘us’ heb ik al vaak zien rijden. We rijden met de stadsbus naar Almere Stad en daar nemen we in het centrum de ‘ein’.
Ondanks dat er stakingen zijn aangekondigd rijdt die prima op tijd. Onderweg laat Opa IJsbeer mij schapen zien. ‘Aap, aap’, roep ik blij en even later ‘koe’, want die lopen er ook in de wei. In Weesp moeten we overstappen naar Amsterdam en daar nemen we de tram. Ook dat is voor mij nieuw, nog nooit eerder ben ik met de tram geweest.
Opa IJsbeer neemt mij stevig aan de hand en zo wandelen we naar de dierentuin, Artis dus. Opa heeft een pasje en mag zonder te betalen naar binnen. Voor mij hoeft hij nog niet te betalen en hij belooft me dat er later voor mij ook een pasje wordt gekocht, zodat ik wat vaker meekan, zonder dat er betaald hoeft te worden.
Om te voorkomen dat mijn kleine beentjes moe worden, leent opa een karretje en zo rijden we de dierentuin door. Het is heel mooi weer en daarom gaan we niet naar de binnenverblijven van de vogels en de slangen, maar zo’n eerste keer valt er genoeg te ontdekken, zegt Opa IJsbeer.
Om te beginnen bij de apen. Die hebben net voedsel gekregen en eten hun buikje vol. Niet iedereen heeft dat in de gaten en een jong aapje speelt en slingert heel wat af, terwijl twee oude apen aan elkaar zitten te plukken. Die houden vast heel veel van elkaar. ‘Ja’, zegt opa, ‘dat denk ik ook. En daarom vlooien ze elkaar. Zo noemen ze dit.’ Zo mijn eerste ding heb ik alweer geleerd hier in de dierentuin.
Daarna gaan we op zoek naar het nieuwe verblijf van de olifanten. Dat heeft Opa IJsbeer ook nog nooit gezien, dus dat is voor hem ook nieuw. Het duurt even voor we  de olifanten ontdekken. Er komen er twee voorbij, voorop een jonge olifant en daarachter een ‘koe, koe’.
‘Goed zo’, zegt Opa IJsbeer. ‘Een vrouwtjesolifant is een olifantenkoe’. Samen lopen ze naar binnen. Jammer.
Wij lopen verder en dan ineens gaat opa naar binnen. Daar staan de twee olifanten en het kindje drinkt bij zijn moeder. Zo lief.
Vlakbij staan de giraffen met hun lange nekken. Hier staan en zitten veel opa’s en oma’s te tekenen. We zijn al even bij Dikkertje Dap langs geweest, maar dat liedje ken ik nog niet. En Opa IJsbeer kan dat liedje toch niet zingen, dus was het ook niet erg dat we daar niet lang bij hebben stilgestaan.
Bij de walibi’s geeft opa mij een pakje drinken en even later komt er een eend met kuikentjes aangelopen. Nee, niet zomaar in mijn nekje gekropen, maar ze blijven netjes op het pad. Dat moeten alle kindjes in de dierentuin, die mogen niet zomaar in de struiken gaan rondwandelen en al helemaal niet met hun vingers door de spijlen van de hokken komen.
We zijn net op tijd voor de start van de zeeleeuwenshow. Daar zitten ook drie pelikanen bij met heel grote vleugels en een grote bek. Snavel noemt opa dat. Die zitten te pronken op de plaats van de zeeleeuwen en komen even later recht op mij af. We een beetje eng. Gelukkig plonsen ze zo maar in het water.
De verzorger laat de zeeleeuw brullen en kijkt of de zeeleeuw nog gezond is. Die geeft de verzorger en zijn hulpje een high five. Dat durf ik ook wel. Als beloning krijgt de zeeleeuw een visje. Daar doet hij wel heel veel voor, want vis vindt de zeeleeuw erg lekker.
Ook de hagedis en de grote schildpadden zijn al aan het eten. Die ene schildpad is wel heel groot. Zo groot en zwaar dat mijn papa Daniël hem echt niet kan optillen. En hele grote scherpe nagels heeft de schildpad. Hij eet broccoli, dat vindt mijn neefje Gianny ook zo lekker.
Voor Mamoe wandelt Opa IJsbeer nog even langs de pinguïns en we sluiten af bij de steenbokken, want opa ziet dat ik wel moe begin te worden. De jonge eendjes zijn ons achterna gewandeld en komen ook voorbij. Die ene steenbok boven het huis, die is gaaf joh. En er zijn ook drie kleintjes, vertelt een verzorger. Twee heb ik er kunnen ontdekken. Die kleine bokjes kunnen al heel goed klimmen. Bijna net zo goed als mijn broer.
Voor we naar huis gaan, met de tram, trein en de bus, krijg ik van Opa IJsbeer nog een knuffel. Niet zomaar een knuffel! Nee, een schildpadknuffel en die laat ik voorlopig niet meer los. Ook niet als de conducteur komt kijken of we wel hebben betaald. Zelfs voor het zwaaien, maak ik geen handje vrij.
Als we bij opa terug zijn, komt even later mijn mama. Om mij op te halen. En ja dan laat ik de knuffel wel los en mijn mama niet meer.


Geen opmerkingen: