Vrijdag 18 januari 2019
Ik ben boos op Opa IJsbeer en op iedereen die mijn jas
wil dichtdoen, want ik ben bang dat mijn velletje tussen de ritssluiting komt.
En nou weet ik wel dat opa altijd heel voorzichtig doet en zegt dat ik mijn
kinnetje goed omhoog moet doen, maar ja soms gaat er wel eens iets mis. En
vandaag is zo’n dag, dat voel ik aan mijn water, dus mag opa mijn rits niet
dichtdoen, zet ik het op een brullen, vecht met hem en beland op de trap.
De vrijdag begint nog zo rustig. Als papa mij naar Opa
IJsbeer brengt verstop ik mij achter mijn vaders benen en dan denkt opa dat ik
er niet ben en doet de deur alweer dicht. Wat een domme ijsbeer, wil zeker alleen
binnen blijven met dit koude weer. O ja, mag ik ook niet zeggen, want weet je
wat opa dan zegt: ‘Weet je wanneer het koud is? Nou?’ En dan geeft hij zelf het
antwoord: ‘Als de ijsberen aankloppen en vragen of ze naar binnen mogen, omdat
het buiten koud is. Dan is het pas koud.’ Flauw hè.
Goed ik mag wel naar binnen en ga rustig een uurtje spelen
op het kleed met lego en autootjes. Maar daarna moet de jas aan en de rits moet dicht
omdat we boodschappen gaan doen. Nou mooi niet. Dus wordt het boodschappen doen
uitgesteld. Jammer, want dat vind ik altijd wel leuk en de mevrouwen in de
winkel zijn ook altijd heel vrolijk tegen mij. Maar goed die jas gaat toch
dicht en moet dicht als we mijn broertje uit school halen. Daarvoor moeten we
met de bus.
Ik mok nog wat na, maar als we bij Oostvaarders zijn is
mijn boze bui wel weer over en de rits zit niet tegen mijn kin aan, dus wat wil
ik nog meer. Net voorbij het station staat een trein uit te rusten. Die moeten soms zo lang en hard rijden, daar word je moe van. En nu mag de trein even bijkomen en daarna weer naar Amsterdam rijden.
Soms gaan we nog met een tweede bus, maar die is er nog niet en
daarom lopen we gezellig langs de tempel met mooie beelden en de moskee voor we
de drukke weg oversteken.
Bij de school van Yari mag ik nog even schommelen. Niet
te lang, want de klas komt al bijna uit. Soms spring ik uit de schommel als die
nog schommelt, maar vandaag mag dat niet, want de ondergrond is spekglad. Hoe
glad, nou dat zal ik jullie laten zien. Zo glad dus. Hè opa, waarom zet je dat
niet op de foto.
Mijn grote broer komt met een mooie blauwe ballon uit
school en vraagt aan de juf of er ook nog een ballon voor mij is. Die krijg ik,
een mooie rooie, maar die is niet opgeblazen. Opa stopt hem stiekem in zijn
broekzak, denkt zeker dat hij voor hem is. Mooi niet. Die heb ik gekregen en
neem ik mee naar mijn huis in mijn rode rugtas. Voor straf moet opa die achter
de rits in mijn tas doen.
We rijden met twee bussen terug en gaan in de Faunabuurt
nog even snel boodschappen doen. Opa maakt daarna boterhammen voor ons met pasta,
waarna ik weer verder ga spelen. Nu met mijn broertje.
Halverwege de middag
eten we nog een toetje, waarna mijn broer een hele hoge - ja hij is nog steeds
heel en niet kapot – toren voor mij bouwt. Oké ook een beetje voor zichzelf.
Die toren is nog steeds heel als mijn papa ons komt
halen. ‘Opa die toren moet wel heel blijven voor oma, want die moet hem ook
kunnen zien’, zegt mijn broer voor we vertrekken.
Dat belooft opa en hij geeft mij nog even een high five
voor ik wegga. ‘Tot maandag Daeley’, zegt hij nog. Tot maandag opa en die rits;
ik vind het maar niks.
Opa IJsbeer
Geen opmerkingen:
Een reactie posten