2 januari 2017

Hoe Gianny ontdekt dat er ook nog iets boven Groningen is

Donderdag 29 december 2016

,,Opa IJsbeer, als je terug bent uit Lübeck zullen we dan met zijn tweeën een dagje met de trein reizen’’, die vraag stel ik een paar weken geleden aan mijn opa.
‘Natuurlijk wil ik dat wel’, antwoordt hij. ,,En zullen we dan naar Groningen gaan? Daar ben ik nog nooit geweest.’’ Ook dat vindt mijn opa een prima idee.
Mijn opa en oma kwamen gistermiddag thuis nadat zij de kerstdagen in Duitsland zijn geweest en mijn papa en mama brachten mij en mijn zusje gisteravond naar hen toe. Samen met Raema en Daniël hebben mijn papa en mama de afgelopen dagen de kinderkamer opgeknapt en omdat Fayèn en Yari vandaag met oma naar Kids Island gaan, sliepen wij drietjes – de kleinkinderen = in de Faunabuurt.
Vanmorgen heeft Opa IJsbeer voor de kleintjes een toverbroodje gemaakt en ik heb mijn eigen broodje gemaakt.
Om halftien zijn wij op pad gegaan, met de bus naar het station van Almere Buiten en vandaar met de trein naar Lelystad. ‘Het is een kleine wereld’, zegt mijn opa als we in de trein zitten. Hij bedoelt dat we bijna niets kunnen zien. Er hangt een dikke deken mist over de Oostvaardersplassen, de dieren – runderen, paarden, edelherten –, die je meestal kunt zien lopen, zijn nu nergens te bekennen.
De omtrekken van de gevangenis van Lelystad zijn wel waarneembaar en niet veel later stappen we op het station van Lelystad over op de Intercity naar Leeuwarden. Ik hoor jullie bijna denken; de reis gaat toch naar Groningen? Inderdaad, wij stappen over in Zwolle, nadat we de IJssel zijn overgestoken.
Opa legt mij uit dat Nederland een paar grote rivieren heeft. De Maas en de Rijn ken ik al. De Waal en de IJssel zijn zijrivieren van de Rijn. Zo is zo’n reisje niet alleen leuk, maar leer ik er ook altijd weer iets bij.
Het stuk naar Assen vind ik heel lang duren, maar als we daar voorbij zijn, zijn we ook zo in Groningen. Opa IJsbeer wil met mij naar de Martinitoren. Zelf wil ik liever meteen door naar Leeuwarden, een hele dag ‘treinen’ is toch veel leuker dan een stuk wandelen. Maar om hem een plezier te doen, pak ik hem bij de hand en gaan we de stad in. Eerst langs het Groninger Museum.
Daar hebben ze een tentoonstelling van Rodin, dat is een beroemde beeldhouwer uit Parijs. Zijn beroemdste beelden zijn De Denker en De Kus. Opa heeft die beelden ooit in Laren gezien. Van sommige beelden zijn er meer gemaakt, zo staat er in Laren een exemplaar van De Denker. Dat beeld is in 2007 gestolen en zwaar beschadigd teruggevonden. Vier jaar later is het na hersteld te zijn weer in het museum Singer te zien.
Voor Opa IJsbeer zet ik diverse beelden en kerken op de foto en speciaal voor Mamoe maak ik ook nog een paar foto’s van de synagoge van Groningen. Vanwege de chanoeka-viering is er daar geen rondleiding vandaag. Chanoeka wordt ook wel het lichtfeest genoemd en dan wordt door Joden de reiniging van de tempel herdacht. Dit is voor hen een heel belangrijk feest.
Akerkhof ken ik van Monopoly en bij die straat gaan we de Vismarkt op. Nou ik denk dat de Groningers dat beter een andere naam aan die markt kunnen geven, want er staat maar een viskraam op. Ach, veel mensen staan er niet om een visje te kopen. Opa IJsbeer denkt er niet aan om bij hen te gaan staan. Misschien is hij wel de enige IJsbeer die niet gek is op vis.
Iets verderop vinden we eindelijk de Martinitoren. 97 meter hoog is D’Olle Grieze, zoals de Groningers de toren noemen. Je kunt de toren wel beklimmen, 311 treden, maar dat vind ik toch wel een beetje veel. Misschien als ik wat ouder ben, maar voor vandaag is het ernaar kijken al genoeg.
We wandelen langs het Schuitendiep, de St. Jozefkathedraal en de Herensingel. Ook daar staan beelden, die ik op de foto zet. Opa vertelt me dat toen dat beeld van De Denker is gestolen er meer beelden in Nederland zijn gestolen. Dat deden de dieven vooral voor het brons, het materiaal waarvan die beelden zijn gemaakt. Als ze het Werkman-monument hadden gestolen, hadden ze een hoop geld gekregen denk ik, want dit beeld is wel vijf meter hoog. Het is een afgekapte boom en staat in een plantsoen. Het is een verwijzing naar een Groningse drukker en kunstenaar, die in brieven het omhakken van bomen aanhaalt, iets wat de beeldhouwer Armando als kind in de oorlog moest doen. In dezelfde oorlog waarin de Duitsers Werkman hebben doodgeschoten. Dat vind ik eigenlijk heel gemeen, dat doodschieten.
Ik wil daar niet verder over nadenken. Bovendien heb ik trek gekregen van dat wandelen. ,,Opa zullen we nog wat gaan eten”, vraag ik daarom als we bijna bij het station zijn. Hij vindt dat goed en omdat er geen McDonald’s in de buurt is gaan we naar de Subway. Ik bestel een broodje ham en opa neemt een broodje beef. Hij bestelt en betaalt. Zo hoort het ook, eerlijk zullen we alles delen; ik mag kiezen en hij betalen.
Nou ik het toch over kiezen heb, mijn keuze om naar Leeuwarden en misschien wel naar Harlingen door te gaan wordt definitief afgewezen. Zoveel keuze heb ik dus ook niet. Maar daar komt iets anders voor in de plaats. Veel leuker. We gaan naar school, naar Roodeschool.
Verder kun je niet met de trein zegt opa. Nou eerst zien en dan pas geloven. En daarom stappen we in de stoptrein naar Roodeschool.

De trein is een rode trein van Arriva, die eerst nog in Groningen Noord halthoudt voor hij bij allerlei kleine dorpjes stopt. Bij Sauwerd gaat opa ineens zwaaien. ,,Waarom doe je dat nou opa?’’
‘Hier woont Bianca’, zegt hij ‘en die ken ik onder andere van Hyves en Facebook en haar heb ik voor het eerst in de trein ontmoet, toen ik naar een gedichtenmiddag in Purmerend reed.’
Ik zie niemand terugzwaaien dus zal ze er wel niet zijn. ‘Misschien is ze druk met het schrijven van een nieuw gedicht’, zegt opa nog, maar ik denk hij dat gewoon verzint. Wij rijden alweer en komen steeds dichterbij het eindpunt. Uithuizen, Uithuizermeeden, overal zet ik het bordje met de plaatsnaam op de foto en dan eindelijk stopt de trein in Roodeschool.
Wij stappen als laatsten uit, o nee, ook de machinist is er nog. Ik vind treinen leuk en mag voorin bij hem kijken. Hij legt uit dat hij onderweg een foutje heeft gemaakt, te snel heeft opgetrokken waardoor er een belletje ging. Toeteren hoeft hij niet meer bij Winsum vertelt de machinist. Daar is vorige maand een ernstig ongeluk gebeurd op een onbewaakte spoorwegovergang, dus zonder spoorbomen, en om te waarschuwen toeteren de treinen voor die overgang. De mensen in Winsum vinden dat vreselijk. Vanaf morgen is er een noodweg klaar en is die gevaarlijke overgang gesloten.
De machinist laat ook zien dat hij voorin kan zien wat er elders in de trein gebeurt. Arriva rijdt niet met conducteurs en de machinisten moeten de veiligheid in de gaten houden. Wel zijn er zo nu en dan stewards die controles uitoefenen. Wij hebben die niet gezien. Ook niet op de terugweg. Wel in de trein van NS, toen zijn de kaartjes wel gecontroleerd.
Vlak voor Roodeschool splitst het spoor zich. Er gaat nog een lijntje verder naar het industrieterrein van Eemshaven, voor de goederentreinen. Aan dat spoor komt ook een nieuw station voor Roodeschool. Dat nieuwe station moet volgend jaar klaar zijn, dan komt er ook nog een station in Eemshaven en dat krijgt een aansluiting naar Borkum in Duitsland. Dat moet in 2018 klaar zijn. ,,Opa, dus dan gaan we nog keer hier heen hè.’’
Op de terugweg naar Groningen kan opa zich niet inhouden en zit opnieuw te zwaaien, terwijl er in Sauwerd echt niemand in- of uitstapt en ook niemand op straat is te zien. Ach van mij mag hij, zo lang hij zwaait kan hij geen ander kattenkwaad uithalen, want een beetje ondeugend is hij zo nu en dan wel. De tijd gaat daardoor wel extra snel. In Groningen zijn we netjes op tijd voor de Intercity naar Rotterdam. Die stopt ook in Assen en Zwolle en daar kunnen we overstappen naar Almere. Tenminste als alles op tijd rijdt.
We vertrekken iets te laat. Dat zal dus aanpoten worden. Misschien dat de trein onderweg nog wat tijdwinst kan boeken. Maar uiteraard kunnen opa en ik er niets aan veranderen. Wij krijgen alle tijd om naar buiten te kijken, waar het langzaam donker begint te worden. Bij Staphorst rijdt een rits motoren. Die doen mee aan een off road rit, waarbij ze langs akkers en zo rijden; de Stappersterveldrit. Op sommige plekken houden mensen het verkeer tegen zodat de motoren veilig kunnen oversteken.
Wij moeten ook wachten, voor Zwolle staat de trein stil. Nou daar gaat de aansluitende trein, dat wordt wachten. Opa houdt de moed erin en als we in Zwolle uitstappen staat de trein naar Den Haag en Almere er nog. ‘Rennen Gianny’, roept Opa. Inderdaad ook Opa IJsbeer rent. Het heeft meer weg van hinkelen, zodat ik bijna nog de trein mis, omdat ik van het lachen stilsta. Gelukkig ziet de conducteur ons komen en als we alle twee in de trein zijn, blaast hij op zijn fluitje en vertrekt de trein.
Het laatste stukje van de reis. We zoeken weer een plekje op in de eerste klasse. Ik ga aan de andere kant van het gangpad zitten, zodat opa wat rust heeft. Ik zie dat hij moe begint te worden en zo nu en dan zijn ogen even dicht doet. Nee, ongerust maak ik me geen moment. Als hij in slaap valt maak ik hem wel wakker als we bij Almere Buiten zijn. Dat is overigens niet nodig. Hij weet precies waar we zijn en houdt alles in de hand. In de hal van het station van Stad staat mijn moeder al te wachten. En ondanks dat ik een geweldige dag heb gehad met de IJsbeer is het hartstikke fijn om in de armen van mijn mama te kunnen springen.
In het centrum stappen wij in de bus naar Haven en opa gaat terug naar Buiten, waar Mamoe het eten klaar heeft als hij thuiskomt.


Geen opmerkingen: