Donderdag 16 maart 2023
Geschreven voor de maartuitdaging 2023 van Schrijvelarij met de steekwoorden: bloemetjesgordijn, lepelaar, uienbrood, appeltaart (met of zonder slagroom), afzakkertje, gipsbeen, enkelbandage, melkopschuimer, wc-eend, driehoek of vierkant. Het moet een verhaal van maximaal 800 woorden worden. Dit is een verhaal waarbij ik dicht bij mezelf blijf.
Word ik nu de volgende beschuldigde aan iets wat sommigen een hype durven te noemen, terwijl ik juist zo begaan ben met die huidige slachtoffers en vind dat zij recht hebben op excuses. Want die vrouwen en mannen die nu naar buiten treden zijn absoluut geen lepelaars, geen kwaadsprekers. Inderdaad ik heb mij ooit ook bezondigd aan… Mijn verontschuldiging komt een beetje laat en is toch welgemeend. Alleen rechtstreeks excuses maken is een beetje lastig; als ik hun vandaag zou tegenkomen dan zou ik mijn slachtoffers absoluut niet herkennen. Daarvoor is onze ontmoeting te vluchtig geweest en het is ook al zo lang geleden. Dat laatste is overigens geen excuus.
Ik neem u vandaag mee naar een jaar of vijftig geleden toen arbeiders
nog gewoon een broodtrommeltje mee naar hun werk namen en zij geen behoefte
hadden aan uienbrood. Het is bovendien de tijd dat sommige Nederlandse
jongens gebukt gaan onder de dwang soldaat te worden, om soldaat te zijn. Natuurlijk
is er de mogelijkheid te weigeren maar ambtenaren hebben dat recht niet, die moeten
hun plicht vervullen. En ja ik ben ambtenaar geweest, ben ambtenaar als ik word
opgeroepen, allereerst voor de keuring en later voor het vervullen van de
dienstplicht. En hoewel ik wil, weigeren mag niet.
En een kerel? Nee! Dat ben ik daar niet geworden. Wel ben ik er trots op dat ik geen enkele streep op mijn mouw heb gekregen. Die heb ik geweigerd. Maar schaamte overheerst al geruime tijd, schaamte dat ik heb meegedaan om vanuit de achterkant van een legerwagen de meest schunnige dingen naar meisjes en vrouwen te roepen. Inderdaad #metoo.
Met dienstkistjes die aanvoelen alsof ik loop een enkelbandage en een helm op het bebaarde hoofd stappen wij, de dienstplichtigen, de drietonner in en maar brullen in de dorpen. Het moet voor die Duitse meisjes, ik verblijf een jaar in Seedorf, een verschrikking zijn geweest als wij er met een gestrekt gipsbeen ingaan. Inderdaad naar die tijd neem ik u dus mee en ik steek mijn hand in mijn buis, ook ik heb mij daaraan schuldig gemaakt. Vijftig jaar na dato schuif ik eindelijk het bloemetjesgordijn open en kom er vierkant voor uit. Nu de rest nog.
Wij zagen er toen geen enkel kwaad in en hadden er geen afzakkertje,
aan drank hadden wij geen gebrek, voor nodig de meisjes na te fluiten. Heden
ten dage begrijp ik dondersgoed dat zoiets geen zuivere koffie was. De koffie in
het leger is in die tijd overigens nauwelijks te drinken. Van melkopschuimers
hebben ze op de kazerne nog nooit gehoord en op bivak arriveert de koffie
tijdens de lunch meestal koud.
Uiteraard is de legerleiding, die zij van een kerel maken, op de hoogte van het haantjesgedrag van de dienstplichtige soldaten, kanonniers, van ons. Gezegd wordt er echter niets van, laat staan dat er een straf volgt, geen ontslag uit dienst, geen strafcorvee, geen extra dienst om met wc-eend de toiletten te reinigen. Zolang wij maar met onze handen van die meisjes afblijven vindt de leiding het allang best. Dat laatste wordt zelfs beloond met een gezamenlijke wandeling, die menigmaal in een café eindigt met appeltaart mit Sahne.
Opa IJsbeer
Geen opmerkingen:
Een reactie posten