14 augustus 2014

Oppassen


Vandaag moet ik oppassen, oppassen op mijn Opa IJsbeer. Tot op heden waren de rollen omgedraaid. Mamoe heeft echter veel vertrouwen in me dat ik die belangrijke taak heb gekregen, terwijl ik toch pas zeven jaar ben.
Omdat papa en mama moeten werken en ik nog vakantie heb, ga ik samen met mijn zusje Fayén naar Opa IJsbeer en Mamoe. Ook Yari komt en voor opa is dat wel erg druk, die moet oppassen dat hij niet te veel prikkels in zijn hoofd krijgt. Wij zijn soms best druk en in een kleine ruimte is dat teveel. Opa stelt voor om samen weg te gaan, dan kan ik een beetje op hem letten. De twee jongsten blijven dan bij Mamoe. Ik mag kiezen tussen Amersfoort en Den Haag, het Dierenpark en Madurodam. Omdat ik in het weekend met Mamoe naar Artis ga, is die keuze niet moeilijk. Dat wordt dus met de trein naar de Hofstad, zoals de hoofdstad van de provincie Zuid-Holland ook wel wordt genoemd. En zo begint even voor negenen een nieuw avontuur.
De bus richting het centrum van Stad komt eraan als we bijna bij de brug zijn. Rennen! Nee, dat kan opa niet meer dus lopen we rustig door. ‘Ach de volgende bus komt toch over acht minuten’, weet ik, dus waarom zullen we ons haasten. Eerst komt er nog een vijf de andere kant op en daarna komt ook onze buslijn vijf. Op het station probeert opa een railrunner te laden op een OV-chipkaart, maar dat lukt niet. Bij de informatiebalie kan hij wel een kaartje kopen bij een mijnheer die hij van vroeger kent, van het voetbal. Dat kaartje is de hele dag geldig. Wel moet ik het kaartje net als iedere andere OV-chipkaart bij de incheckpalen voor het schermpje houden. Samen met opa mag ik eerste klas reizen. Ben je alleen en gebruik je een railrunner dan moet je tweede klas reizen en mag je niet mee in de eerste klas.
De Intercity naar Den Haag komt al snel. Het is een dubbeldekstrein en ik wil het liefst beneden zitten, dan kan ik alles beter zien. En zo geschiede en snellen wij samen met vele anderen over door stalen wielen gepoetste roestige staven langs stationnetjes en maken een eerste stop in Duivendrecht. Na nog een halte gaan we ondergronds en als ik de blauwe lucht weer zie worden we enige tijd vergezeld door een vliegtuig, misschien wel op weg naar Engeland.

Een van de voordelen van reizen met de trein is dat je niet in een gordel hoeft te zitten. En soms ook nog mag opstaan. Om naar het toilet te gaan. ‘De plas valt zomaar bij het doortrekken op de rails.’ Ondanks dat ik in de trein al een keer naar het toilet ben geweest, ga ik op het station nogmaals. En ben snel klaar. Opa moet ook en twee moet keer vijftig eurocent betalen van een giftige toiletjuffrouw, die maar blijf zeuren over service, maar het vertikt om papieren handdoekjes in de lege automaat te doen.

Bij de informatiebalie op het treinstation hoort Opa IJsbeer dat we met tramlijn 9 naar Madurodam moeten. Tramlijn 9, ha, dat is toevallig. ‘In Amsterdam hebben we dezelfde tram naar Artis.’ Wij rijden langs het Malieveld, waar vaak wordt gedemonstreerd en we komen door een straat met allerlei ambassades en consulaten voor we uit moeten stappen. Toch duurt de rit niet lang en ook in Madurodam hoeven we niet lang te wachten voor we naar binnen kunnen.

Ik ben er al eens vaker geweest, onder andere met opa en oma van de bootjes. Het eerste dat we zien als we echt in het park zijn, zijn een aantal grote boten; een containerschip de geduwd wordt door een duwboot en een snelle veerboot. Een andere dan waarmee ik wel eens ben overgestoken naar Engeland. Het water staat heel erg laag en daardoor zie je dat de boten op schragen zijn gezet en niet kunnen varen. Dat komt omdat de mensen van Madurodam de haven aan het opknappen zijn. Geen minimensen, maar echte mensen doen dat.
In Madurodam staan allerlei gebouwen, kerken, boerderijen, de windmolens van Kinderdijk, maar ook het gemeentehuis van Hilversum. Opa vertelt dat hij in dat gebouw veertig jaar geleden is getrouwd. Daar geloof ik niks van, want daarvoor is het veel te klein. Misschien dat Pinkeltje daarin is getrouwd, maar opa en mamoe? Mooi niet! Dat geloof ik niet!

Er zijn meer gebouwen uit Hilversum, zoals Beeld en Geluid, dat op het Mediapark staat. Daar komt de radio en de televisie vandaan.

Zelf mag ik muziek maken. Voor een heel groot publiek, het lijkt wel Sunsation of iets wat erop lijkt. Misschien word ik dat wel als ik groot ben, of treinmachinist. Dat lijkt me ook gaaf. Die treinen vind ik sowieso bijzonder en iedere keer zoek ik de treinen op. Gek eigenlijk, de bus rijdt wel, maar de tram niet. De treinen vind ik echter toch wel het leukst van allemaal, leuker dan de talloze auto’s, vrachtwagens en bussen die er rijden. En veel leuker dan al die andere dingen, zoals de gaswinning bij Slochteren of de boortorens die op veel plaatsen in zee te vinden zijn. Zowel in de Noordzee als op de Wadden. Ik heb ze wel eens in de verte zien staan. Opa laat me zien dat er erg veel mensen op werken en die gaan er altijd naar toe met een helikopter. Jammer dat die nu niet vliegt.

Ook op Schiphol vliegen de vliegtuigen niet echt, wel taxiet er een vliegtuig over de baan. Maar zoals gezegd de treinen vind ik het leukst. In Nederland is het station van Utrecht het grootst en dat staat hier ook in Madurodam.
Tussen de middag eten we een broodje en daarna mag ik alleen op pad. En dan ga ik toch weer naar de treinen. Heel even ga ik naar de speeltuin. Ik kijk even rond, maar zin in de glijbaan of de klimbaan heb ik niet. Dat klimmen is meer iets voor papa, maar er hij zal hier ook wel niks aan vinden, want er is geen modder om door te rollen.

Toch vind ik het wel leuk om bezig te zijn, de doe-dingen. Zoals de bootjes, die door sluisjes geholpen moeten worden. In de havens kun je takelen en op de veiling kun je bloemen kopen. Maar dat moet ik alleen doen, want er zijn geen andere kinderen met wie ik dat kan doen. Misschien een volgende keer.

Opa IJsbeer heeft ondertussen oren uitgezet, want het wordt steeds drukker en dan krijgt hij last van zijn hoofd. We maken nog een klein rondje. Hij wijst mij op een kasteel. Of ik daar wel eens ben geweest. Het is het Muiderslot en ik denk het wel. Het ligt vlakbij Almere, maar ik kan het me niet goed meer herinneren. We zullen er best nog wel een keer heen gaan. Opa gaat ook nog op zoek naar een Almeerse inbreng, maar kan die niet vinden. Een aantal woningen uit Amersfoort lijken wel veel op huizen uit de Regenboogbuurt, maar het bordje geeft echt iets anders aan. ‘Jammer.’

De tram brengt ons snel weer terug naar het treinstation. Op de borden van het station staat de trein naar Almere niet aangegeven en omdat er niemand in de informatiebalie zit vraagt opa aan een conducteur of die weet waar de trein naar Almere komt. Nou dat treft. We staan erbij en hij gaat over zeven minuten. Naar Groningen, via Almere dus. Rechtstreeks.

We gaan nu bovenin zitten, maar dat is een stiltecoupé en ik wil toch wel graag praten. Dus gaan we naar beneden. Oeps, Opa IJsbeer is vergeten in te checken en gaat dat nog snel doen. Ik moet op de tassen passen, maar kijk wel stiekem of hij op tijd terug is. Hij stapt halverwege de trein in om mij te verrassen, maar dat lukt hem niet, want ik heb hem al gezien.

Onderweg vraagt een meisje aan opa of dat de eerste klas coupé is. Opa geeft in het Engels antwoord. Ik kan dat niet verstaan, maar opa is wel zo lief dat hij het voor mij vertaald. Heus, ik ben niet nieuwsgierig, maar wil net zoals Opa IJsbeer wel graag alles weten. Binnen een uur zijn we terug in Almere. Opa heeft met papa en mama gewhatsappt en die komen mij op het station in Almere Stad ophalen. Mama wacht samen met Fayén op het perron. In de hal nemen we afscheid. Opa zegt dat hij het laatste stukje wel alleen durft te rijden. ‘Opa bedankt hè voor het oppassen.’