12 april 2015

De zeeleeuwen worden nat

Zaterdag 11 april 2015

Natuurlijk houd ik veel van Mamoe en Opa IJsbeer en vind ik het leuk om daar zo nu en dan te zijn, maar het liefste ben ik toch bij mijn papa en mama. En dat laat ik ook merken als mijn papa en mama mij vrijdagavond bij opa en oma achterlaten. Mamoe troost mij en uiteindelijk ga ik slapen. Waarom ik niet thuisslaap? Omdat mama vandaag moet werken en papa een goede daad verricht bij de Hoogvliegers. En ik ben daar nog te jong voor, om ook mee te helpen. Maar reken maar, over tien jaar dan sta ik ook te helpen.
Goed ik logeer dus in de Faunabuurt en opa haalt mij vroeg uit bed. Wij gaan samen naar Artis. Dan gaat de dag ook lekker snel voorbij. Over Artis weet ik al heel veel, maar er is natuurlijk nog veel meer te zien. We gaan eerst met de bus en dan een stukje met de trein. Omdat er werkzaamheden ‘op het spoor’ zijn, rijden niet alle treinen. Wij hebben eerst een trein richting Hoofddorp, die niet verder gaat dan Diemen-Zuid. Die kant moeten wij niet op en daarom stappen wij over in Weesp. Onderweg heb ik schaapjes gezien, in de wei. Maar nog geen koeien. Waarom dat die nog niet in de wei mogen lopen, weet ik ook niet.
Als we in Weesp komen, staat de trein naar Amsterdam Centrum er al en die rijdt even later ook weg. Voor we het weten zijn we op het eindpunt. De tram is er nog niet, maar dat is niet erg. We wachten rustig en kunnen in een lege tram instappen. Bij Artis is het heel rustig en omdat ik al over een eigen pasje beschik, mogen wij zo doorlopen.
De kamelen zijn de eerste dieren die ik zie en een paar ezels. De herten met hun grote geweien kan ik niet vinden. In eerste instantie althans. Opa zegt dat ze er vandaag misschien niet zijn, maar ze hebben zich verstopt achter de ruggen van de dromedarissen. En dan ineens springen ze overeind en zie ik ze lekker toch.
Opa IJsbeer laat mij een ooievaar zien. Die komt over enkele maanden mijn broertje brengen, zegt hij. Nou hij vertelt wel vaker verhaaltjes. Ik geloof hem niet. Mijn broertje zit in mama’s buik en wordt echt niet in een theedoek – door de lucht – bij ons thuisgebracht door de ooievaar.
Bij de leeuwen gaan we op een bankje zitten en eten een krentenbol. De leeuwen zijn lui vandaag. Mamaleeuw en die andere vrouwtjesleeuw liggen aan de ene kant en papaleeuw aan de andere kant. Ze geeuwen eens, vooral voor de fotografen, en besluiten om verder geen aandacht aan de mensen te besteden.
Wij wandelen nu naar de krokodillen. Die hebben scherpe tanden en als je niet oppast, bijten ze zo in je bil. Niet dat ik daar bang voor ben, want tussen de krokodillen en mij zit glas. En daar kunnen ze niet overheen springen. Ook de krokodillen zijn lui en liggen bijna bewegingloos in het water. Achter glas liggen ook de slangen. Daar hebben ze er veel van in Artis, boa’s en een python, maar ook andere slangen, waar ik echt niet alle namen van ken. Als ik vaker naar de dierentuin ga, leer ik ze misschien wel vanzelf kennen, zoals deze roodstaart rattenslang.
De olifanten staan een beetje dik te zijn en een van die dieren wijst met zijn grote slagtanden naar mij. Gelukkig heeft hij die nog en is hij niet in Afrika, want daar wordt op ze gejaagd, vanwege die tanden. Die zijn van ivoor en daar wordt in China heel veel geld voor betaald.
Ik neem opa mee naar de Californische zeeleeuwen. Die doen kunstjes en krijgen daarvoor een visje. We moeten nog wel even wachten voor de oppasser met zijn emmertje vis komt. Een reiger staat ook al te wachten, maar die krijgt helemaal niets.
Wel zielig. En de pinguïns, twee zitten er eerst nog in een hok, krijgen ook geen vis. Als de oppasser komt, begint het te regenen. Hij heeft daarom een regenpak aangetrokken. Maar voor de zeeleeuwen heeft hij geen jasje meegenomen en die worden daarom nat. En als ze zwemmen, vraagt opa, worden ze dan niet nat? Nou dat is anders…
Omdat het regent laten wij de tweede demonstratie maar zitten en gaan naar binnen, naar de vlinders. Het is daar heel warm en opa ziet niets meer door zijn bril. Ook moet hij voortdurend de lens van de camera poetsen, omdat die ook beslaat. We zien hele grote vlinders.
Natuurlijk zijn ze heel en niet half, zoals op die reclame. Ze fladderen en zitten op eten, een meneer sproeit de bladeren. Over een paar jaar zal mamoe mij wel leren wat de namen van al die vlinders zijn. Nu zijn ze nog gewoon mooi.
Het aquarium vind ik in Artis altijd heel leuk. Daarom gaan we daar ook heen. Maar eerst komen we nog langs stokstaartjes en de wolven. Die zijn bijna net zo lui als de leeuwen en vertikken het om te huilen. Zelfs niet als ik begin te huilen als een wolf. Omdat het nog steeds regent lopen we ook bij de insecten binnen. De meeste zijn heel klein en daarom vind ik ze niet echt leuk. Behalve die grote spin natuurlijk, die is wel zo groot als een vogel. Daarom noemen ze hem ook zo.
Maar uiteindelijk komen we toch bij de vissen en vooral de haaien. Daar kan ik naar blijven kijken. Opa IJsbeer vindt dat goed en die gaat op een bankje zitten, terwijl ik met mijn neus tegen de ramen geplakt zit. Ik zie ook wel andere vissen, maar de haaien vind ik het leukst.
Wie ook leuk zijn? De paardjes, de zeepaardjes. Er zijn babyzeepaardjes, in een buisje. Die komen uit de buidel van papa zeepaard. Raar is dat, want bij de meeste dieren zorgt vooral mama voor de kleintjes en draagt ze in haar buik. Bij de zeepaardjes is dat niet het geval.
Het wordt langzaam tijd om weer te gaan, maar eerst nog even bij de kleine zoogdieren langs. De fennek blijft mooi, evenals de kleine aapjes en de marmotten, maar ik heb al zoveel gezien, dat ik daar eigenlijk niet meer naar wil kijken.
Zelfs de apenrots vind ik niet interessant. Opa koopt in de kiosk nog een boekje met verhaaltjes en liedjes voor mij en dan gaan we naar Almere terug.
Mamoe staat al te wachten en leest mij voor van Dikkertje Dap. Dat wil ik ook wel, van de nek van de giraf glijden. Dat doen we de volgende keer weer, belooft Opa IJsbeer. Door de regen is de giraffennek nu te nat geworden.