Tineke leert onze kleinzoon in een kwartiertje de namen
van de schaakstukken en welke zetten ze mogen doen. Het leren schaken laat ze
daarna aan mij over. Maar hoe doe je dat eigenlijk? Ik heb werkelijk geen flauw
idee. Zelf heb ik het schaken geleerd
uit een boekje. Geschreven door Hans Bouwmeester. Het waren meerdere boekjes,
verschenen in de Prismareeks. Pockets in een handig formaat, die zetten,
openingen en trucjes bevatten. Alsmede tekeningen van stellingen en dat speelde
ik dan na. Ik was toen een jaar of tien, elf misschien.
Thuis kon niemand schaken, dus aan hen had ik niets. Mijn
vader heeft het daarna van mij geleerd en een buurjongen kon het. Verder kende
ik niemand. Daarom bleef het spelen vooral beperkt tot het naspelen van
partijen uit boekjes, en uit kranten, want op zaterdag stond er altijd een
schaakrubriek in de krant met oude en nieuwe partijen.
Pas veel later, toen ik werkte, heb ik wat meer geleerd.
Door te kijken en te spelen tegen verenigingsschakers. Ook heb ik toen een keer
aan een teamwedstrijd meegedaan van mijn werk en we werden toen onverwachts
derde. Van mijn drie partijen haalde ik een halfje, en dat gaf net de doorslag.
Was ik dus best trots op. In Duitsland won ik in mijn diensttijd de
schaakkampioenschappen van onze batterij, maar een vervolg tijdens de
kazernekampioenschappen zat er voor mij helaas niet in, vanwege andere
verplichte werkzaamheden.
En nu mag Opa IJsbeer zijn kleinzoon leren schaken. Maar,
zoals al gezegd, hoe doe je dat? Gianny zet de stukken op en mag de openingszet
doen. Uiteraard mist hij nog het overzicht. Wat wil je ook? Het jochie is pas
zes. Dat kun je dus ook niet van hem verwachten. Vooral het dekken van stukken,
maar ook wat er allemaal op zo’n bord gebeurd, gaat aan hem voorbij. Zeker als
ik mijn paarden in stelling breng is het eerste spel al snel afgelopen. Dat
moet dus anders.
Ik haal al mijn stukken, op de koning na, van het bord en
laat hem alleen twee torens en een koning houden. Daarmee moet hij mij mat
zetten. Hij moet mij steeds een rij naar achteren dwingen. Soms geeft hij met
de verkeerde toren schaak en kan ik weer een rij naar voren. Ook geeft hij mij
soms de kans zijn toren te slaan. Zo leert hij dat hij zijn torens niet altijd
ongedekt kan laten staan. Het is veel voor zo’n mannetje, maar in twee dagen
maakt hij snel vorderingen. Steeds vaker en sneller weet hij mij mat te zetten.
En als hij dan op zondag aan zijn moeder demonstreert wat hij heeft geleerd,
staat die met grote verbaasde ogen te kijken. Bovendien kent zij het verschil
tussen een koning en een koningin niet. Maar trots is zij wel op haar
schaakprins.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten