Donderdag 29
december 2016
,,Opa IJsbeer, als je terug bent uit Lübeck zullen we dan
met zijn tweeën een dagje met de trein reizen’’, die vraag stel ik een paar
weken geleden aan mijn opa.
‘Natuurlijk wil ik dat wel’, antwoordt hij. ,,En
zullen we dan naar Groningen gaan? Daar ben ik nog nooit geweest.’’ Ook dat
vindt mijn opa een prima idee.
Mijn opa en oma kwamen gistermiddag thuis nadat zij de
kerstdagen in Duitsland zijn geweest en mijn papa en mama brachten mij en mijn
zusje gisteravond naar hen toe. Samen met Raema en Daniël hebben mijn papa en
mama de afgelopen dagen de kinderkamer opgeknapt en omdat Fayèn en Yari vandaag
met oma naar Kids Island gaan, sliepen wij drietjes – de kleinkinderen = in de
Faunabuurt.
Vanmorgen heeft Opa IJsbeer voor de kleintjes een
toverbroodje gemaakt en ik heb mijn eigen broodje gemaakt.
Om halftien zijn wij op pad gegaan, met de bus naar het
station van Almere Buiten en vandaar met de trein naar Lelystad. ‘Het is een
kleine wereld’, zegt mijn opa als we in de trein zitten. Hij bedoelt dat we
bijna niets kunnen zien. Er hangt een dikke deken mist over de
Oostvaardersplassen, de dieren – runderen, paarden, edelherten –, die je
meestal kunt zien lopen, zijn nu nergens te bekennen.
De omtrekken van de gevangenis van Lelystad zijn wel
waarneembaar en niet veel later stappen we op het station van Lelystad over op
de Intercity naar Leeuwarden. Ik hoor jullie bijna denken; de reis gaat toch
naar Groningen? Inderdaad, wij stappen over in Zwolle, nadat we de IJssel zijn
overgestoken.
Opa legt mij uit dat Nederland een paar grote rivieren
heeft. De Maas en de Rijn ken ik al. De Waal en de IJssel zijn zijrivieren van
de Rijn. Zo is zo’n reisje niet alleen leuk, maar leer ik er ook altijd weer
iets bij.
Het stuk naar Assen vind ik heel lang duren, maar als we
daar voorbij zijn, zijn we ook zo in Groningen. Opa IJsbeer wil met mij naar de
Martinitoren. Zelf wil ik liever meteen door naar Leeuwarden, een hele dag
‘treinen’ is toch veel leuker dan een stuk wandelen. Maar om hem een plezier te
doen, pak ik hem bij de hand en gaan we de stad in. Eerst langs het Groninger
Museum.
Daar hebben ze een tentoonstelling van Rodin, dat is een beroemde
beeldhouwer uit Parijs. Zijn beroemdste beelden zijn De Denker en De Kus. Opa
heeft die beelden ooit in Laren gezien. Van sommige beelden zijn er meer
gemaakt, zo staat er in Laren een exemplaar van De Denker. Dat beeld is in 2007
gestolen en zwaar beschadigd teruggevonden. Vier jaar later is het na hersteld
te zijn weer in het museum Singer te zien.
Voor Opa IJsbeer zet ik diverse beelden en kerken op de
foto en speciaal voor Mamoe maak ik ook nog een paar foto’s van de synagoge van
Groningen. Vanwege de chanoeka-viering is er daar geen rondleiding vandaag.
Chanoeka wordt ook wel het lichtfeest genoemd en dan wordt door Joden de
reiniging van de tempel herdacht. Dit is voor hen een heel belangrijk feest.
Akerkhof ken ik van Monopoly en bij die straat gaan we de
Vismarkt op. Nou ik denk dat de Groningers dat beter een andere naam aan die
markt kunnen geven, want er staat maar een viskraam op. Ach, veel mensen staan
er niet om een visje te kopen. Opa IJsbeer denkt er niet aan om bij hen te gaan
staan. Misschien is hij wel de enige IJsbeer die niet gek is op vis.
Iets verderop vinden we eindelijk de Martinitoren. 97
meter hoog is D’Olle Grieze, zoals de Groningers de toren noemen. Je kunt de
toren wel beklimmen, 311 treden, maar dat vind ik toch wel een beetje veel.
Misschien als ik wat ouder ben, maar voor vandaag is het ernaar kijken al
genoeg.

We wandelen langs het Schuitendiep, de St. Jozefkathedraal en de
Herensingel. Ook daar staan beelden, die ik op de foto zet. Opa vertelt me dat
toen dat beeld van De Denker is gestolen er meer beelden in Nederland zijn
gestolen. Dat deden de dieven vooral voor het brons, het materiaal waarvan die
beelden zijn gemaakt. Als ze het Werkman-monument hadden gestolen, hadden ze
een hoop geld gekregen denk ik, want dit beeld is wel vijf meter hoog. Het is
een afgekapte boom en staat in een plantsoen. Het is een verwijzing naar een
Groningse drukker en kunstenaar, die in brieven het omhakken van bomen
aanhaalt, iets wat de beeldhouwer Armando als kind in de oorlog moest doen. In
dezelfde oorlog waarin de Duitsers Werkman hebben doodgeschoten. Dat vind ik
eigenlijk heel gemeen, dat doodschieten.

Ik wil daar niet verder over nadenken. Bovendien heb ik
trek gekregen van dat wandelen. ,,Opa zullen we nog wat gaan eten”, vraag ik
daarom als we bijna bij het station zijn. Hij vindt dat goed en omdat er geen
McDonald’s in de buurt is gaan we naar de Subway. Ik bestel een broodje ham en
opa neemt een broodje beef. Hij bestelt en betaalt. Zo hoort het ook, eerlijk
zullen we alles delen; ik mag kiezen en hij betalen.
Nou ik het toch over kiezen heb, mijn keuze om naar
Leeuwarden en misschien wel naar Harlingen door te gaan wordt definitief
afgewezen. Zoveel keuze heb ik dus ook niet. Maar daar komt iets anders voor in
de plaats. Veel leuker. We gaan naar school, naar Roodeschool.
Verder kun je
niet met de trein zegt opa. Nou eerst zien en dan pas geloven. En daarom
stappen we in de stoptrein naar Roodeschool.
De trein is een rode trein van Arriva, die eerst nog in
Groningen Noord halthoudt voor hij bij allerlei kleine dorpjes stopt. Bij
Sauwerd gaat opa ineens zwaaien. ,,Waarom doe je dat nou opa?’’
‘Hier woont Bianca’, zegt hij ‘en die ken ik onder andere
van Hyves en Facebook en haar heb ik voor het eerst in de trein ontmoet, toen
ik naar een gedichtenmiddag in Purmerend reed.’
Ik zie niemand terugzwaaien dus zal ze er wel niet zijn.
‘Misschien is ze druk met het schrijven van een nieuw gedicht’, zegt opa nog,
maar ik denk hij dat gewoon verzint. Wij rijden alweer en komen steeds
dichterbij het eindpunt. Uithuizen, Uithuizermeeden, overal zet ik het bordje
met de plaatsnaam op de foto en dan eindelijk stopt de trein in Roodeschool.
Wij stappen als laatsten uit, o nee, ook de machinist is
er nog. Ik vind treinen leuk en mag voorin bij hem kijken. Hij legt uit dat hij
onderweg een foutje heeft gemaakt, te snel heeft opgetrokken waardoor er een
belletje ging. Toeteren hoeft hij niet meer bij Winsum vertelt de machinist.
Daar is vorige maand een ernstig ongeluk gebeurd op een onbewaakte
spoorwegovergang, dus zonder spoorbomen, en om te waarschuwen toeteren de
treinen voor die overgang. De mensen in Winsum vinden dat vreselijk. Vanaf
morgen is er een noodweg klaar en is die gevaarlijke overgang gesloten.
De
machinist laat ook zien dat hij voorin kan zien wat er elders in de trein
gebeurt. Arriva rijdt niet met conducteurs en de machinisten moeten de
veiligheid in de gaten houden. Wel zijn er zo nu en dan stewards die controles
uitoefenen. Wij hebben die niet gezien. Ook niet op de terugweg. Wel in de
trein van NS, toen zijn de kaartjes wel gecontroleerd.
Vlak voor Roodeschool splitst het spoor zich. Er gaat nog
een lijntje verder naar het industrieterrein van Eemshaven, voor de
goederentreinen. Aan dat spoor komt ook een nieuw station voor Roodeschool. Dat
nieuwe station moet volgend jaar klaar zijn, dan komt er ook nog een station in
Eemshaven en dat krijgt een aansluiting naar Borkum in Duitsland. Dat moet in
2018 klaar zijn. ,,Opa, dus dan gaan we nog keer hier heen hè.’’
Op de terugweg naar Groningen kan opa zich niet inhouden
en zit opnieuw te zwaaien, terwijl er in Sauwerd echt niemand in- of uitstapt
en ook niemand op straat is te zien. Ach van mij mag hij, zo lang hij zwaait
kan hij geen ander kattenkwaad uithalen, want een beetje ondeugend is hij zo nu
en dan wel. De tijd gaat daardoor wel extra snel. In Groningen zijn we netjes
op tijd voor de Intercity naar Rotterdam. Die stopt ook in Assen en Zwolle en
daar kunnen we overstappen naar Almere. Tenminste als alles op tijd rijdt.

We vertrekken iets te laat. Dat zal dus aanpoten worden.
Misschien dat de trein onderweg nog wat tijdwinst kan boeken. Maar uiteraard
kunnen opa en ik er niets aan veranderen. Wij krijgen alle tijd om naar buiten
te kijken, waar het langzaam donker begint te worden. Bij Staphorst rijdt een
rits motoren. Die doen mee aan een off road rit, waarbij ze langs akkers en zo
rijden; de Stappersterveldrit. Op sommige plekken houden mensen het verkeer
tegen zodat de motoren veilig kunnen oversteken.
Wij moeten ook wachten, voor Zwolle staat de trein stil.
Nou daar gaat de aansluitende trein, dat wordt wachten. Opa houdt de moed erin
en als we in Zwolle uitstappen staat de trein naar Den Haag en Almere er nog.
‘Rennen Gianny’, roept Opa. Inderdaad ook Opa IJsbeer rent. Het heeft meer weg
van hinkelen, zodat ik bijna nog de trein mis, omdat ik van het lachen stilsta.
Gelukkig ziet de conducteur ons komen en als we alle twee in de trein zijn,
blaast hij op zijn fluitje en vertrekt de trein.

Het laatste stukje van de reis. We zoeken weer een plekje
op in de eerste klasse. Ik ga aan de andere kant van het gangpad zitten, zodat
opa wat rust heeft. Ik zie dat hij moe begint te worden en zo nu en dan zijn
ogen even dicht doet. Nee, ongerust maak ik me geen moment. Als hij in slaap
valt maak ik hem wel wakker als we bij Almere Buiten zijn. Dat is overigens
niet nodig. Hij weet precies waar we zijn en houdt alles in de hand. In de hal
van het station van Stad staat mijn moeder al te wachten. En ondanks dat ik een
geweldige dag heb gehad met de IJsbeer is het hartstikke fijn om in de armen
van mijn mama te kunnen springen.
In het centrum stappen wij in de bus naar
Haven en opa gaat terug naar Buiten, waar Mamoe het eten klaar heeft als hij
thuiskomt.