Dit is het eerste verhaal uit een serie van 24. Ze gaan over onze voorjaarsvakantie 2009. Verder is het mijn verhaal. Natuurlijk heb ik gebruik gemaakt van lectuur en heb ik geluisterd naar gidsen en anderen. Welke boeken ik heb gebruikt? Dat zal ik in het laatste artikel vertellen. De foto's die ik plaats zijn door Tineke en mij gemaakt.
Deze serie vakantieverhalen hoort eigenlijk over onze voorjaarsvakantie in Israël te gaan. En niet over een reis door Griekenland. Maar het kan raar lopen in het leven. De reis naar Israël hebben wij vorig jaar al aangekondigd. De route zelfs al helemaal uitgestippeld en een offerte aangevraagd. Een rondreis van vijftien dagen. Eerst naar het noordwesten, dan naar de Golanhoogte, vervolgens afzakken naar het meer van Galilea en verder zuidwaarts naar de hoofdstad Jeruzalem. De rondreis is zo afgestemd, zodat we geen transfers hebben op de sabbat. Een vakantie waarbij rekening houden met de gevoelens van het volk. Vooraf veel rekenen en puzzelen. Echt leuk.

De goedkoperen vliegaanbieding rolt even later met de mail binnen. Ons besluit staat dan al vast. Geen Israël reis (dit jaar) voor ons. Deze prijzen voor vijftien dagen zijn te gortig. Dit doen we niet. Bovendien vijftien dagen worden al snel teruggebracht tot dertien. Want we reizen pas ver in de middag naar Israël en zijn dus pas ’s avond op onze eerste bestemming. En bij het vertrek hebben we een supervroege vlucht naar Schiphol. Hier doen we niet moeilijk over. We zetten dat plan uit ons hoofd.



De Pelopónnesos is het meest zuidelijke deel van het vaste land van Griekenland.


Zoals plaatsen en gebieden heeft ook de Pelopónnesos nog een andere naam: Morea. De naam van het schiereiland is een samentrekking van het Griekse woord nisi (eiland) en Pelops. Pelops was in de mythologie de zoon van koning Tantalus. Deze Tantalus zette de goden een maaltijd voor, waarin delen van zijn zoon Pelops werden ontdekt. Dit werd ontdekt nadat Demeter een hap van het voedsel had genomen. Pelops werd weer tot leven gewekt, maar miste wel een stuk van de stuk van zijn schouder (de hap van Demeter) en daarvoor in de plaats werd een stukje ivoor geplaatst. Later kom ik nog wel een keer (bij het verhaal over Olympia) op deze Pelops terug.
Het plaatsje waar wij heen gaan, heeft enige tijd als havenplaats van het vroegere Sparta gefungeerd.

De fantasie van de Grieken neemt soms wel eens een loopje met hen. Het kan natuurlijk ook mijn fantasie zijn. Maar goed. Tijdens onze vorige vakantie heb ik geschreven over de toegang naar de onderwereld, die via de rivier de Acheron te bereiken is. Nee, ik neem die worden niet terug. Toch schrijf ik nu dat de ingang naar Hades, in de zuidpunt van de Máni ligt. Bij Kaap Tenaro. Maar niemand heeft de opening daadwerkelijk gevonden. Of beter: er is niemand die het heeft kunnen navertellen, waar de weg naar de onderwereld begint. Ik hoor het de mensen al zeggen: ‘Ga eens naar Peter R. de Vries. Die weet het vast wel.’ Ik bedoel echter een andere onderwereld. Het rijk der doden, het schimmenrijk.
Maar terug naar de Máni en zijn bewoners, de Mánioten. Mensen met een enorme vrijheidsdrang. Het zijn echte maniakken, grijpen heel snel naar de sabel en het woord bloedwraak, kan hier uitgevonden zijn. De vendetta’s gingen soms om een blik, maar ook zijn hele families uitgemoord om een stukje vruchtbare grond.

De Máni heeft krachtige mensen voortgebracht. Sterke families heersten over de streek. De macht in het noorden is daarbij altijd van vader op zoon overgegaan. Het zuiden hanteert echter een andere regel. De leider van een stam wordt gekozen. Een vroege vorm van democratie. In het gebied staan talloze woontorens en forten.


Geen opmerkingen:
Een reactie posten