
Het waren stoere verhalen vol spanning.
Gijs was een lieve jongen, vier jaar ouder was hij.
En hij had zijn streken. De ondeugendheid straalde er bij ons vanaf.
Maar alles bleef redelijk binnen de perken.

Hij haalde zijn zwemdiploma.
Zelf dacht ik het zonder zwemles te kunnen en verzoop zowat in het diepe.
De zwemlessen waren daarna niet meer aan mij besteed.
Pas later leerde ik mezelf boven water te houden.
Het ontzag voor water stamt uit die tijd; mijn eerste levensles.
Het bleef niet bij zwemmen. Zijn oude fiets ging naar mij. Samen gingen we op pad. Wielerwedstrijdjes houden.
Ook dat hoorde erbij.
En Gijs liet me vaak winnen.

Hij was er als je hem nodig had.
Een heilige?
Nee, dat niet.
Gijs nam mij mee, op sleeptouw, het bos in bij zee.
Paddenstoelen zoeken, naar vogels luisteren.
Het was een zorgeloos leven van spelen en leren.
Judoën bij Cees Rebel, in een klaslokaal van de oude Rehobothschool.
Hij was mij lang de baas, maar ondanks het leeftijdsverschil was dat niet altijd zo.

Aan zijn hand mocht ik mee naar de weg (de oude weg van Utrecht naar Arnhem), maar eerst wel even je goeie goed aan doen.
Hij leerde mij roken. We waren beiden nog veel te jong.
Ziek was ik van die eerste sigaret.
Hoe Gijs zich voelde weet ik niet meer. Wel dat er heel wat sigaretten en later (sigaren en pijpjes tabak) zouden volgen.

De klap kwam hard aan. Zeker bij mij.
En ruim veertig jaar later kan, ik daar nog steeds moeilijk mee omgaan.
Het heeft mij gevormd. In het ouderlijk huis viel zijn naam nog maar heel zelden.
Wij moesten door en eigenlijk wist niemand hoe.
Ik mis hem nog steeds.

Dit verandert nooit: Gijs blijft altijd mijn grote broer.