Maandag 13 juni
2016
Vandaag heb ik Opa IJsbeer helemaal voor mij alleen. Nou
ja, niet de hele dag, maar wel een deel ervan. Meestal is mijn neefje Yari er
ook, maar Boefje – zoals opa hem noemt - gaat tegenwoordig naar school en omdat
zijn vader vrij is, komt hij niet en zijn broertje Daeley, een baby nog,
evenmin. Opa IJsbeer noemt Daeley overigens vaak Beertje en mijn broer Gianny
is Binkie. Allemaal met een B en ik, ik ben Prinses. Papa brengt mij ‘s morgens
naar het huis van opa en Mamoe en samen met hem ga ik vandaag naar Amsterdam.
Mijn papa en mama hebben extra kleding meegegeven, want er kan een ongelukje
gebeuren. Maar die zijn niet nodig, want ik ben al een grote meid en geef zelf
aan als ik een plasje moet doen. En opa is daar wel blij mee.
We gaan met de bus naar het station Almere Buiten en
moeten even wachten op de trein. Ik mag niet dicht bij de rails komen. Dat is
gevaarlijk en als de snelle treinen – opa zegt Intercity’s (wat een gek woord)
– voorbij denderen, begrijp ik ook waarom. Die trekken zo hard aan mij, dat ik
anders zo maar onderuit was gegaan. Er komen er twee langs voor onze trein
komt.
We stappen in Weesp over in een andere trein. In
Amsterdam zie ik nog allerlei andere soorten treinen staan. Treinen die naar
het buitenland gaan, sprinters en locomotieven. En die kunnen allemaal heel
snel. Alleen de goederentreinen mogen niet hard. Vanaf het Centraal Station
nemen we de tram naar Artis, dwars door de stad die alweer heel druk is.
Ik heb mijn eigen pasje met een Californische zeeleeuw
erop en ook opa heeft een eigen pasje (met kikker) en we kunnen snel naar
binnen. Omdat ik honger heb, koopt opa een croissantje voor mij, voor we naar
de eerste dieren gaan kijken. Traditioneel zijn dat de watoessirunderen en de
dromedarissen, want die staan op het eerste veld als je de Amsterdamse
dierentuin binnenkomt.
Zelf heb ik een verlanglijstje gemaakt van dieren die ik
vandaag wil zien en we gaan als eerste naar de Apenrots met de Japanse makaken.
De Japanse makaak is winterhard en kun je goed herkennen aan hun rode gezicht.
Vandaag zijn ze heel erg vriendelijk en vlooien elkaar. Opa noemt dat
flikflooien en vertelt dat mensen dat soms ook wel doen.
Als de apen het niet met elkaar eens zijn, dan draaien ze
hun rug naar een ander toe. Het zijn net mensen. En als ze boos worden, komen
de haren overeind. Dat is nu niet het geval. Ze zitten heel braaf, een beetje
lui zelfs, op de rots bij elkaar en op een rijtje op een tak.
Het weer is vanmorgen niet echt goed en voor het gaat
regenen, gaan we het Apenhuis in. Dat zit aan het Vogelhuis vast. In het
Apenhuis zie ik de witgezichtsaki, die noemen ze ook wel de vliegende aap,
omdat die bijna door de bomen vliegt, en de noordelijke toepaja. Dat lijkt wel
een soort muisje. Die is snel joh. Ze rennen soms zomaar achter mij langs. Zo
snel dat Opa IJsbeer ze niet op de foto kan krijgen. Aan het plafond hangt nog
een Rodrigues vleerhond.
Omdat opa een kaart heeft gepakt met alle soorten daarop,
kan ik ze allemaal herkennen. Ook de Keniaanse kroonparelhoen met zijn gekke
blauwe kraagje en rode wangen. Die scharrelt vlak voor ons langs op zoek naar
fruit en zaden. Opa tilt mij op, zodat ik ook naar een televisie kan kijken. Er
is een camera gericht op het nest van de gewone jaarvogel en daar zit een jong
vogeltje in. Buiten zit ook een jaarvogel, in een kooi en die vliegt heel wild
heen en weer.
Ik vind dat wel leuk maar vind het tijd worden voor een
crunchy. Daar heb ik gewoon trek in en dat vertel ik mijn opa ook. Maar die
heeft helemaal niets meegenomen. Ja, drinken, maar dat wil ik niet. Ik heb zin
in wat lekkers.
Tussen twee buien door wandelen we snel naar het
reptielenhuis waar de alligator zoals bijna altijd ligt te slapen. Althans hij
houdt zich slapend, maar pas op. Ga niet het water in, want dan pakt-ie je met
zijn sterke kraken en scherpe tanden. Maar eerst hebben we bij het binnenkomen
al de groene boompython gezien. Iets verderop ligt een dikke netpython, die is
net zo dik als mijn been.
Buiten valt de regen bijna loodrecht naar beneden en
daarom blijven we lang binnen. Ik zie hagedissen, zoals de Chinese
krokodilstaarthagedis, leguanen en verschillende varanen. Sommige zijn heel
groot. Een enkeling ligt in het water. Een ander, de chuckwalla, kijkt mij aan
alsof ik een lekker hapje ben. Als hij bang is verstopt hij zich in een spleet
en blaast hij zijn longen zo op dat hij vastgeplakt zit aan de rotsen.
Gelukkig is het droog geworden en kunnen we weer naar
buiten en kunnen naar de grote dieren kijken. Papaleeuw heeft zich afgezonderd
van de leeuwinnen. Ze liggen allemaal in hun eigen hoek. Een van de olifanten
doet een dansje met mij. De slurf slingert heen en weer en zijn voeten dansen,
zoals een Griek danst. Opa IJsbeer wil ook meedansen, maar dat vind ik een
beetje te gek worden; een dansende ijsbeer.
Ik meet nog even hoe lang ik ben, maar nog niet lang
genoeg zegt opa om al in het Guinessbook of records te komen. Nou dan maar
niet. Dan ga ik wel op de foto met twee cheeta’s. Die staan voor het restaurant
met dezelfde naam en daar krijg ik minifrietjes en een kroket. Nou zo mini zijn
die patatjes niet hoor. En het zijn er ook best veel.
Van opa mag ik niet in de speeltuin. Vanwege de regen is
alles nat en vies geworden. Ik vind dat wel flauw van hem. Mijn mama en papa
hebben toch schone kleuren meegegeven. Dan had ik best nat en vies mogen worden.
Nou en vies ben ik toch wel, want mijn mouwen zijn heel smerig. We genieten nog
van de Californische zeeleeuwen en de pinguïns die in het bassin zwemmen. Ik
mag daar altijd vrij rondlopen en rennen. Ik druk mijn neus helemaal tegen het
glas.
Bij de vlinders blijven we niet zo gek lang, omdat ik het
wel heel er warm vind. Dat vinden de vlinders wel lekker. Die fladderen alle
kanten op en het zijn er ook wel heel veel. Een Artis-meneer zegt dat ik de
vlinders niet mag aanraken, omdat ze anders dood gaan. Nou dat wil ik niet
hoor. De gorilla is er niet en we wandelen langs de wolven. Vorige maand zijn
er babywolfjes geboren en ik zie tussen de struiken door dat er een jong wolfje
staat te drinken.
Tijd om naar de vissen te gaan, want die wil ik ook nog
zien. Natuurlijk, de haaien en de roggen. Die samen in het water zwemmen. En de
zwaluwstaartvis. Ja, waarom die zo heet? Een zwaluw is een vogel die soms over
het water scheert, maar dat doet deze vis echt niet. Ze noemen het ook wel de
monniksvis en ook daar snap ik iets meer van. Die leven meestal in groepen
samen en dat doen deze vissen, met hun dunne lippen, ook.
Het nieuwe luipaardonderkomen is nog niet klaar en als
laatste bezoeken we de kinderboerderij. Daar scharrelen heel grote kippen rond,
liggen kalfjes in het stro. Sommige hokken zijn dicht, maar niet allemaal en ik
mag van opa een paar dieren aaien. Wel oppassen, dat ze niet aan mij gaan
knabbelen.
Nadat ik netjes mijn handen heb gewassen mag ik van Opa
IJsbeer nog een knuffeldier kopen. Omdat er geen kleine wolfjes zijn, kies ik
voor een pinguïn. Zal Mamoe wel heel goed van mij vinden, want die vindt dat
zulke grappige dieren. Ze zwemmen heel snel en lopen heel schommelend. Als wij
in Artis zijn met haar, moeten we daar altijd even langs. Vandaag zijn we niet
bij de hokken geweest, maar ik heb er wel vier zien zwemmen.
Met de tram rijden we terug. Het duurt een hele tijd voor
er een tram komt. Twee trams slaan er af en als die van ons komt, dan moet de
trambestuurder eerst de rails met een staaf omzetten voor hij rechtdoor naar de
halte kan rijden. In de tram is het erg druk. Opa weet nog een plekje voor ons
te vinden en ik ga bij hem op schoot zitten, zodat we beiden niet door de tram
heen geslingerd worden tijdens het rijden. En dan ineens stoppen we op een
gekke plaats. We kunnen niet verder zegt de trambestuurder. Er is een
wisselstoring en er staan nog zeven trams voor ons. Daarom moeten we uitstappen
en helemaal teruglopen naar het treinstation.
Op verschillende plaatsen staan de trams stil en de
bestuurders staan buiten met elkaar te praten, of zitten in de deuropening te
wachten tot zij verder mogen rijden. Ik mag op de nek van Opa IJsbeer zitten en
zo wandelen we naar het station. Dat vind ik toch wel lekker hoor, want ik kan
dan wel een grote meid zijn, maar wel een met kleine beentjes en die worden
toch snel moe.
Op het station moeten we bijna een half uur wachten op de
sneltrein naar Almere en daarom koopt opa nog een ijsje voor me. Ik kies er een
uit met aardbeiensmaak. Hij smelt wel snel en een deel van mijn ijsje valt
helaas op de grond.
Met de trein en de bus gaan we naar Almere Buiten. Net
nadat we zijn uitgestapt laat opa op de brug mij nog even de jonge meerkoeten
zien die uit een ei zijn gekomen. Meerkoeten zijn watervogels, rallen of koeten
en hebben zo’n aparte witte plek op de kop. De jonge koeten hebben een lichte
borst en moeten altijd oppassen want reigers en snoeken vinden hen een lekker
hapje. Zielig hoor voor de mama en papa meerkoet. Moet er niet aan denken dat
ik word opgegeten.
Mamoe geeft mij nog iets te drinken en ik nestel mij
tegen haar aan, samen met mijn pinguïn, want ik ben toch wel moe geworden van
deze bijzondere dag.