Woensdag 21 april
2016
Opa IJsbeer heeft mij vanmiddag uit school, in de
Stripheldenbuurt, opgehaald en met hem ben ik eerst naar de Faunabuurt
gefietst.
Ik zit dan bij hem voorop de stang , zeg maar eerste rang. En
onderweg staat zijn mond niet stil. Dan vertelt hij over allerlei dingen die ik
onderweg zie. Hij vertelt over de bloesem die nu bijna weg is en ik vertel dan
over de mooie groene blaadjes die tevoorschijn komen. Onderweg kijk ik altijd
uit naar de reiger, maar ook vandaag is hij er niet. Wel diverse zwanen en een
tweetal zwanennesten. Die zwanen zitten op eieren en daar moeten
zwanenkuikentjes uit komen. Dat kan mij niet snel genoeg gaan.
Onderweg plaag ik opa een beetje. Als hij zegt dat we
naar links gaan en vraagt wat mijn linker hand is, steek ik mijn rechterhand
uit. En dan zegt opa dat ik een oenemeloen ben. En dan zeg ik: ,,dat ben ik
niet, je bent zelf een oenemeloen.’’
Bij het huis van opa en Mamoe lunchen we en Opa IJsbeer
geeft mij twee van zijn beruchte toverbroodjes. De eerste met hagelslag en
vlokken en de andere met pindakaas en pasta. En alle twee gaan ze schoon op. Ja
dat heb ik er graag voor over, want dan is die oude man tenminste ook weer tevreden.
Ik heb opa daarna even aan het werk gezet, boven. Terwijl
hij zich op de was stort, dat geeft me wel een klap, kan ik een uurtje met de
Lego-treinen spelen. Met autootjes spelen is leuk, maar bij de treinen kan ik
toch ook veel van mijn fantasie kwijt.
En dan is het tijd om weer op de fiets te stappen, eerst
langs een derde zwanennest. Een van de zwanen dreigt het water over te steken,
omdat hij bang is dat wij te dichtbij komen; hij jaagt ons daarom weg en om hem
niet boos te maken zijn we snel verder gefietst, naar de Evenaar.
Daar is een
circus. Twee weken geleden ben ik al naar de kermis geweest en nu ga ik voor
het eerst naar een echt circus. Nou ja echt…
Op televisie zie ik wel eens een circus en daar hebben ze
dan altijd een olifant, Dombo. En hier is geen olifant, dus zeg nu eens zelf…
Een circus zonder dieren is toch geen circus en een olifant hoort daar gewoon
bij. Gelukkig zijn er wel andere dieren, zoals paarden en pony’s en geiten en
nog veel meer. En daar mag ik dus zomaar gaan kijken, terwijl ze worden
verzorgd.
Samen met heel veel kinderen, opa’s, oma’s, mama’s en
papa’s mag ik naar binnen. We zitten helemaal vooraan zodat ik alles goed kan
zien. En dan in een keer begint het circus te leven, het doek gaat open en de
spreekstalmeester, wat een lang woord, verwelkomt ons allemaal. Hij is zo blij
dat er zoveel kinderen naar zijn circus zijn gekomen en hij belooft ons een te
gekke middag. En dat wordt het ook.
Het begint al
meteen flitsend met een tweetal paarden, dezelfde paarden stonden neg nog sloom
in hun box. Inderdaad een box; niet alleen baby’s, zoals mijn broertje Daeley,
zitten of liggen in de box ook paarden. Nu rennen ze echter vurig door de
piste. Als een dirigent staat een circusmijnheer in het midden en de paarden
doen precies wat hij zegt. Vlak voor mijn neus draaien ze om en rennen de
andere kant op. Of draaien een rondje. Zo hard. Mama houdt ook wel van paarden
en kan ook paardrijden, maar of ze ook zo hard kan rijden? Ik denk het wel,
maar opa niet. Die kan dat niet. Zou ook een gek gezicht zijn een IJsbeer op de
rug van een paard.
Een mevrouw kan heel goed hoelahoepen, dat is spelen met
hoepels, die rond draaien om haar benen armen, lichaam van boven naar beneden
en weer terug.
En er komt een clown, Robbie. Die wordt steeds geplaagd door een
andere clown en dat vind ik zielig. Opa niet, die moet daar hard om lachen. Nou
opa moet maar eens met een krant op zijn hoofd worden geslagen of een stuk
elastiek tegen zijn bips krijgen. Dan lacht-ie niet meer.
De vrouw van de hoepels laat de duiven door de tent
vliegen. Een van de duiven heeft vandaag niet veel zin en doet wat ze zelf wil.
,,Misschien is ze wel verwend’’, zegt opa. Zelf denk ik dat die duif niet goed
uitgeslapen is en daarom een been chagrijnig is. Dieren zijn immers net als
mensen.
Daarna komen er nog veel meer dieren, geiten, ganzen,
pony’s, honden. Een mijnheer kan heel goed gooien met ballen, wel vier ballen
tegelijk gooit hij omhoog. En vangen kan hij ook heel goed, want hij laat er
geen een vallen. Als hij niet meer in het circus wil werken kan hij altijd nog
keeper worden bij het Nederlands elftal zegt opa. Nou ik vind dat hij dan maar
naar Ajax moet gaan.
O ja, er is ook nog een pauze. Veel mensen gaan naar
buiten, drinken iets terwijl de piste wordt opgebouwd voor een nieuwe show met
dieren. Grote mensen gaan ook roken. Nou dat vind ik vies. ,,Dat moeten jullie
gewoon niet meer doen. Het is ook niet gezond.’’ Opa is al jaren geleden
gestopt met roken en die moet soms nog steeds hoesten, een rokershoestje.
Na de pauze komen er veel spannende dingen. Eng vind ik
het dat een meneer met messen gaat gooien naar een mevrouw. Gelukkig kan hij
niet zo heel goed gooien, want alles gaat mis en er hoeft geen dokter te komen
om pleisters te plakken op die mevrouw. Een papa wordt gevraagd om te komen.
Hij wordt vastgebonden en dan gaan ze ook op hem staan mikken. Nou, ik griezel
er nog steeds een beetje van.
En dan is het afgelopen. De messenwerper spuwt nog een
keer met vuur en dan gaat iedereen naar huis. Wij niet. Want ik mag nog een
rondje op een pony rijden voordat opa mij naar mijn mama brengt.
Op weg naar huis zie ik nog een reiger staan. Een witte. ‘Dat
is geen echte reiger’ vertel ik tegen opa. ,,Want een echte reiger heeft een
gele snavel en deze heeft een zwarte.’’
1 opmerking:
Jij hebt de bijzondere gave alles zo goed te kunnen verwoorden, Opaijsbeer.
En dan de foto's erbij: die maken het geheel nog mooier.
Een reactie posten