24 november 2015

Prinsesje en de knipoog

Maandag 23 november 2015

Verwacht van mij geen nieuw sprookje, want daar ben ik veel te nuchter voor. Voor sprookjes vertellen. En ze bedenken? Dat laat ik liever aan anderen over. Net zoals avonturen beleven. Dat overkomt anderen altijd. Maar mij? Welnee. Ik heb maar een saai leven. Of toch…
 Mamoe moet vanmorgen werken en oppassen is wel heel vermoeiend voor Opa IJsbeer. De gehele dag binnen zitten en mij in de gaten houden, daar wordt hij heel lui van en dan valt hij aan het eind van de ochtend in slaap. Maar als hij met mij op pad gaat, dan is hij niet bij te houden. Niet tegen te houden, dan gaat hij maar door. Als ik niet zo nu en dan nee tegen hem zeg, nou dan liepen we nu nog. In Artis. Want daarheen heeft Opa IJsbeer mij meegenomen. Eerst met de bus en toen met de trein en nog een keer met de tram.
Maar het begint allemaal met papa, die mij in de blauwe auto bij opa brengt. In de kleine blauwe auto. En als opa klaar is met zijn klusjes gaan we met de bus naar Almere Stad. In de bus wordt de buspas van opa gecontroleerd door een collega van papa. En dat duurt en duurt maar. En er wordt nog een keer gekeken. En bijna zeg ik tegen die controlemeneer dat ik het apparaat in de bus echt heb horen piepen en dat mijn opa echt wel heeft ingecheckt. Maar toen is alles toch nog in orde en gaat de bus weer rijden.
 Op het station stappen we in een extra trein, een intercity, zo’n snelle trein die nergens stopt. Alleen in Amsterdam. Deze trein komt uit Duitsland vertelt opa. Het is een heel lange trein, met alleen aan de voorkant een locomotief en er zijn veel bladen om in te bladeren. En die zijn allemaal in het Duits. Ja, dat heb ik natuurlijk nog niet geleerd, Duits bedoel ik. Ik ben ook pas drie.
 Op het centraal station heeft opa nog snel wat krentenbollen voor ons gekocht. Nou ja snel. Bij de HEMA hebben ze wel allerlei andere broodjes en bij de AH zijn er nog maar twee. Toen heeft een vriendelijke vrouw er nog een aantal gebakken en hebben we voldoende broodjes, zodat ook mamoe nog een broodje heeft.
Mamoe een broodje? Maar die is er toch niet bij? Nee, maar dat komt nog. Dat weet ik op dat moment ook nog niet, dus niet zo ongeduldig doen, eerst nog de tram.
De tram staat er al en opa ziet een bank achterin waar we samen kunnen zitten. Nadat de tram twee keer is gestopt, komen er heel veel kinderen in de tram. Zo veel dat iedereen moet gaan staan. Nee, niet de mensen die al zitten, die mogen blijven zitten. Maar de rest, die naar binnen is gekomen, die moet allemaal staan. Nou en toen is het zo druk, dat we pardoes de halte van Artis voorbij rijden. We zijn toen een klein stukje terug gewandeld naar de ingang en daar heeft Opa IJsbeer voor mij een eigen Artiskaart gekocht. Ik ben al drie, dat heb ik je net verteld, en dan moet je betalen om in de dierentuin te mogen. Omdat ik nu een eigen kaart heb, een abonnement, mag ik er altijd in. Nou ja altijd, als de dierentuin open is. Wat ben ik trots. En ik mag mijn eigen kaart aan de mevrouw laten zien en die heeft meteen gekeken of de kaart wel goed is. 
En dan wordt het tijd voor een rondje dierentuin. Ik kan er niet omheen, of beter gezegd, we wandelen er uiteindelijk wel omheen, om de kamelen, die samen met het watoessirund op het kamelenveld staan. Die koeien hebben wel heel grote horens. Dat heb ik door de verrekijker nog eens van dichtbij kunnen zien. Jammer dat die kijker zo hoog staat, waardoor opa mij moet optillen. Dat kan hij een tijdje volhouden, maar niet te lang.
 In het vogelhuis heb ik geen trek, maar wel in een broodje krokodil. Het is een onechte gaviaal, volgens opa dan. De ene is heel lui en komt niet van zijn plek en de andere glijdt door het water en blijft daarna ook stil liggen.
Aan de andere kant van de gang heb je het hok van de komodovaraan, een hagedissoort. Hij knipoogt naar mij, maar dat wil ik niet. Ik vertrouw hem niet met zijn lange nagels. Ik heb gehoord dat hij tijdens zijn maaltijd bijna zijn gehele gewicht kan opeten. En ik heb geen zin om zijn volgende lekkere hapje te zijn.
 We wandelen weer naar buiten, langs nog meer hokken en beelden. Want Opa IJsbeer kan het niet laten om ook daar foto’s van te maken. En natuurlijk van de leeuwen. Dat zijn heel sterke dieren. En die haren van de mannetjesleeuw noemen ze manen. Nee geen maanen, dat is wat anders. En weet je wat ik bij die leeuwen ontdek, waarom veel mensen met een poes in huis een krabpaal hebben staan? Dat hebben ze afgekeken van Artis, want die hebben er een voor meneer leeuw neergezet, zodat hij zijn nagels kan slijpen. Wij hoeven dat niet, wij kunnen daarvoor een schaar gebruiken, of onze tanden. Vraag maar aan Opa IJsbeer. 
In de verte hoor ik de Afrikaanse wilde honden blaffen. Die hebben net een stuk vlees gekregen en staan dat te verscheuren. De olifanten zijn binnen. Het zand van het hok wordt verschoond en ze krijgen ook nieuw zand. Dat duurt even en al die tijd moeten ze binnenblijven en kunnen we ze niet zien. Jammer. Maar dan staat ineens Mamoe er. Dat is ook voor mij een verrassing. En Mamoe neemt meteen de regie over en we vertrekken naar de kleine zoogdieren. 
Knipogen naar de dwergoeistiti wil ik wel, maar deze kleinste apensoort is zo druk met eten dat de apen mij niet zien staan. Jammer voor hen, want toevallig ben ik wel het leukste prinsesje van de hele wereld en ken ik heel veel dansjes en liedjes.
 Via de beverrat, die worteltjes lust en misschien ook wel worteltjestaart, en de stokstaartjes komen we bij de giraffe en de zebra. 
Mamoe vindt het nu eindelijk ook tijd worden voor de Californische zeeleeuw. Wat kunnen die goed zwemmen zeg. Op hun buik en op hun rug. Veel beter dan Gianny, mijn grote broer. En ook veel beter dan opa. Dat is niet zo moeilijk hoor, want die heeft geen zwemdiploma. Heeft hij niet nodig zegt hij. Nou ik wil wel een diploma, zodat ik net zo goed kan zwemmen als de dolfijnen. Niet dat die hier zijn, daarvoor moet ik een keer met opa naar Harderwijk. Of met mama en papa. Maar met Opa IJsbeer is ook wel leuk. Het is nu tijd voor de lunch. We hebben de krentenbollen niet voor niets gekocht. En opa heeft ook nog een extra pakje drinken in zijn rugtas gestopt voor mij. 
En dan krijgt opa ineens vlinders in zijn buik; zijn wij, mamoe en ik, hem kwijt. Maar gelukkig duurt dat maar even en blijkt Opa IJsbeer gewoon op jacht te zijn. Hij jaagt op de morpho, dat is een mooie vlinder met blauw als hij aan het vlinderen is. De vleugeltjes gaan echter zo snel dat het opa niet lukt hem vliegend op de foto te krijgen. Wel rustig op een schoteltje. En we zien ook andere vlindersoorten, zoals de passiebloemvlinder en de uilvlinder. Maar mijn broer weet daar veel meer van te vertellen dan ik, want hij is hier al heel vaak geweest met Mamoe en heeft ze allemaal al aangestreept of is het afgestreept.
 Met Mamoe wandel ik over het spookpaadje van het verdwaalbos naar de gorilla’s. Die zijn bijna net zo sterk als de leeuw. 
We gaan nu nog even naar de zwartvoetpinguïns, de lievelingsdieren van mamoe. Zij vindt dat zij zo leuk waggelen en ik probeer ze na te doen. Deze pinguïns leven nu in Artis. Maar ook in Zuid-Afrika. Ze houden niet van ijs, hoewel je dat misschien wel zou denken. Ze kunnen ook niet vliegen, maar wel zwemmen, ook onder water, dan maken ze een vliegbeweging en kunnen wel dertig kilometer per uur zwemmen. Dat is hard hoor.
 Opa IJsbeer wil nog even naar het aquarium. Daar drukt hij zijn neus tegen de ramen bij het gestreepte zeepaardje. Die vindt hij zo neutig. Dat woord heeft hij onlangs geleerd en is Huizers voor leuk. Nou ik vind ze ook wel neutig. Tante Raema heeft trouwens liever een gewoon paard, in de gang staan. Maar ik denk niet dat oom Daniël dat leuk zal vinden. 
Ik wil naar de haaien. Dat heb ik van mijn neefje Yari geleerd, toen we hier samen zijn geweest. Maar eerst zie ik nog heel grote vissen. Ze hebben in het aquarium verschillende soorten haaien zoals de kleine verpleegsterhaai. die overdag slaapt. En de luipaardhaai, die maar heen en weer zwemt en wel twee meter lang kan worden. Ik zie ook nog een stierkophaai. Die wordt niet zo groot hoor, tussen de een en anderhalve meter. Hij is bijna niet bij mij weg te slaan. En maar knipogen. Ook al. Hem durf ik wel te haaien. Maar dat gaat niet want er zit glas tussen ons. Jammer hè, althans dat vind ik zo.
 Mamoe vind het nu welletjes en wil naar huis. Zij gaat alvast naar de uitgang en Opa IJsbeer en ik komen iets later. We wandelen heel rustig; met mijn kleine beentjes kan ik mamoe niet bijhouden. Als we bijna bij de uitgang zijn zien we haar weer. Heeft ze een tijgertje in haar jas verstopt. En die krijg ik. Mamoe zegt dat het een leeuw is, maar ik vind het een tijger. Daar heb ik er thuis ook al een van, maar die is gestreept en deze niet. Dus toch maar een leeuw?

Zo de dag zit er bijna op. We gaan met de tram en de trein terug en bij het station Almere Buiten staat papa al te wachten in de kleine blauwe auto. Samen met Mamoe zwaai ik als we met de trein langs rijden. Bij de auto geef ik Mamoe en Opa IJsbeer nog een dikke knuffel en opa? Die geeft mij bij deze opnieuw een vette knipoog.