Haar hand hing slap over de
leuning van de bank. Haar ogen staarden verdrietig in de verte. Op tafel stond
een glas met daarin het laatste restje whisky, waarin de ijsblokjes al lang
gesmolten waren, naast de lege verpakking van een zak borrelnootjes. Weer had
zij zich laten gaan en nog steeds begreep zij er niets van. Hou oud moest zij
nog worden voor iemand haar het echte verhaal kwam vertellen. Misschien dat zij
het dan allemaal een plekje zou kunnen geven. Waarom zij? Waarom zij alleen? En
niet samen met haar twee broers. Waarom? Waarom?
Tot
die ene dag had zij er ook geen erg in gehad. Maar die eerste keer toen zij het
fotoalbum van haar ouders opende zag zij die ene foto. Die foto waar zij geen
deel vanuit maakt. En vanaf dat moment was er ook geen weg terug meer.
De
drang om te weten is groter dan het erbij te laten zitten. Bijna dwangmatig
opent zij iedere week minimaal een keer dat album en kijkt naar die oude foto. En
dan slaat de twijfel weer toe. Zij staat er niet op, is achtergelaten in het
donkere bos. Het Kaapse Bos. Welke liefhebbende ouder doet zoiets nou. Gewoon
gestald bij de Fleschlaan. Ook haar psycholoog slaagde er niet in om haar op
het juiste spoor te zetten. Alles heeft zij eraan gedaan om de waarheid te
achterhalen. Het verlatingsgevoel een plekje te geven. Zij is zelfs aan een
cursus Gestalttherapie begonnen. Heeft zich kwetsbaar opgesteld, maar de
waarheid… Nee die heeft zij nog steeds niet gevonden.
Haar
hand gaat automatisch naar de fles. Want sinds die eerste keer is dat haar trouwe
vriend. Zonder er bij na te denken schenkt zij het laatste bodempje uit de
fles. Vocht dat haar keel doet branden. Nu branden ook de ogen. De eerste
tranen laten niet lang op zich wachten; zelfmedelijden. Met een grote, rode,
vierkante zakdoek wrijft zij de tranen uit haar ogen, boent haar neus schoon.
Zo wil zij zich niet vertonen aan haar enig overgebleven broer. Die kan er ook
niks aan doen.
Hij
heeft mij nog wel willen steunen, maar heeft daar ook niet goed over nagedacht.
Hij kent mijn trauma en iedere keer zie ik hem weer lachen, net zoals onze papa
die er ook plezier in heeft en hem stiekem nog eventjes in zijn hand knijpt zo
van; goed zo jochie, hier heb je nog jaren plezier van. Dat klopt ook wel. Maar
aan mij is niet gedacht. Dat het bij mij zoveel pijn doet, bij mij zijn zusje.
En nee noem mij geen duffe grijze muis, want dat ben ik niet. En ook geen
struisvogel, want ik wil nog steeds de waarheid weten. Maar er is niemand meer
die mij kan vertellen waarom ik niet op de foto sta. Er is niemand die mij kan
vertellen waarom mijn ouders mij hebben achtergelaten in het bos.
Ik
loop naar de voorraadkast en pak een volle fles. Schenk nog maar eens een keer
in en kijk peinzend in de verte. Hef het glas op mijn opa en oma, die mij die
dag in hun huisje in het bos hebben opgevangen.
Opa
IJsbeer
Geschreven voor de
februari-uitdaging 2019 van Schrijvelarij
Geen opmerkingen:
Een reactie posten